In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een civiele procedure waarin de eiser, in zijn hoedanigheid als executeur testamentair van de nalatenschap van een overledene, verschillende gedaagden heeft opgeroepen, waaronder een bank gevestigd in Zwitserland. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 10 april 2019 is ingediend. De bank is meerdere keren opgeroepen om te verschijnen, maar is niet verschenen. De rechter heeft vastgesteld dat de kennisgeving aan de bank niet heeft plaatsgevonden in overeenstemming met het Haags Betekeningsverdrag, waar zowel Aruba als Zwitserland partij van zijn. Zwitserland heeft zich verzet tegen bepaalde wijzen van kennisgeving, waaronder kennisgeving per post. Hierdoor kon de rechter niet overgaan tot een beslissing zonder bewijs van betekening of kennisgeving aan de bank. De rechter heeft de deurwaarder opgedragen om de bank opnieuw op te roepen, met inachtneming van de vereisten van het Haags Betekeningsverdrag. De zaak is aangehouden tot de rolzitting van 3 februari 2021, waar verdere stappen zullen worden ondernomen om te voldoen aan de wettelijke vereisten voor kennisgeving aan de buitenlandse gedaagde.