ECLI:NL:OGEAA:2020:251

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
17 juni 2020
Zaaknummer
AUA201903773
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsrechtelijke geschil over wijziging van werkplek en arbeidsvoorwaarden

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. D.G. Kock, een verzoek ingediend tegen verweerster, een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.M.E. Mohamed. De procedure vond plaats op 28 januari 2020, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Verzoekster verzocht onder andere om te verklaren dat de arbeidsovereenkomst nog steeds bestaat en om wedertewerkstelling in haar oude functie. Verweerster voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de verzoeken.

De feiten van de zaak zijn als volgt: verzoekster was in loondienst bij verweerster en had een arbeidsovereenkomst sinds 1 februari 2019. Op 16 juni 2019 werd verzoekster overgeplaatst naar een andere locatie met gewijzigde werktijden, wat zij niet accepteerde. Ondanks haar protesten heeft verweerster de overplaatsing doorgezet. Verzoekster is sindsdien niet meer verschenen op haar werk. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen sprake is van ontslag door verweerster en dat verzoekster de opdracht tot overplaatsing niet had mogen weigeren. De vordering tot wedertewerkstelling en doorbetaling van loon werd afgewezen, terwijl de arbeidsovereenkomst nog steeds bestaat. De proceskosten werden gecompenseerd tussen partijen.

De uitspraak van het Gerecht bevestigt dat de wijziging van de werkplek door verweerster redelijk was en dat verzoekster niet gerechtigd was om haar werkzaamheden te weigeren. De beschikking werd gegeven op 2 juni 2020 door mr. A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Beschikking van 2 juni 2020
Behorend bij E.J. AUA201903773
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam VBA],
h.o.d.n. [handelsnaam],
gevestigde in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: [verweerster],
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift;
-de mondelinge behandeling van de zaak op 28 januari 2020.
1.2
Ter zitting zijn verschenen: [verzoekster] bijgestaan door haar gemachtigde en [verweerster] bij haar gemachtigde. [verzoekster] heeft gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van repliek te reageren op het verweerschrift. Vervolgens heeft [verweerster] gedupliceerd, mede aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota.
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Naast verlof tot kosteloos procederen verzoekt [verzoekster] dat Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. voor recht verklaart dat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst nog steeds bestaat;
b. [verweerster] beveelt [verzoekster] binnen 5 dagen na de betekening van deze beschikking weer te werk te stellen in haar reguliere functie en werktijden, zulks op straffe van een dwangsom van Afl. 250,-- per dag dat [verweerster] dat bevel niet opvolgt;
c. [verweerster] beveelt het loon van [verzoekster] inclusief haar gemiddelde commissie door te blijven betalen totdat haar dienstverband rechtsgeldig zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
d. [verweerster] veroordeelt in de proceskosten.
2.2 [
verweerster] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [verzoekster] verzochte, kosten rechtens.

3.DE BEOORDELING

3.1.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
3.1.2 [
verweerster] exploiteert een bedrijf in de toeristische industrie in Aruba, dat zich toelegt op de verkoop en verzorging van tours, alsmede op de verhuur van watersportvaartuigen en off-road voertuigen aan met name toeristen. [verweerster] heeft meerdere locaties op Aruba van waaruit zij haar diensten aan de man brengt.
3.1.3 [
verzoekster] is krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst op 1 februari 2019 in loondienst getreden van [verweerster] als verkoopster tegen een laatstelijk loon van maandelijks Afl. 2.500,-- vermeerderd met een gemiddelde commissie van maandelijks Afl. 1.317,60. [verzoekster] voerde haar werkzaamheden voor [verweerster] uit van 15:00 uur tot 23:00 uur in een kiosk gelegen in Aruba in het South Beach Center te Palm Beach, alwaar zij voor [verweerster] voertuigen verhuurde en tours van [verweerster] verkocht aan klanten.
3.1.4
Op of omstreeks 16 juni 2019 heeft [verweerster] [verzoekster] vanwege lagere verkoopcijfers overgeplaatst naar een andere locatie, om aldaar haar werkzaamheden te verrichten van 08:00 uur tot 17:00 uur. Vanaf die overplaatsing mocht [verzoekster] zich niet meer voor de uitvoering van haar werkzaamheden melden op haar oude werkplek, maar zij moest zich melden op haar nieuwe werkplek.
3.1.5 [
verzoekster] heeft aan [verweerster] te kennen gegeven dat zij niet akkoord ging met haar overplaatsing vanwege de veranderde werktijden, de omstandigheid dat zij op de nieuwe locatie de hele dag in de zon zou moeten werken en dat zij aldaar minder commissie zou verdienen. Bij brief van 10 juli 2019 heeft [verzoekster] [verweerster] gesommeerd om weer tewerkgesteld te worden zoals voorheen het geval was.
3.1.6 [
verweerster] is ondanks het protest en voormelde sommatie van [verzoekster] bij haar beslissing tot overplaatsing van [verzoekster] gebleven, met werkuren van 08:00 uur tot 17:00 uur. Bij brief van 10 juli 2019 heeft [verweerster] [verzoekster] gesommeerd om de volgende dag om 09:00 uur de nieuwe locatie te verschijnen om aldaar haar werkzaamheden uit te voeren. Daarbij heeft [verweerster] aan [verzoekster] te kennen gegeven dat als zij aldaar en alsdan niet zou verschijnen, [verweerster] er van uit zou gaan dat [verzoekster] niet langer voor haar wilde werken en zelf ontslag had genomen.
3.1.7 [
verzoekster] heeft de instructie van [verweerster], om zich te melden op haar nieuwe werkplek nooit opgevolgd en zij is sindsdien zonder verdere berichtgeving niet meer op haar werk verschenen.
3.2
In het licht van voormelde feitelijkheden wordt het volgende overwogen. Uit die feitelijkheden volgt niet dat [verweerster] [verzoekster] heeft ontslagen, en evenmin volgt uit die feitelijkheden dat [verzoekster] ontslag heeft genomen. In het licht van het tussen partijen gerezen conflict wat betreft de voor [verzoekster] geldende werkplek en haar dienaangaande al dan niet impliciete standpunt dat geen sprake is van een redelijke opdracht valt zonder nadere doch ontbrekende uitleg niet in te zien dat sprake is van een door [verzoekster] genomen ontslag, zoals gesteld door [verweerster]. Dit klemt temeer omdat [verweerster] nooit navraag heeft gedaan bij [verzoekster] ter zake van de vraag of het klopte dat zij ontslag had genomen. Het verweer van [verweerster] op dit punt wordt verworpen.
3.3
Vorenstaande brengt reeds mee dat de vordering onder a. zal worden toegewezen.
3.4
De thans te beantwoorden vraag is of de door [verweerster] aan [verzoekster] gegeven opdracht om elders dan voorheen haar werkzaamheden te verrichten al dan niet als redelijk heeft te gelden. Als die vraag ontkennend moet worden beantwoord heeft te gelden dat [verzoekster] op goede grond die opdracht mocht weigeren, en dat de regel geen arbeid geen loon niet van toepassing is. Als die vraag bevestigend moet worden beantwoord, heeft te gelden dat [verzoekster] niet heeft gewerkt terwijl zij dat wel had behoren te doen, zodat de regel geen arbeid geen loon wel van toepassing is.
3.5
Ter zitting heeft [verzoekster] nader verklaard dat de veranderde werktijd op de nieuwe locatie (van 08:00 uur tot 17:00 uur) voor haar geen probleem oplevert. In zoverre is derhalve geen sprake van een onredelijke opdracht.
3.6
De stelling van [verzoekster] dat zij op de nieuwe werkplek de hele dag in de zon moest werken is tegen de achtergrond van het door [verweerster] op dit punt gevoerde verweer (dat die werkplek net als de oude is voorzien van bescherming tegen de zon) zonder nadere doch ontbrekende uitleg onbegrijpelijk. Daar komt bij dat [verzoekster] los van die bescherming ook zichzelf nog verder kan beschermen tegen de zon. De stelling van [verzoekster] dat zij allergisch is voor de zon en dat zij dat met een doktersbriefje kan onderbouwen kan haar niet baten, nu [verzoekster] die stelling eerst ter zitting heeft opgeworpen en deze beweerdelijke omstandigheid naar haar eigen zeggen tot dan toe nooit heeft kenbaar gemaakt aan [verweerster]. [verweerster] heeft deze beweerdelijke omstandigheid daarom niet kunnen meewegen in de totstandkoming van haar beslissing tot overplaatsing van [verzoekster], zodat dit niet aan [verweerster] kan worden tegengeworpen. Dit één en ander brengt mee dat ook in zoverre geen sprake is van een onredelijke opdracht.
3.7
De door [verweerster] bestreden stelling van [verzoekster] dat zij op de nieuwe werkplek minder commissie zou ontvangen dan voorheen mist naar het oordeel van het Gerecht voldoende onderbouwing. Gesteld noch is gebleken met name hoeveel minder [verzoekster] aldaar aan commissie zou ontvangen. Dit klemt temeer omdat [verzoekster] nooit heeft gewerkt op de nieuwe locatie, dus van ervaringsregels kan geen sprake zijn. Ook de hier besproken stelling van [verzoekster] kan niet leiden tot het oordeel dat sprake is van een onredelijke opdracht zijdens [verweerster].
3.8
De slotsom luidt dat de door [verweerster] aan [verzoekster] gegeven opdracht om elders dan voorheen haar werkzaamheden te verrichten niet als onredelijk heeft te gelden. Dat betekent dat [verzoekster] die opdracht niet had mogen weigeren, en gehouden was haar werkzaamheden voor [verweerster] vanaf half juni 2019 uit te voeren op de aan haar door [verweerster] toegewezen nieuwe locatie. Nu [verzoekster] dat heeft geweigerd, is de hoofdregel van het arbeidsrecht te dezen van toepassing: geen arbeid, geen loon. De vordering onder c. zal daarom worden afgewezen.
3.9
Zo ook de vordering onder b., nu die vordering ziet op wedertewerkstelling op de oude doch niet meer aan de orde zijn werkplek van [verzoekster].
3.1
In de uitkomst van deze procedure, partijen zijn over en weer in het (on)gelijk gesteld, ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren tussen partijen als na te melden.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-verklaart voor recht dat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst nog steeds bestaat;
-wijst af het meer of anders door [verzoekster] verzochte;
-compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
-verleent aan [verzoekster] verlof tot kosteloos procederen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 2 juni 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.