ECLI:NL:OGEAA:2020:263

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
24 juni 2020
Zaaknummer
AUA201801661
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en bewijsvoering in arbeidsgeschil

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een arbeidsgeschil tussen een verzoeker en Marlon’s Garage N.V. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.G. Kock, heeft een vordering ingesteld tegen Marlon’s Garage, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A. Saade, met betrekking tot een ontslag op staande voet dat zou hebben plaatsgevonden op 15 januari 2018. De verzoeker stelt dat hij mishandeld is door de directeur-grootaandeelhouder (dga) van Marlon’s Garage en dat dit heeft geleid tot zijn ontslag. Het Gerecht heeft de procedure gevolgd en eerdere bewijsleveringen in acht genomen, maar heeft geconcludeerd dat de verzoeker niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. Getuigenverklaringen waren niet overtuigend en er was geen bewijs dat de dga daadwerkelijk mishandeling heeft gepleegd of dat er sprake was van een ontslag op staande voet. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de verzoeker vrijwillig is vertrokken en dat er geen sprake was van een ontslag. De verzoeker is veroordeeld in de proceskosten van Marlon’s Garage, en de reconventionele vorderingen van Marlon’s Garage zijn eveneens afgewezen. De beschikking is gewezen op 16 juni 2020 door mr. A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Beschikking van 16 juni 2020
Behorend bij E.J. AUA201801661
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Naam verzoeker],
wonende in Aruba,
verzoeker in conventie, verweerder in reconventie,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
MARLON’S GARAGE N.V., h.o.d.n. Marlon’s Garage,
gevestigd in Aruba,
verweerster in conventie, verzoekster in reconventie,
hierna ook te nomen: Marlon’s Garage,
gemachtigde: de advocaat mr. J.A. Saade.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 12 februari 2019 blijkt uit de tussenbeschikking van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van bewijslevering van 9 april 2019;
- het proces-verbaal van bewijslevering van 4 juli 2019;
- het proces-verbaal van bewijslevering van 7 oktober 2019;
- de conclusie na bewijslevering van Marlon’s Garage;
- de antwoordconclusie na bewijslevering van [verzoeker].
1.2
Beschikking is nader bepaald op heden, die in verband met de omstandigheid dat de rechter die deze zaak tot en met 7 oktober 2019 behandelde niet langer is verbonden aan dit Gerecht zal worden gegeven door ondergetekende rechter.

2.DE VERDERE BEOORDELING

in conventie en in reconventie

2.1
Het Gerecht volhardt in zijn in de tussenbeschikking van 12 februari 2019 neergelegde overwegingen en beslissingen.
2.2
Uit het door [verzoeker] overgelegde bewijs van onvermogen blijkt dat hij niet in staat is om de kosten van deze procedures te dragen. Aan [verzoeker] zal daarom verlof tot kosteloos procederen worden verleend.
in conventie
2.3
De in deze conventionele procedure te beantwoorden vraag is of [verzoeker] al dan niet is geslaagd in de aan hem verstrekte opdracht te bewijzen dat [dga van verweerster] hem op 15 januari 2018 (1) op de werkplek heeft mishandeld en (2) dat hij daarna op staande voet is ontslagen. Die vraag moet naar het oordeel van het Gerecht ontkennend worden beantwoord. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
2.4
Getuige [naam getuige 1] verklaart weliswaar dat hij op enig (een paar jaar geleden) gelegen moment bij Marlon’s Garage heeft gezien dat [dga van verweerster] [verzoeker] tegen de borst sloeg, maar uit die verklaring volgt niet dat dit is gebeurd op 15 januari 2018 en evenmin valt uit die verklaring op te maken dat sprake was van een slag tegen de borst die valt te kwalificeren als mishandeling. Getuige [naam getuige 1] heeft niets verklaard ter onderbouwing van het door [verzoeker] gestelde ontslag op staande voet.
2.5
Getuige [naam getuige 2] heeft niets verklaard ter onderbouwing van de hiervoor onder (1) en (2) vermelde stellingen van [verzoeker].
2.6
Getuige [naam getuige 3] heeft evenmin iets verklaard ter onderbouwing van de hiervoor onder (1) vermelde stelling van [verzoeker]. Deze getuige verklaart weliswaar dat er een discussie met stemverheffing heeft plaatsgevonden tussen [dga van verweerster] en [verzoeker] en dat [dga van verweerster] tegen de vertrokken [verzoeker] heeft gezegd: “
Als je niet meer wilt werken, dan is daar de deur.”, maar die door [dga van verweerster] aan [verzoeker] toegevoegde woorden hebben naar het oordeel van het Gerecht niet te gelden als een ontslagaanzegging. Die woorden laten immers aan [verzoeker] de keuze om te werken of te vertrekken. Nu [verzoeker] niet heeft gekozen voor die eerste optie, heeft te gelden dat hij vrijwillig is vertrokken bij Marlon’s Garage. Dit één en ander klemt temeer omdat getuige [naam medewerkster], baliemedewerkster bij Marlon’s Garage, heeft verklaard dat zij [verzoeker] een paar dagen na het incident heeft gebeld met de vraag of hij weer kwam werken en dat [verzoeker] tegen haar heeft gezegd dat hij dat niet wilde.
2.7
Vorenstaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen van [verzoeker] zullen worden afgewezen.
2.8 [
Verzoeker] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Marlon’s Garage, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 4.375,-- aan salaris voor de gemachtigde (3,5 punten, tarief 5).
in reconventie
2.9
De in deze reconventionele procedure te beantwoorden vraag is of Marlon’s Garage al dan niet is geslaagd in de aan haar verstrekte opdracht te bewijzen dat - en dat alleen dat is te dezen relevant – [verzoeker] op 15 januari 2018 ontslag op staande voet heeft genomen. Die vraag moet naar het oordeel van het Gerecht in het licht van voormelde uitkomst in de conventionele procedure en de daaraan ten gronde liggende overwegingen eveneens ontkennend worden beantwoord. Meer in het bijzonder wordt in dat verband het volgende overwogen.
2.1
Getuige [naam getuige 3] heeft verklaard dat [dga van verweerster] tegen de vertrokken [verzoeker] heeft gezegd: “
Als je niet meer wilt werken, dan is daar de deur.”. [Verzoeker] heeft naar aanleiding van die woorden ervoor gekozen om niet meer voor Marlon’s Garage te werken. Aldus heeft te gelden dat [verzoeker] op suggestie van Marlon’s Garage en dus met haar instemming ontslag heeft genomen. Sprake is de facto van beëindiging van het dienstverband van [verzoeker] met wederzijds goedvinden.
2.11
Vorenstaande leidt tot de slotsom dat de reconventionele vorderingen van Marlon’s Garage eveneens zullen worden afgewezen.
2.12
Marlon’s Garage zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze reconventionele procedure gevallen aan de zijde van [verzoeker], tot aan deze uitspraak eveneens begroot op Afl. 4.375,-- (3,5 punten, tarief 5).

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
in conventie
-wijst af het door [verzoeker] verzochte;
-veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Marlon’s Garage, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 4.375,-- aan salaris voor de gemachtigde;
in reconventie
-wijst af het door Marlon’s Garage verzochte;
-veroordeelt Marlon’s Garage in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verweerder], tot aan deze uitspraak eveneens begroot op Afl. 4.375,-- aan salaris voor de gemachtigde;
in conventie en in reconventie
-verleent aan [verzoeker/verweerder] verlof tot kosteloos procederen.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 16 juni 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.