ECLI:NL:OGEAA:2020:269

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
AUA202000694
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van appartement in kort geding met betrekking tot huurachterstand en huurovereenkomst

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. V.A.V. Carlo, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure vond plaats op 12 juni 2020, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiser vorderde ontruiming van een appartement dat gedaagde huurde, omdat gedaagde de huur niet had betaald en de huurovereenkomst rechtsgeldig was opgezegd. De Huurcommissie had eerder toestemming verleend aan eiser om de huurovereenkomst op te zeggen, maar gedaagde had hiertegen geen bewijs van beroep overgelegd.

Het Gerecht oordeelde dat gedaagde onrechtmatig in het gehuurde verbleef, aangezien de huurovereenkomst op 1 maart 2020 was beëindigd. De ontruimingsvordering van eiser werd toegewezen, met inachtneming van een termijn voor ontruiming. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en gebruiksvergoeding, die door gedaagde erkend waren. Het Gerecht bepaalde dat de ontruiming niet ten uitvoer mocht worden gelegd indien er in Aruba noodvrijheidsbeperkende maatregelen van kracht waren in verband met de volksgezondheid.

De kosten van de procedure werden aan gedaagde opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is uitgesproken op 24 juni 2020 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 24 juni 2020
Behorend bij K.G. AUA202000694
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiser],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. V.A.V. Carlo,
tegen:
[gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit
-het verzoekschrift, met producties;
-de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van vrijdag 12 juni 2020 om 10:00 uur.
1.2 [
eiser] is samen met zijn gemachtigde ter zitting verschenen en [gedaagde] is verschenen in persoon. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
eiser] heeft gesteld en (na vermeerdering en daarna vermindering van eis) gevorderd zoals omschreven in zijn verzoekschrift en zijn akte eiswijziging.
2.2 [
gedaagde] heeft verweer gevoerd.
3. DE BEOORDELING
3.1
Het spoedeisend belang van [eiser] zijn ontruimingsvordering ligt besloten in de aard van die vordering en de daaraan door hem ten gronde gelegde stellingen. Nu dit het geval is kan in redelijkheid en om proceseconomische reden niet van [eiser] worden gevergd om zijn vordering ter zake van betaling van door [gedaagde] erkende achterstallige huur en/of gebruiksvergoeding ter beoordeling aan de bodemrechter voor te leggen.
3.2
Vast staat in dit geschil het volgende. [gedaagde] en [eiser] hebben op enig moment een huurovereenkomst gesloten (hierna: de huurovereenkomst) krachtens welke [gedaagde] het aan [eiser] toebehorend appartement 3 gelegen in Aruba te [het gehuurde] (hierna: het gehuurde) huurde tegen een maandelijks huurprijs ad Afl. 1.100,--. De Huurcommissie heeft bij beschikking van 18 december 2019 toestemming verleend aan [eiser] om de huurovereenkomst bij aangetekend schrijven op te zeggen met inachtneming van 1 maand opzegtermijn, indien en voorzover [gedaagde] het gehuurde niet per 31 december 2019 zou hebben verlaten. [gedaagde] heeft het gehuurde niet verlaten op 31 december 2019. Bij door [gedaagde] ontvangen aangetekend schrijven van 22 januari 2020 heeft [eiser] de huurovereenkomst tegen 1 maart 2020 opgezegd. [gedaagde] heeft aan die opzegging geen gevolg gegeven, en zij betaalt vanaf november 2019 tot heden de maandelijkse huur of gebruiksvergoeding niet aan [eiser].
3.3
In het licht van vorenstaande stelt [gedaagde] dat zij beroep heeft ingesteld tegen voormelde beschikking van de Huurcommissie, maar daarvan heeft zij ter zitting geen bewijs overgelegd. Ook na ambtshalve onderzoek is niet gebleken dat het beweerdelijke beroep is ingesteld. Dat brengt naar het voorshandse oordeel van het Gerecht mee dat voormelde beschikking formele rechtskracht heeft verkregen en dat [eiser] op 22 januari 2020 de huur met [gedaagde] rechtsgeldig tegen 1 maart 2020 heeft opgezegd.
3.4
Die opzegging brengt met zich dat [gedaagde] vanaf 1 maart 2020 zonder recht of titel ofwel op onrechtmatige wijze in het gehuurde verblijft. De ontruimingsvordering van [eiser] zal daarom worden toegewezen, nu in een bodemprocedure een gelijkluidend oordeel valt te verwachten Redelijkheid en billijkheid brengt met zich dat aan [gedaagde] een ontruimingstermijn wordt gegund zoals die in het dictum tot uitdrukking komt.
3.5
De vordering ter zake van achterstallige huur vanaf november 2019 tot 1 maart 2020 ad (4 x 1.100 =) Afl. 4.400,-- zal, als door [gedaagde] erkend, worden toegewezen. De vordering ter zake van – zo begrijpt het Gerecht – achterstallige gebruiksvergoeding bij wijze van schadevergoeding uit onrechtmatige daad over de periode maart 2020 tot en met mei 2020 in totaal ad (3 x 1.100 =) Afl. 3.300,-- zal, als eveneens door [gedaagde] erkend althans niet door haar bestreden, worden toegewezen. Dit alles omdat ook te dien aanzien in een bodemprocedure gelijke oordelen vallen te verwachten. Wettelijke rente over voormelde bedragen zal, als zijnde niet bestreden, worden toegewezen als gevorderd.
3.6
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, nu het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet zijdens [gedaagde] bij afwijzing van de hiervoor besproken door [eiser] verzochte voorzieningen ten opzichte van de belangen van [eiser] bij toewijzing daarvan, behoudens het navolgende. De titel tot ontruiming van het gehuurde mag niet ten uitvoer worden gelegd indien en voorzover er van overheidswege in het kader van de volksgezondheid noodvrijheidsbeperkende maatregelen gelden in de zin van ‘shelter in place’ en/of een avondklok (‘toque de keda’). Het Gerecht zal aldus bepalen.
3.7
De door [eiser] verzochte vergoeding voor kosten van verkrijging van voldoening buiten rechte zal worden afgewezen, nu niet verificatoir is gebleken dat [eiser] meer werkzaamheden heeft verricht dan die ter voorbereiding en instructie van deze zaak, waarvoor artikel 63a Rv een voorziening geeft.
3.8 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiser], tot aan deze uitspraak begroot op (450,- + 218,64 =) Afl. 668,64 aan verschotten (griffiegeld en kosten van oproeping) en
Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde. Hierbij wordt nog overwogen dat de kosten ad Afl. 234,54 van het oproepexploot van 10 maart 2020 voor de zitting van 19 maart 2020, welke zitting ambtshalve door het Gerecht tot nader bericht is aangehouden in verband met de coronacrisis, gedragen zullen worden door dit Gerecht.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-beveelt [gedaagde] om binnen vier (4) weken na de betekening van dit vonnis aan [gedaagde] het aan [eiser] in eigendom toebehorende in Aruba te [het gehuurde] gelegen appartement 3 te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin van harententwege bevindende personen en goederen en met afgifte van de sleutels daarvan ter vrije beschikking te stellen van [eiser];
-bepaalt dat voormelde ontruimingstitel niet ten uitvoer mag worden gelegd en niet door [gedaagde] nageleefd hoeft te worden indien en voorzover er in Aruba van overheidswege in het kader van de volksgezondheid noodvrijheidsbeperkende maatregelen gelden in de zin van ‘shelter in place’ en/of een avondklok (‘toque de keda’);
-veroordeelt [gedaagde] om bij wijze van voorschot aan [eiser] te betalen Afl. 7.700,-- aan achterstallige huur en gebruiksvergoeding over de periode november 2019 tot en met mei 2020, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 21 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiser], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 668,64‬ aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 juni 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.