ECLI:NL:OGEAA:2020:234

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
AUA201803094
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over onbetwiste vordering tot betaling van elektriciteitskosten door ELMAR N.V.

In deze civiele procedure, aangespannen door de naamloze vennootschap ELMAR N.V. tegen een gedaagde partij, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 mei 2020 een eindvonnis uitgesproken. De zaak betreft een vordering van ELMAR N.V. tot betaling van elektriciteitskosten die door de gedaagde zijn verbruikt op het adres [adres 1]. ELMAR stelde dat de gedaagde gedurende de periode van december 2010 tot en met oktober 2012 een bedrag van Afl. 10.762,45 aan elektriciteit heeft verbruikt, gebaseerd op daadwerkelijk opgenomen meterstanden, ondanks dat er gedurende een bepaalde periode geen toegang tot de meters was. De gedaagde heeft de stellingen van ELMAR onvoldoende gemotiveerd betwist, waardoor het Gerecht het verweer van de gedaagde passeerde.

Het Gerecht heeft in eerdere tussenvonnissen ELMAR de gelegenheid gegeven om haar vordering nader te onderbouwen. ELMAR heeft dit gedaan door middel van verklaringen en gespecificeerde facturen. De gedaagde heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op deze onderbouwing te reageren, wat zijn positie verzwakte. Het Gerecht oordeelde dat de gedaagde als contractspartij van ELMAR verantwoordelijk was voor de betaling van de gevorderde bedragen.

De uitspraak van het Gerecht houdt in dat de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van het totale bedrag van Afl. 16.201,03, vermeerderd met wettelijke rente, en dat hij ook de proceskosten moet vergoeden. De kosten zijn begroot op Afl. 750,- aan griffierechten, Afl. 206,70 aan verschotten en Afl. 2.500,- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 20 mei 2020
Behorend bij A.R. AUA201803094
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ELMAR N.V.,
te Aruba,
EISERES, hierna te noemen: Elmar,
gemachtigde: mr. A.I.N. Fräser,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
GEDAAGDE, hierna te noemen: [Gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 juli 2019;
  • de akte uitlating zijdens Elmar;
  • de op 23 oktober 2019 tegen [Gedaagde] verleende akte van niet dienen van de door
hem te nemen antwoordakte.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Bij voormeld tussenvonnis van 3 juli 2019 heeft het Gerecht Elmar in de gelegenheid gesteld om bij akte voldoende onderbouwd te stellen hoe zij tot het gevorderde bedrag ten aanzien van het adres [adres 1] is gekomen. Daarbij heeft het Gerecht onder meer overwogen dat Elmar dient aan te geven of dit bedrag op daadwerkelijk opgenomen standen en/of een daadwerkelijk opgenomen eindstand is gebaseerd en zo ja, op welke wijze Elmar dit feitelijk heeft gedaan, en dat [Gedaagde] op de akte zal kunnen reageren.
2.2
Elmar heeft bij akte te kennen gegeven dat de maandelijkse meterstanden zijn gebaseerd op schattingen, omdat zij gedurende de periode van mei 2011 tot en met september 2012 geen toegang had tot de meters aan de [adres 1]. De begin- en eindstanden van de meters zijn volgens Elmar echter fysiek opgenomen en op basis daarvan is het daadwerkelijke verbruik berekend. Eventueel foutief geschatte meterstanden kunnen op deze wijze worden gecorrigeerd, maar dit is in het geval van [Gedaagde] niet aan de orde, aldus Elmar. Elmar heeft haar stellingen onderbouwd met een verklaring van de
Assistant Supervisor Collection Department[…], waarin de door haar gestelde gang van zaken nader wordt toegelicht. In deze verklaring is onder meer vermeld dat de eindstanden bij het verwijderen van de meters door een administratieve medewerker van de meterafdeling zijn genoteerd, wat deze standen waren, en dat aan de hand van deze eindstanden en de beginstanden het daadwerkelijk gebruik berekend kon worden. Verder heeft Elmar de aan [Gedaagde] in rekening gebrachte gespecificeerde facturen voor [adres 1] over de periode december 2010 tot en met oktober 2012 ingebracht.
2.3
Van de hem geboden gelegenheid op de akte van Elmar te reageren en daarmee op de daarin door Elmar ingenomen stelling dat de eindstanden daadwerkelijk zijn opgenomen, heeft [Gedaagde] geen gebruik gemaakt. Gelet op voormelde nadere onderbouwing van de vordering door Elmar lag het op de weg van [Gedaagde] om zijn verweer dat Elmar de vordering op onjuiste schattingen van de meterstanden heeft gebaseerd nader te onderbouwen. Nu [Gedaagde] dit heeft nagelaten, heeft hij de stelling van Elmar dat over de periode van december 2010 tot en met oktober 2012 daadwerkelijk een bedrag van Afl.10.762,45 aan stroom is verbruikt op het adres [adres 1] onvoldoende gemotiveerd betwist. Op grond hiervan passeert het Gerecht het verweer van [Gedaagde] en staat voormelde stelling van Elmar vast. Onbetwist is voorts dat [Gedaagde] ten aanzien van dit adres in de desbetreffende periode contractspartij was van Elmar. De slotsom is daarom dat de door Elmar gevorderde som toewijsbaar is.
2.4
Zoals reeds overwogen in het tussenvonnis in r.o. 4.1 zijn de vorderingen ten aanzien van de adressen [adres 2] en [adres 3] voor het bedrag van Afl. 4.385,21 respectievelijk Afl. 1.053,37 toewijsbaar.
2.5
Nu de vorderingen ten aanzien van alle adressen toewijsbaar zijn, zal de vordering van Elmar in zijn geheel worden toegewezen.
2.6 [
Gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Elmar. Tot aan deze uitspraak worden die kosten begroot op Afl. 750,- aan griffierechten, Afl. 206,70 aan verschotten en Afl. 2.500,- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten van tarief 4 van het liquidatietarief).

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit Gerecht:
veroordeelt [Gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan Elmar te betalen Afl. 16.201,03, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 19 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [Gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Elmar worden begroot op Afl. 750,- aan griffierechten, Afl. 206,70 aan verschotten en Afl. 2.500,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 20 mei 2020 in aanwezigheid van de griffier.