ECLI:NL:OGEAA:2020:260

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 juni 2020
Publicatiedatum
24 juni 2020
Zaaknummer
AUA201903545
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot machtiging en vervangende toestemming voor erfpacht door erfgenamen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J. Kock, een verzoek ingediend om machtiging en vervangende toestemming te verkrijgen om namens de gedaagden op te treden in een overeenkomst tot prijsgeving en vestiging van erfpacht. De gedaagden, erfgenamen van wijlen [overledene], zijn niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend. De feiten van de zaak zijn als volgt: wijlen [overledene] heeft in 2000 het recht van erfpacht verkregen op een perceel domeingrond in Aruba. De gedaagden zijn de ex-echtgenote en de zoon van wijlen [overledene]. Eiser vordert dat het gerecht hem machtigt om namens de gedaagden de erfpachtprijs te geven en om alle noodzakelijke handelingen te verrichten voor de vestiging van het recht van erfpacht.

Het gerecht heeft de vordering van eiser ongegrond en onrechtmatig verklaard. De rechter oordeelt dat de gevorderde machtiging en toestemming betrekking heeft op een overeenkomst die reeds door de gedaagden is ondertekend, maar dat eiser niet bevoegd was om deze overeenkomst namens de gedaagden te ondertekenen. Eiser heeft niet aangetoond dat er een verplichting bestaat voor de gedaagden om mee te werken aan de levering van het recht van erfpacht. De overeenkomst is opgesteld acht jaar na het overlijden van wijlen [overledene], en eiser heeft geen feiten gepresenteerd die de verplichting van de gedaagden onderbouwen.

De rechter heeft besloten dat eiser als de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van gedaagden worden begroot op nihil, aangezien zij niet in de procedure zijn verschenen. Het vonnis is uitgesproken op 10 juni 2020 door mr. J.J. Verhoeven in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 10 juni 2020
Behorend bij A.R. nr. AUA201903545
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VERSTEKVONNIS
in de zaak van:
[naam eiser],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: eiser,
gemachtigde: de advocaat mr. R.J. Kock,
tegen:
1. [naam gedaagde 1]zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Aruba of elders,
2. [naam gedaagde 2]zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Aruba of elders,
hierna ook te noemen: gedaagden, respectievelijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2].

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 11 oktober 2019.
1.2
Tegen de, behoorlijk opgeroepen doch niet verschenen, gedaagden is verstek verleend.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Wijlen de heer [naam overledene] (hierna: wijlen [overledene]) heeft bij notariële akte van 5 september 2000 het recht van erfpacht verkregen op het perceel domeingrond, kadastraal bekend als Land Aruba, Eerste Afdeling, Sectie K, nummer [kadastraal nummer], groot 612 m², gelegen te [naam perceel] op Aruba (hierna: het perceel).
2.2
Gedaagden zijn de erfgenamen van wijlen [overledene] die op 7 juni 2007 in Aruba is overleden. [gedaagde 1] is de ex-echtgenote van wijlen [overledene] en [gedaagde 2] is de zoon van wijlen [overledene].
2.3
In een schriftelijke overeenkomst tot prijsgeving en vestiging van erfpacht van 10 december 2018 (hierna: de overeenkomst), opgesteld door de Directie Infrastructuur en Planning (hierna: DIP) staat, voor zover van belang:

1. De publiekrechtelijke rechtspersoon Land Aruba, ten deze vertegenwoordigd door de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu;
2. De erfgenamen van [overledene] [naam erfpachter 1] (…), per adres [naam perceel] no. 20, hierna te noemen Erfpachter 1; en
3. de heer [naam erfpachter] (…), wonende te [naam perceel] no. 20, handelende voor zich in privé en als vertegenwoordiger van de erfgenamen van [overledene] [naam erfpachter 1], hierna te noemen Erfpachter; (…)
Artikel 3
Prijsgeving
1. Erfpachter 1 wenst het recht van erfpacht op het in artikel 2 genoemde perceel domeingrond prijs te geven. (…)“.
2.4
Uit het slot van de overeenkomst blijkt dat dezelfde handtekening staat genoteerd zowel onder Erfpachter als onder Erfpachter 1.

3.DE VORDERING

Eiser vordert dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, eiser machtigt en vervangende toestemming verleent om namens gedaagden in genoemde overeenkomst op te mogen treden, namens gedaagden het recht van erfpacht op genoemde perceel prijs te mogen geven conform artikel 3 lid 1 van genoemde overeenkomst, eiser machtigt om namens gedaagden al datgene te doen wat vereist mocht zijn in het kader van de verlening en of vestiging van het recht van erfpacht conform artikel 4 van genoemde overeenkomst, althans dat het door u uit te brengen vonnis in de plaats zal treden van eventuele noodzakelijke akten of een deel daarvan en gedaagden veroordeelt in de kosten van dit geding.

4.DE BEOORDELING

4.1
De vordering van de eiser komt ongegrond en onrechtmatig voor en zal daarom worden afgewezen. Uit de tekst van het inleidend verzoekschrift volgt dat de gevorderde machtiging en toestemming betrekking heeft op de (door DIP opgestelde) overeenkomst. Deze overeenkomst is reeds namens gedaagden ondertekend (naar het gerecht begrijpt: door eiser), maar het gerecht begrijpt uit de eigen stellingen van eiser dat hier geen machtiging en toestemming van gedaagden aan ten grondslag heeft gelegen. Eiser heeft ook geen machtiging overgelegd waaruit de toestemming blijkt om namens gedaagden de overeenkomst te ondertekenen. Het gerecht gaat er dan ook vanuit dat eiser niet bevoegd was om de overeenkomst mede namens gedaagden te ondertekenen.
De door eiser ingestelde vorderingen zijn alleen dan toewijsbaar, indien gedaagden jegens eiser gehouden zijn om de afspraken, zoals weergegeven in de overeenkomst, na te komen. Eiser heeft niet duidelijk gemaakt op welke grond gedaagden verplicht zouden zijn om mee te werken tot levering van het recht van erfpacht. De overeenkomst is opgesteld acht jaar nadat wijlen [overledene] is overleden. Eiser heeft geen feiten gesteld waaruit volgt dat de beide erfgenamen zich na de dood van de erflater hebben verbonden jegens eiser om mee te werken aan de levering van het recht van erfpacht. Voor zover eiser bedoeld te zeggen dat de verplichting op gedaagden rust als erfgenamen van wijlen [overledene], dan heeft eiser niet duidelijk gemaakt op grond waarvan wijlen [overledene] verplicht was mee te werken aan de overeenkomst. De enkele stelling dat wijlen [overledene] het recht van erfrecht wilde overdragen aan eiser is daartoe onvoldoende.
4.2
Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van gedaagden worden begroot op nihil. Gedaagden zijn niet in de procedure verschenen en hebben om die reden geen kosten gemaakt.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt eiser in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van gedaagden worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 10 juni 2020 in aanwezigheid van de griffier.