In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 16 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een besloten vennootschap en een werknemer, aangeduid als [verzoekster] en [verweerder]. De werknemer was sinds 29 april 2018 in dienst als 'agent' en werd op 20 januari 2020 op staande voet ontslagen. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van dringende redenen, die voortvloeiden uit het niet naleven van kledingvoorschriften door de werknemer. De werknemer had geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de werkgever.
Het Gerecht overwoog dat de weigering van de werknemer om zijn hemd in zijn broek te doen, gegeven na afloop van zijn dienst, niet als een dringende reden kon worden aangemerkt. Echter, het Gerecht concludeerde dat er wel sprake was van veranderde omstandigheden die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigden. De werknemer had eerder al meerdere keren waarschuwingen ontvangen over het niet naleven van de kledingvoorschriften, wat leidde tot de conclusie dat er geen vruchtbare werkrelatie meer bestond.
Het Gerecht besloot de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 24 juni 2020 en kende de werknemer een vergoeding toe van Afl. 2.500,- bruto. Tevens werd bepaald dat de proceskosten tussen partijen gecompenseerd zouden worden, zodat ieder zijn eigen kosten draagt. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.