ECLI:NL:OGEAA:2020:245

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
AUA201900879
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming erfpachtovereenkomst en afwijzing van de vordering

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. G. De Hoogd, een vordering ingediend tegen het Land Aruba, vertegenwoordigd door mr. M.P. Jansen. De vordering betreft de nakoming van een erfpachtovereenkomst die volgens eiser op 13 juni 2017 tot stand zou zijn gekomen. Eiser stelt gerechtigd te zijn tot het recht van erfpacht op een perceel in Aruba, maar het Land betwist dat er een geldige erfpachtovereenkomst is gesloten. De procedure omvatte verschillende schriftelijke stukken en mondelinge behandelingen, waarbij eiser zijn standpunt heeft toegelicht en het Land verweer heeft gevoerd. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen erfpachtovereenkomst tot stand is gekomen, en dat de goedkeuring van de Minister niet heeft geleid tot een dergelijke overeenkomst. Eiser heeft ook een beroep gedaan op verjaring, maar het Gerecht heeft geoordeeld dat deze grondslag niet kan worden toegewezen omdat de vordering niet is gewijzigd en er geen partijdebat heeft plaatsgevonden. Uiteindelijk heeft het Gerecht de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van het Land op nihil zijn begroot.

Uitspraak

Vonnis van 3 juni 2020
Behorend bij AUA201900879
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[EISER],
te Aruba,
EISER,
hierna ook te noemen: [Eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. G. De Hoogd,
tegen:
de openbare rechtspersoon
het Land Aruba,
te Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigde: de advocaat mr. M.P. Jansen.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift d.d. 20 maart 2019;
- de brief d.d. 4 april 2019 van het Land met producties;
- de mondelinge behandeling van 5 april 2019, op welke zitting [Eiser] pleitaantekeningen heeft overgelegd;
- de brief d.d. 30 april 2019 van [Eiser] met producties;
- de brief d.d. 30 april 2019 van het Land met producties;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 mei 2019;
- de akte uitlating van [Eiser] d.d. 15 mei 2019;
- de brief d.d. 27 juni 2019 van [Eiser] met bijlages;
- de mondelinge behandeling van 2 september 2019;
- de mondelinge behandeling van 16 september 2019;
- de akte uitlating van [Eiser] van 16 oktober 2019 met producties;
- de antwoordakte van het Land d.d. 13 november 2019 met productie;
- de akte uitlating van [Eiser] d.d. 11 december 2019.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
Eiser] is gerechtigde tot het recht van erfpacht ten aanzien van het perceel [adres] te Aruba, kadastraal bekend als [perceel] (hierna ook te noemen: het perceel). Hij heeft dit recht krachtens erfopvolging onder algemene titel verkregen. Met [Eiser] worden tevens bedoeld zijn rechtsvoorgangers. De blote eigendom van het perceel behoort toe aan het Land.
2.2
Op 16 april 1996 heeft [Eiser] bij het Land (de Minister van Publieke Werken) een verzoek ingediend tot het verlenen van een vergunning voor het bouwen van appartementen op het perceel. Bij beschikking van 15 mei 1996 is de aangevraagde vergunning verleend (verzoekschrift, prod. 1).
2.3
De appartementen zijn gebouwd.
2.4
Bij metingen die in 2008 zijn verricht, is gebleken dat de appartementen niet op het perceel zijn gebouwd, maar op het belendende perceel dat niet in erfpacht aan [Eiser] is uitgegeven. Het perceel waarop de appartementen zijn gebouwd (hierna: het belendende perceel), behoort in eigendom toe aan het Land.
2.5
Bij overeenkomst van 1 juli 2016 heeft [Eiser] het perceel en de appartementen aan Dell Real Estate N.V. verkocht. Levering van het perceel en de appartementen heeft niet kunnen plaatsvinden, omdat [Eiser] geen rechthebbende is ten aanzien van het belendende perceel.
2.6
Op 20 juli 2016 heeft [Eiser] een verzoek ingediend bij het Land (de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie; hierna: de Minister) voor uitbreiding van zijn erfpachtsperceel (verzoekschrift, prod. 3). Op de aanvraag is met de hand geschreven:
“dezerzijds akkoord. gaarne uw medewerking”.
Daarna volgt een handtekening en de datum 12 oktober 2016. De handgeschreven tekst is voorzien van een stempel van de Minister.
2.7
Op 12 juni 2017 heeft [Eiser] opnieuw een verzoek ingediend bij het Land (de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie) voor uitbreiding van zijn erfpachtsperceel (verzoekschrift, prod. 4). Op de aanvraag is met de hand geschreven:
“gaarne uw medewerking. dezerzijds geen bezwaar”.
Daarna volgt een handtekening en de datum 13 juni 2017. De handgeschreven tekst is voorzien van een stempel van de Minister.
2.8
Levering van het belendende perceel aan [Eiser] heeft niet plaatsgevonden.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
Eiser] vordert dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- het Land veroordeelt om uiterlijk binnen vier dagen na betekening van dit vonnis zijn verplichtingen uit hoofde van de erfpachtovereenkomst van 13 juni 2017 ter zake van de onroerende zaak na te komen, waaronder in ieder geval te verstaan aanvaarding van de levering van bedoeld erfpachtsrecht aan [Eiser], primair conform de door de notaris op te stellen concept-akte van levering van het erfpachtsrecht, subsidiair conform een door het gerecht in goede justitie te verstrekken instructie aan de notaris;
- bepaalt dat het Land een dwangsom verbeurt van Afl. 10.000,00, althans een door het gerecht in goede justitie te bepalen dwangsom, voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat gedaagde na betekening van dit vonnis geen uitvoering zal geven aan de veroordeling tot nakoming van de erfpachtovereenkomst;
- met veroordeling van het Land in de kosten van de procedure.
3.2
Het Land voert verweer. Het gerecht zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingaan op de grondslagen van de vordering en het daartegen gevoerde verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het Land heeft onder meer als verweer naar voren gebracht dat tussen partijen geen erfpachtovereenkomst tot stand is gekomen, zodat om die reden de vordering – die strekt tot nakoming van een beweerdelijk op 13 juni 2017 tot stand gekomen overeenkomst – moet worden afgewezen.
4.2 [
Eiser] heeft niet betwist dat tussen partijen geen erfpachtsovereenkomst tot stand is gekomen. Dat een geldige erfpachtovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, volgt ook niet uit de overgelegde producties. Daarbij merkt het gerecht ten overvloede op dat de goedkeuring die is verleend naar aanleiding van de aanvragen van 20 juli 2016 en 12 juni 2017 - waarbij tussen partijen niet in geschil is dat de goedkeuring is verleend door de Minister zelf - niet heeft geleid tot een erfpachtovereenkomt van het belendende perceel.
Dat betekent dat de vordering, die is gerecht op nakoming van de verplichtingen uit de erfpachtovereenkomst, niet kan worden toegewezen.
4.3
Ter zitting van 5 april 2019 heeft [Eiser] er een beroep op gedaan dat de appartementen in 1996 zijn gebouwd en dat zij bovendien met toestemming van het Land op het belendende perceel zijn gebouwd. De vordering tot afbraak van de appartementen is om die reden verjaard en, zo heeft het gerecht dit verweer begrepen, [Eiser] heeft door verjaring het recht van erfpacht ten aanzien van het belendende perceel verworven. [Eiser] heeft echter de door hem ingestelde vordering niet gewijzigd, zodat op deze grondslag de vordering thans in kort geding niet kan worden toegewezen. Ten aanzien van deze grondslag heeft bovendien ook geen partijdebat plaatsgevonden. Gezien de aard van de onderhavige procedure en de omstandigheid dat deze al vele keren is aangehouden om het geschil in onderling overleg op te lossen, zal het gerecht [Eiser] niet alsnog in de gelegenheid stellen om zijn vordering te wijzigen en het debat op dit punt te heropenen.
4.4
De slotsom is dan ook dat de vorderingen van [Eiser] zullen worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde procedure zal [Eiser] worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van het Land worden begroot op nihil.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
wijst de vorderingen af;
5.2
veroordeelt [Eiser] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van het Land worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 3 juni 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 3 juni 2020
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: KG nr. AUA201900879
Inhoudsindicatie: Civiel. Kort geding. Geen erfpachtovereenkomst.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: civiel
Rechter: mr. J.J. Verhoeven
Bijzondere kenmerken: