In deze civiele procedure, aangespannen door de naamloze vennootschap ELMAR N.V. tegen een gedaagde partij, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 mei 2020 een eindvonnis uitgesproken. De zaak betreft een vordering van ELMAR N.V. tot betaling van elektriciteitskosten die door de gedaagde zijn verbruikt op het adres [adres 1]. ELMAR stelde dat de gedaagde gedurende de periode van december 2010 tot en met oktober 2012 een bedrag van Afl. 10.762,45 aan elektriciteit heeft verbruikt, gebaseerd op daadwerkelijk opgenomen meterstanden, ondanks dat er gedurende een bepaalde periode geen toegang tot de meters was. De gedaagde heeft de stellingen van ELMAR onvoldoende gemotiveerd betwist, waardoor het Gerecht het verweer van de gedaagde passeerde.
Het Gerecht heeft in eerdere tussenvonnissen ELMAR de gelegenheid gegeven om haar vordering nader te onderbouwen. ELMAR heeft dit gedaan door middel van verklaringen en gespecificeerde facturen. De gedaagde heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op deze onderbouwing te reageren, wat zijn positie verzwakte. Het Gerecht oordeelde dat de gedaagde als contractspartij van ELMAR verantwoordelijk was voor de betaling van de gevorderde bedragen.
De uitspraak van het Gerecht houdt in dat de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van het totale bedrag van Afl. 16.201,03, vermeerderd met wettelijke rente, en dat hij ook de proceskosten moet vergoeden. De kosten zijn begroot op Afl. 750,- aan griffierechten, Afl. 206,70 aan verschotten en Afl. 2.500,- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.