ECLI:NL:OGEAA:2020:261

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
24 juni 2020
Zaaknummer
AUA201904481
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over opzegtermijn en schadevergoeding bij onregelmatige opzegging van arbeidsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, staat de vraag centraal of er tussen partijen een opzegtermijn van twee maanden is overeengekomen. De verzoekster, Medical Enterprises Wijngaarde N.V., heeft een arbeidsovereenkomst met de verweerster, die als doktersassistente werkzaam was. De verweerster heeft haar arbeidsovereenkomst op 24 juli 2019 per direct opgezegd, terwijl Medical stelt dat er een opzegtermijn van twee maanden gold. Medical vordert schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging, terwijl de verweerster dit betwist. De procedure omvatte onder andere een mondelinge behandeling en diverse schriftelijke stukken, waaronder verzoekschriften en verweerschriften.

Het Gerecht oordeelt dat de verweerster zich aan de overeengekomen opzegtermijn diende te houden. De verweerster heeft niet voldoende onderbouwd dat de door Medical overgelegde arbeidsovereenkomst niet identiek is aan de door haar ondertekende overeenkomst. Het Gerecht concludeert dat de opzegtermijn van twee maanden rechtsgeldig is en dat de verweerster schadeplichtig is wegens het niet in acht nemen van deze termijn. De hoogte van de schadevergoeding wordt vastgesteld op Afl. 5.200,-, gebaseerd op het loon dat de verweerster had ontvangen indien de overeenkomst correct was opgezegd.

Daarnaast wordt de vordering van Medical tot terugbetaling van een voorschot op loon van Afl. 840,- toegewezen, evenals de vordering tot betaling van Afl. 433,31 aan vakantiegeld. De vordering van de verweerster in reconventie wordt afgewezen. Uiteindelijk wordt de verweerster veroordeeld tot betaling van Afl. 5.536,64 aan Medical, met compensatie van de proceskosten.

Uitspraak

Beschikking van 16 juni 2020
Behorend bij E.J. nr. AUA201904481
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
MEDICAL ENTERPRISES WIJNGAARDE N.V.,
te Aruba,
VERZOEKSTER, hierna: Medical,
gemachtigde: de advocaat mr. R. Henriquez,
tegen:
[Naam verweerster],
te Aruba,
VERWEERSTER, hierna: [verweerster],
gemachtigde: de advocaat mr. H.U. Thielman.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties;
  • het verweerschrift;
  • de eiswijziging van Medical, ingediend per e-mail d.d. 4 maart 2020 aan het gerecht;
  • de productie van Medical;
  • de producties van [verweerster];
  • de mondelinge behandeling op 10 maart 2020, waar partijen hun standpunten hebben toegelicht aan de hand van een pleitnota;
  • de e-mail d.d. 5 mei 2020van Medical, waarbij is medegedeeld dat partijen geen regeling hebben bereikt.
1.2
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen hebben op 25 maart 2019 een arbeidsovereenkomst gesloten voor onbepaalde tijd. [verweerster] is op grond hiervan op 1 april 2019 als doktersassistente in loondienst getreden van Medical tegen een brutoloon van Afl. 2.600,- per maand.
2.2
Op 10 juli 2019 heeft [verweerster] in een gesprek met Medical om een loonsverhoging verzocht. Medical heeft haar verzoek afgewezen. Partijen zijn wel een voorschot op het loon overeengekomen van een bedrag van Afl. 1.200,-, welk [verweerster] in 10 termijnen terug moet betalen.
2.3
Per mail van 24 juli 2019 heeft [verweerster] per direct haar arbeidsovereenkomst met Medical opgezegd. Per mail van diezelfde datum antwoordde Medical aan [verweerster] dat haar ontslag pas per 1 oktober 2019 ingaat, omdat zij rekening moet houden met de overeengekomen opzegtermijn van 2 maanden.
2.4
Vanaf 1 augustus 2019 is [verweerster] niet meer op het werk verschenen.
2.5
Bij brief van 24 oktober 2019 heeft Medical [verweerster] gesommeerd tot betaling van Afl. 6.186,29.

3.DE VORDERING

in conventie

3.1
Het gewijzigd verzoek strekt ertoe om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerster] te veroordelen tot betaling van het bedrag van Afl. 6.286,64, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019, met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten.
3.2
Medical legt aan haar verzoek - samengevat - het volgende ten grondslag. [verweerster] heeft op 24 juli 2019 haar dienstverband met Medical per direct opgezegd. Door op 24 juli 2019 op te zeggen heeft [verweerster] niet tegen de laatste dag van de kalendermaand, opgezegd en heeft zij evenmin de overeengekomen opzegtermijn van twee maanden in acht genomen. Hierdoor heeft [verweerster] het dienstverband onregelmatig opgezegd en heeft Medical schade geleden. Ingevolge artikel 7A:1615o lid 3 BW jo artikel 7A:1615r lid 1 BW is zij daarom schadeplichtig en heeft Medical recht op een vergoeding van Afl. 5.200,-. Bij het einde van het dienstverband had [verweerster] aanspraak op Afl. 70,05 (4,67 uren) aan opgebouwde maar niet-genoten vakantiedagen en Afl. 433,31 aan vakantiegeld. Verder heeft Medical op grond van artikel 6:203 BW een vordering op [verweerster] tot terugbetaling van het verkregen voorschot op loon van Afl. 840,-. Voorts dient [verweerster] een bedrag van Afl. 750,- aan Medical te betalen in verband met buitengerechtelijke incassokosten. Na verrekening heeft Medical dan nog een bedrag van Afl. 6.286,64 van [verweerster] tegoed, aldus Medical.
3.3 [
verweerster] heeft verweer gevoerd.
in reconventie
3.4 [
verweerster] vordert om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, Medical te veroordelen tot betaling van het bedrag van Afl. 433,31 aan vakantiegeld en een vergoeding voor de 10,67 uren aan wel opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen, met veroordeling van Medical in de proceskosten.
3.5
Aan dit verzoek legt [verweerster] ten grondslag dat zij gedurende haar dienstverband slechts 6 vakantiedagen heeft opgenomen.
3.6
Medical heeft de vordering betwist.
in conventie en in reconventie
3.7
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

in conventie en in reconventie

4.1
De conventionele en reconventionele verzoeken van partijen lenen zich naar hun aard voor gezamenlijk bespreking.
4.2
De kern van het geschil betreft de vraag of tussen partijen een opzegtermijn van twee maanden is overeengekomen. Medical stelt dat dit het geval is, maar [verweerster] betwist dit.
4.3
Medical heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat partijen een opzegtermijn van twee maanden zijn overeengekomen, verwezen naar artikel 3.1 van de door haar ingebrachte arbeidsovereenkomst. [verweerster] stelt weliswaar dat de door Medical overgelegde arbeidsovereenkomst niet identiek is aan de door haar ondertekende arbeidsovereenkomst, maar zij betoogt niet dat de overeenkomst die zij zou hebben ondertekend een andere opzegtermijn dan twee maanden kent. Dit blijkt ook uit niets. [verweerster] heeft immers geen arbeidsovereenkomst ingebracht. Gelet hierop heeft [verweerster] het onderbouwde standpunt van Medical dat tussen partijen een opzegtermijn van twee maanden geldt onvoldoende gemotiveerd weersproken en wordt haar verweer gepasseerd. Overigens heeft Medical ter zitting onbestreden gesteld dat alle medewerkers dezelfde arbeidsovereenkomst hebben en dat de overgelegde arbeidsovereenkomst de digitale versie is van de arbeidsovereenkomst die met [verweerster] is gesloten. Het voorgaande brengt mee dat het standpunt van Medical dat tussen partijen een opzegtermijn van twee maanden is overeengekomen voor juist wordt gehouden.
4.4
Voorts heeft [verweerster] zich verweerd door te stellen dat de opzegtermijn van twee maanden in strijd is met de wettelijke opzegtermijn van één maand, zoals bepaalt in artikel 7A:1615i lid 1 BW. Volgens artikel 7A:1615i lid 5 BW kan bij arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd schriftelijk van de wettelijke termijn van één maand worden afgeweken, waarbij de termijn van opzegging voor de werknemer niet langer mag zijn dan zes maanden. Vast is komen te staan dat de schriftelijke overeengekomen opzegtermijn van partijen twee maanden bedraagt, is sprake van een rechtsgeldige opzegtermijn en wordt het verweer van [verweerster] verworpen.
4.5
Verder heeft [verweerster] als verweer gevoerd dat zij zich niet aan een opzegtermijn hoefde te houden. Volgens [verweerster] heeft Medical haar in het gesprek van 10 juli 2019 geadviseerd om een andere baan te zoeken. Ter onderbouwing hiervan verwijst zij naar de door Medical overgelegde e-mail van 12 september 2019, waarin Medical aan [verweerster] bericht dat zij inderdaad [verweerster] heeft geadviseerd om op zoek te gaan naar een andere baan. Volgens Medical heeft zij echter aan [verweerster] aangegeven dat, indien zij meer wenste te verdienen, [verweerster] een andere baan moest gaan zoeken. Dit betekende echter nog niet dat zij geen opzegtermijn in acht hoefde te nemen. Nu Medical het standpunt van [verweerster] dat partijen hebben afgesproken dat [verweerster] zich bij opzegging aan de opzegtermijn hoefde te houden gemotiveerd heeft betwist en [verweerster] dit standpunt niet nader heeft onderbouwd, wordt daaraan voorbijgegaan.
4.6
De slotsom uit het voorgaande is dat [verweerster] bij haar opzegging zich aan een opzegtermijn van twee maanden diende te houden. Nu [verweerster] dit heeft nagelaten, is ex artikel 7A:1615o BW sprake van een onregelmatige opzegging, die tot schadeplichtigheid leidt. Beoordeeld moet worden wat de hoogte van de schadevergoeding dient te zijn. Volgens Medical dient voor de hoogte van de schadevergoeding te worden uitgegaan van de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 7A:1615r lid 1 BW. Hiertegen heeft [verweerster] aangevoerd dat Medical geen schade heeft geleden, omdat zij van 1 augustus 2019 tot 19 augustus 2019 dicht was. Dit verweer gaat naar het oordeel van het Gerecht niet op, omdat Medical gemotiveerd heeft betwist dat Medical in die periode enkel en alleen gesloten was voor de patiënten. Verder blijkt uit de jurisprudentie dat de gefixeerde schadevergoeding onverschillig is van het feit of de wederpartij van de schadeplichtige al of niet daadwerkelijk schade heeft geleden. Dit betekent dat de schade gelijk is aan het loonvoor de tijd dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Het Gerecht volgt Medical in haar standpunt, hetgeen met zich brengt dat in het onderhavige geval de hoogte van de schadevergoeding gelijk is aan het loon van [verweerster] over de periode van 31 juli 2019 tot en met 30 september 2019, zijnde Afl. 5.200,-. Dit betekent dat dit onderdeel van de vordering wordt toegewezen.
4.7
Voor wat betreft de vordering van Medical in verband met het onverschuldigd betaalde voorschot op loon wordt als volgt overwogen. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat [verweerster] het resterend bedrag van Afl. 840,- aan Medical moet terugbetalen. De vraag die partijen verdeeld houdt is of het restant bedrag thans opeisbaar is. Volgens [verweerster] hebben partijen een betalingstermijn van 10 maanden afgesproken die zij na het einde van haar dienstverband is blijven nakomen. Gelet hierop is de vordering niet opeisbaar, aldus [verweerster]. Volgens Medical heeft [verweerster] na november 2019 echter geen betalingen gedaan en dit is door [verweerster] ter zitting ook erkend. Gelet hierop komt vast te staan dat [verweerster] inmiddels een bedrag van Afl. 840,- onbetaald heeft gelaten. Uit het onbetaald laten van het erkend onverschuldigd bedrag van Afl. 840,- volgt naar het oordeel van het Gerecht dat Medical een opeisbare vordering op [verweerster] heeft. Het Gerecht is dan ook van oordeel dat dit onderdeel van de vordering van Medical zal worden toegewezen.
4.8
Partijen zijn het eens over de hoogte van het openstaande vakantiegeld, zodat de vordering tot betaling van Afl. 433,31 aan vakantiegeld aan [verweerster] zal worden toegewezen.
4.9
Voor wat betreft de vordering ter zake van uitbetaling van de niet door [verweerster] genoten vakantiedagen wordt het volgende overwogen. Medical stelt dat [verweerster] aan het einde van haar dienstverband aanspraak had op 4,67 uur aan opgebouwde maar niet-genoten vakantiedagen. Volgens [verweerster] heeft zij nog recht op 10,67 uur aan wel opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen. Tussen partijen is in dit verband niet in geschil dat [verweerster] in de periode van 15 april 2019 tot en met 24 april 2019 zes vakantiedagen heeft opgenomen. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of [verweerster] op vrijdag 31 mei 2019 al dan niet verlof heeft genomen. [verweerster] stelt zich op het standpunt dat zij die dag weliswaar niet op het werk was, maar dat dit niet als een vakantiedag moet worden beschouwd, omdat Medical zelf het besluit heeft genomen om de praktijk te sluiten. Ter onderbouwing hiervan verwijst zij naar de door Medical overgelegde WhatsApp-berichten (verzoekschrift, productie 5). Uit die WhatsApp-berichten blijkt naar het oordeel van het Gerecht echter niet dat [verweerster] geen vakantiedag moest opnemen maar slechts dat de werkzaamheden van [verweerster] op 31 mei 2019 werden overgenomen door Medical, zodat [verweerster] een vrije dag kon krijgen. Voorts blijkt uit die WhatsApp-berichten dat Medical op 31 mei 2019 niet was gesloten, zoals Medical terecht heeft gesteld. Het standpunt van Medical dat vrijdag een 6-urige werkdag is, wordt ook niet door [verweerster] verder betwist. Gelet op de gemotiveerde betwisting van Medical, lag het op de weg van [verweerster] om haar standpunt nader te onderbouwen. Nu [verweerster] dit heeft nagelaten moet aan het standpunt van [verweerster] voorbij worden gegaan en dient te worden uitgegaan van de juistheid van het standpunt van Medical dat [verweerster] op vrijdag 31 mei 2019 een vakantiedag van 6 uur heeft opgenomen. Vorenstaande brengt met zich dat Medical nog een bedrag van Afl. 70,05 (4,67 uur) aan [verweerster] verschuldigd is in verband met de door [verweerster] wel opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen.
4.1
De gevorderde vergoeding voor kosten van verkrijging van voldoening buiten rechte zal worden afgewezen, omdat niet is gebleken dat - en dat is te dezen bepalend - Medical in dit dossier meer werkzaamheden heeft verricht dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak, waarvoor artikel 63a Rv een voorziening geeft. De enkele door Medical overgelegde sommatiebrief valt zonder meer binnen het bereik van die wettelijke bepaling.
4.11
Na verrekening van de aldus nog door Medical verschuldigde bedragen van Afl. 433,31 en Afl. 70,05, is de vordering van Medical toewijsbaar tot een bedrag van Afl. 5.536,64.
4.12
Nu partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, worden de kosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE BESLISSING

het Gerecht:
in conventie en in reconventie
- veroordeelt [verweerster] tot betaling aan Medical van een bedrag van Afl. 5.536,64, te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
- compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter, en uitgesproken op dinsdag 16 juni 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
: