ECLI:NL:OGEAA:2020:271

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
AUA202001168
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning in Aruba na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G. de Hoogd, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure vond plaats op 12 juni 2020, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiser vorderde ontruiming van een woning die gedaagde huurde, na het intrekken van een deel van zijn vordering. De huurovereenkomst was gesloten voor de periode van 1 december 2018 tot 31 december 2019, maar gedaagde bleef na deze periode in de woning. Eiser stelde dat gedaagde vanaf oktober 2019 geen huur meer had betaald, wat leidde tot een achterstand van Afl. 9.000,--. Gedaagde voerde verweer en stelde dat er sprake was van verrekening van kosten voor verbeteringen aan de woning, maar dit werd door eiser betwist.

Het Gerecht oordeelde dat er een nieuwe huurovereenkomst was ontstaan na het verstrijken van de oorspronkelijke huurperiode, omdat eiser geen opzegging had laten betekenen. De vordering van eiser tot betaling van achterstallige huur werd toegewezen, evenals de ontruimingsvordering. Het Gerecht bepaalde dat gedaagde de woning binnen twee weken moest ontruimen, maar dat deze ontruiming niet ten uitvoer mocht worden gelegd indien er noodvrijheidsbeperkende maatregelen van overheidswege golden. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 24 juni 2020 door mr. A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Vonnis van 24 juni 2020
Behorend bij K.G. AUA202001168
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[naam eiser],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederende in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit
-het verzoekschrift, met producties;
-de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van donderdag 12 juni 2020 om 14:30 uur.
1.2 [
eiser] is samen met zijn gemachtigde ter zitting verschenen en [gedaagde] is verschenen in persoon. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
eiser] heeft gesteld en gevorderd zoals omschreven in zijn verzoekschrift, met dien verstande dat [eiser] zijn vordering op grond van het bij partijen genoegzaam bekende boetebeding alsmede het onderdeel van zijn ontruimingsvordering dat ziet op machtiging om de gevraagde ontruiming zelf te mogen uitvoeren desnoods met behulp van de sterke arm ter zitting heeft ingetrokken.
2.2 [
gedaagde] heeft verweer gevoerd.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het spoedeisend belang van [eiser] zijn ontruimingsvordering ligt besloten in de aard van die vorderingen en de daaraan door hem ten gronde gelegde stellingen. Nu dit het geval is kan in redelijkheid en om proceseconomische reden niet van [eiser] worden gevergd om zijn vordering ter zake van betaling van door [gedaagde] erkende of niet betwiste achterstallige en/of nog te verschijnen huur ter beoordeling aan de bodemrechter voor te leggen.
3.2
Vast staat dat partijen een huurovereenkomst hebben gesloten krachtens welke [gedaagde] de aan [eiser] toebehorende woning gelegen in Aruba te [adres] (hierna ook: het gehuurde) voor de periode van 1 december 2018 tot en met 31 december 2019 heeft gehuurd tegen een maandelijkse huurprijs van Afl. 1.000,-- inclusief utiliteiten, en dat [gedaagde] na ommekomst van die periode in het genot is gebleven en gelaten van die woning.
3.3
Artikel 7A:1587 BW bepaalt dat een schriftelijke voor bepaalde tijd gesloten huur van rechtswege eindigt zodra die tijd is verstreken, zonder dat daartoe opzegging is vereist. Ingevolge artikel 7A:1589 BW kan de huurder, hoewel in het genot blijvende van het gehuurde, zich niet beroepen op stilzwijgende voortzetting van de huur indien de verhuurder de opzegging van de huur heeft laten betekenen voor ommekomst van de overeengekomen tijd van de huur. Krachtens artikel 7A:1590 BW ontstaat er een nieuwe huur waarvan de gevolgen geregeld worden bij de artikelen tot mondelinge huur betrekkelijk indien na het einde van een schriftelijke huurovereenkomst de huurder in het genot van het gehuurde is gebleven en gelaten.
3.4
Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat hij geen opzegging van de huur heeft laten betekenen aan [gedaagde] voor ommekomst van de bij de huurovereenkomst bepaalde tijd, en dat hij met het Gerecht van oordeel is dat er in het licht van voormelde feitelijkheden en voormelde ter zitting aan [eiser] voorgehouden wettelijke bepalingen per 1 januari 2020 een nieuwe huurovereenkomst is ontstaan tussen partijen waarvan de gevolgen geregeld worden bij de artikelen tot mondelinge huur betrekkelijk. In dat verband is [eiser] verder met het Gerecht van oordeel dat niet gezegd kan worden dat [gedaagde] vanaf 1 januari 2020 zonder recht of titel in het gehuurde verblijft of dat onder zich heeft, zodat anders dan huur van vergoeding voor onrechtmatig verblijf in het gehuurde geen sprake kan zijn.
3.5 [
eiser] stelt dat [gedaagde] vanaf 1 oktober 2019 geen huur meer betaald, en aldus thans tot en met juni 2020 (9 x 1.000,-- =) Afl. 9.000,-- verschuldigd is aan [eiser]. [gedaagde] beroept zich te dezen op verrekening van met verbeteringen van het gehuurde gemoeid gaande door haar indirect gemaakte kosten. Dat beroep is niet alleen vaag en niet verificatoir onderbouwd, maar ook door [eiser] betwist in die zin dat volgens [eiser] partijen nooit enige verrekening van huur zijn overeengekomen. Aldus valt de gegrondheid van het verrekeningsberoep niet op eenvoudige wijze vast te stellen, zodat het op de voet van artikel 6:136 BW niet aan toewijzing van de vordering van [eiser] in de weg kan staan. Nu het verrekeningsberoep van [gedaagde] niet slaagt en zij overigens de stelling van [eiser] ter zake van achterstallige huur niet heeft bestreden, komt vast te staan dat [gedaagde] te dezen
Afl. 9.000,-- opeisbaar verschuldigd is aan [eiser]. Nu in een bodemprocedure een gelijk oordeel valt te verwachten zal de vordering van [eiser] op dit onderdeel in dier voege worden toegewezen als na te melden, te vermeerderen met na juni 2020 verschenen huurtermijnen maandelijks ad Afl. 1.000,-- voor het geval dat [gedaagde] alsdan het gehuurde niet heeft ontruimd of heeft laten ontruimen. Wettelijke rente over die huurtermijnen zal, als zijnde niet bestreden, worden toegewezen als eveneens na te melden.
3.6
De mate en omvang van voormelde wanprestatie van [gedaagde] brengt met zich dat in een bodemprocedure verder het oordeel valt te verwachten dat de huurovereenkomst zal worden ontbonden en dat de [gedaagde] het gehuurde zal moeten ontruimen. De ontruimingsvordering van [eiser] zal daarom worden toegewezen als na te melden.
3.7
Afweging van de belangen van partijen maakt al het vorenstaande niet anders, nu het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet zijdens [gedaagde] bij afwijzing van het door [eiser] verzochte ten opzichte van de belangen van [eiser] bij toewijzing daarvan, behoudens het navolgende. De titel tot ontruiming van het gehuurde mag niet ten uitvoer worden gelegd indien en voorzover er van overheidswege in het kader van de volksgezondheid noodvrijheidsbeperkende maatregelen gelden in de zin van ‘shelter in place’ en/of een avondklok (‘toque de keda’). Het Gerecht zal aldus bepalen.
3.8 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiser], tot aan deze uitspraak begroot op (450,- + 225,-- + 220,21 =) Afl. 895,21 aan verschotten (griffiegeld en kosten van oproepingen) en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
3.9
Ten overvloede wordt nog overwogen dat het op de weg van [eiser] ligt om de huurovereenkomst tussen partijen op grond van voormelde wanprestatie buiten rechte te ontbinden middels een schriftelijke aan [gedaagde] te richten verklaring daartoe.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-beveelt [gedaagde] om binnen twee (2) weken na de betekening van dit vonnis aan [gedaagde] de aan [eiser] in eigendom toebehorende in Aruba te [adres] gelegen woning te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin van harententwege bevindende personen en goederen en met afgifte van de sleutels daarvan ter vrije beschikking te stellen van [eiser];
-bepaalt dat voormelde ontruimingstitel niet ten uitvoer mag worden gelegd en niet door [gedaagde] nageleefd hoeft te worden indien en voorzover er in Aruba van overheidswege in het kader van de volksgezondheid noodvrijheidsbeperkende maatregelen gelden in de zin van ‘shelter in place’ en/of een avondklok (‘toque de keda’);
-veroordeelt [gedaagde] om bij wijze van voorschot aan [eiser] te betalen Afl. 9.000,-- aan achterstallige huur over de periode 1 oktober 2019 tot 1 juni 2020, te vermeerderen met wettelijke rente telkens gerekend vanaf iedere verschenen huurtermijn tot aan de dag der algehele voldoening alsmede te vermeerderen met Afl. 1.000,-- voor iedere na juni 2020 verschenen huurtermijn voor het geval [gedaagde] voormelde woning alsdan niet heeft ontruimd;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiser], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 895,21‬ aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 juni 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.