Op 28 januari 2020 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op 1 mei 2007. Het verzoek tot ondertoezichtstelling werd ingediend door de Voogdijraad, die zich zorgen maakte over de situatie van het kind. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 30 september 2019 werd ingediend, gevolgd door een minderjarigenverhoor op 25 november 2019 en een mondelinge behandeling op 26 november 2019. De ouders van de minderjarige, de moeder en de vader, zijn niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij daartoe behoorlijk waren opgeroepen.
De feiten tonen aan dat de minderjarige is geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder, waarbij de vader de minderjarige heeft erkend. De moeder oefent het gezag over de minderjarige alleen uit. Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van de minderjarige voor een periode van één jaar, met een verzoek om plaatsing bij de peettante van het kind, mevrouw [naam peettante], en benoeming van [naam gezinsvoogdes] als gezinsvoogdes.
Het gerecht heeft vastgesteld dat er gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn, gebaseerd op het rapport van de Voogdijraad. De moeder vertoont psychische problemen, is warrig en agressief, en heeft geen inzicht in haar eigen problematiek. De minderjarige verblijft momenteel bij haar peettante, waar zij zich veilig voelt en geen contact met de moeder wenst. Het gerecht oordeelt dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de benodigde hulpverlening te kunnen opstarten. Tevens is het in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige noodzakelijk dat zij bij haar peettante verblijft. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.