In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vereniging van eigenaren, hierna te noemen de eiseres, en de gedaagde, die in Nederland woont. De eiseres vorderde betaling van servicekosten van de gedaagde, die eigenaar is van een appartement in Aruba. De gedaagde heeft verweer gevoerd en aangevoerd dat het Gerecht in Aruba zich onbevoegd moet verklaren, omdat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van het EEX-Verdrag. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de gedaagde in Nederland woont, en dat de hoofdregel van het EEX-Verdrag bepaalt dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is. De eiseres heeft betoogd dat het geschil betrekking heeft op een onroerende zaak in Aruba, maar het Gerecht oordeelt dat de vordering van de eiseres niet voldoet aan de vereisten van het EEX-Verdrag, omdat het een geldvordering betreft die niet als zakelijk recht kan worden gekwalificeerd. Het Gerecht heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van het verzoek kennis te nemen en de eiseres veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.