In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Trio Real Estate Development N.V. (hierna: Trio) een vordering ingesteld tegen het Land Aruba. Trio stelt dat het Land tekort heeft geschoten in haar toezichtplicht met betrekking tot de bouw van een condominium complex door Mar Azul Development Company N.V. (hierna: Mar Azul). De vordering is gebaseerd op de stelling dat Mar Azul, ondanks een bouwstop opgelegd door de minister van Infrastructuur, de bouw heeft voortgezet, waardoor een deel van het complex buiten de erfpachtgrenzen is gebouwd. Trio heeft hierdoor schade geleden, omdat zij het complex niet kon splitsen in appartementsrechten en daardoor geen inkomsten kon genereren om haar hypotheekschuld aan Sagicor Life Aruba N.V. te voldoen.
Het Gerecht heeft de vordering van Trio afgewezen. Het Gerecht overweegt dat het Land, na de aanvankelijke bouwstop, met Mar Azul een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten en dat het Land heeft beoogd medewerking te verlenen aan de legalisering van de bouw. Het Gerecht concludeert dat de enkele stelling van Trio dat de minister op de hoogte was van de overtredingen, onvoldoende is om te oordelen dat het Land in strijd met het ongeschreven recht heeft gehandeld door niet handhavend op te treden. De vordering wordt afgewezen en Trio wordt veroordeeld in de proceskosten van het Land, die op nihil worden begroot, aangezien het Land zich heeft laten vertegenwoordigen door een ambtenaar.
Dit vonnis is gewezen op 20 mei 2020 door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.