ECLI:NL:OGEAA:2020:300

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
242 van 2020
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel en tewerkstelling van illegaal verblijvende aangeefster door politieambtenaar

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte, een politieambtenaar werkzaam bij de Guarda Nos Costa, beschuldigd van mensensmokkel en het tewerkstellen van een aangeefster die illegaal in Aruba verbleef. De zaak kwam ter terechtzitting op 25 juni 2020, waar de verdachte werd bijgestaan door haar raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez. De officier van justitie, mr. R.J. Wildeman, eiste een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 245 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en betwistte de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door mw. M.R.M. Reinkemeyer.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: het helpen van de aangeefster bij het verkrijgen van een illegaal verblijf in Aruba en het laten verrichten van arbeid door haar, terwijl zij wist dat dit wederrechtelijk was. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte had de aangeefster uit winstbejag naar Aruba gehaald en haar gedurende een periode van drie maanden te werk gesteld, terwijl zij illegaal in Aruba verbleef. Dit handelen ondermijnt het vertrouwen in de overheid, vooral gezien de functie van de verdachte als politieambtenaar.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 360 dagen, waarvan 245 dagen voorwaardelijk, en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het misbruik van het vertrouwen dat aan politieambtenaren wordt geschonken. De verdachte werd ook veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij, die op nihil werden vastgesteld.

Uitspraak

Parketnummer: P-2019/17054
Zaaknummer: 242 van 2020
Uitspraak: 16 juli 2020 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [geboorteland],
wonende in [woonplaats],
[adres] (volgens eigen opgave ter terechtzitting).
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2020. De verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez, advocaat in Aruba.
De benadeelde partij, [benadeelde partij], heeft zich, bij monde van haar gemachtigde mw. M.R.M. Reinkemeyer, ter terechtzitting in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. R.J. Wildeman, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen waarvan 245 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie (3) jaren, met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in hetgeen zij heeft gevorderd.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

Feit 1

zij
in de periode van 15 mei 2019 tot en met 22 augustus 2019, in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, uit winstbejag, een ander te weten,
[benadeelde partij]behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Aruba, en/of
[benadeelde partij]daartoe uit winstbejag gelegenheid en/of middelen heeft verschaft, door:
- voornoemde
[benadeelde partij]te hebben geadviseerd hoe Aruba binnen te komen op een toeristen visum en/of
- dat zij willens en wetens voornoemde
[benadeelde partij]hebben geadviseerd onder valse voorwendselen – een toeristenvisum- Aruba binnen te komen, wetende dat zij niet als toerist kwam maar om te gaan werken in
[bedrijfspand]en/of
- zij -teneinde
[benadeelde partij]in Aruba binnen te krijgen- op het vliegveld de immigratieambtenaar te woord hebben gestaan toen er problemen waren voor voornoemde
[benadeelde partij]om het land binnen te komen en/of
- voor die
[benadeelde partij]onderdak te hebben geregeld,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was;

Feit 2

zij
in de periode van 15 mei 2019 tot en met 22 augustus 2019, in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten,
[benadeelde partij], die zich wederrechtelijk toegang tot en/of verblijf in Aruba heeft verschaft, krachtens overeenkomst en/of aanstelling arbeid heeft doen verrichten, terwijl zij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat die toegang of dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededaders,
- voornoemde
[benadeelde partij]onder valse voorwendselen- met een toeristenvisum- op Aruba laten komen en met de enkele bedoeling om in
[bedrijfspand]te gaan werken als bartender terwijl zij wisten dat zij niet mocht werken op Aruba en/of dat zij (in ieder geval na ommekomst van het toeristenvisum) illegaal op het eiland was en/of
- die
[benadeelde partij]een arbeidsovereenkomst hebben gegeven bij
[bedrijfspand], de zaak van (mede)verdachte [medeverdachte] en/of
- die
[benadeelde partij]hebben laten werken bij
[bedrijfspand]en/of
- die
[benadeelde partij](gedeeltelijk) hebben betaald voor haar werkzaamheden.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:

Feit 1

zij in de periode van 15 mei 2019 tot en met 22 augustus 2019, in Aruba,

tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, uit winstbejag, een ander te weten,
[benadeelde partij]behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Aruba, en
/of[benadeelde partij]daartoe uit winstbejag gelegenheid en
/ofmiddelen heeft verschaft
,door:
- voornoemde
[benadeelde partij]te hebben geadviseerd hoe Aruba binnen te komen op een toeristen visum en
/of
-
dat zijwillens en wetens voornoemde
[benadeelde partij]tehebben geadviseerd onder valse voorwendselen -
meteen toeristenvisum - Aruba binnen te komen, wetende dat zij niet als toerist kwam maar om te gaan werken in
[bedrijfspand]en
/of
-
zij - teneinde
[benadeelde partij]in Aruba binnen te krijgen - op het vliegveld de immigratieambtenaar te woord hebben gestaan toen er problemen waren voor voornoemde
[benadeelde partij]om het land binnen te komen en
/of
- voor die
[benadeelde partij]onderdak te hebben geregeld,
terwijl zij, verdachte, en
/ofhaar mededader
(s)wist
(en
) of ernstige redenen had(den) te vermoedendat dat verblijf wederrechtelijk was;

Feit 2

zij
in de periode van 15 mei 2019 tot en met 22 augustus 2019, in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, een ander, te weten,
[benadeelde partij], die zich wederrechtelijk toegang tot en
/ofverblijf in Aruba heeft verschaft, krachtens overeenkomst
en/of aanstellingarbeid heeft doen verrichten, terwijl zij wist
of ernstige reden had om te vermoedendat die toegang
en/ofdat verblijf wederrechtelijk was,
immers
heeft/hebben verdachte en
/ofhaar mededader
s,
- voornoemde
[benadeelde partij]onder valse voorwendselen - met een toeristenvisum - op Aruba laten komen en met de enkele bedoeling om in [bedrijfspand] te gaan werken als bartender terwijl zij wisten dat zij niet mocht werken op Aruba en
/ofdat zij (in ieder geval na ommekomst van het toeristenvisum) illegaal op het eiland was en
/of
- die
[benadeelde partij]een arbeidsovereenkomst
hebbengegeven bij
[bedrijfspand], de zaak van
(mede
)verdachte [medeverdachte] en
/of
- die
[benadeelde partij]hebbenlaten werken bij
[bedrijfspand]en
/of
- die
[benadeelde partij](gedeeltelijk
) hebbenbetaald voor haar werkzaamheden.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe - samengevat - het volgende aangevoerd. Van enige gedraging harerzijds uit winstbejag is geen sprake. Zij heeft niet in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte aangeefster, al dan niet krachtens overeenkomst of aanstelling, arbeid doen verrichten in de bar van de medeverdachte. Zij heeft zich bewust afzijdig gehouden van de bar van de medeverdachte (haar partner) en de werknemers van de bar waartoe ook aangeefster behoorde.
Het Gerecht verwerpt dit verweer, dat zijn weerlegging vindt in de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit vonnis zullen worden opgenomen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: Mensensmokkel, begaan in vereniging door twee of meer personen,
strafbaar gesteld bij artikel 2:154, eerste lid, aanhef en onder b van het Wetboek van Strafrecht van Aruba juncto het derde lid van dit artikel.
Feit 2: Medeplegen van een ander, die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Aruba heeft verschaft, krachtens overeenkomst arbeid doen verrichten, terwijl zij weet dat die toegang of dat verblijf wederrechtelijk is,
strafbaar gesteld bij artikel 2:155, eerste lid, juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straffen wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan mensensmokkel en tewerkstelling van aangeefster die illegaal in Aruba verbleef. Daarbij zijn wettelijke regels inzake de Landsverordening toelating en uitzetting bewust omzeild, waarvan een ontwrichtende werking op de samenleving uit gaat.
Verdachte en de medeverdachte hebben aangeefster uit winstbejag naar Aruba gehaald, onderdak voor haar geregeld, en gedurende een periode van in ieder geval drie maanden, terwijl zij illegaal in Aruba verbleef, te werk gesteld en in de bar van de medeverdachte laten werken. Zij hebben door zo te handelen misbruik gemaakt van de kennelijke grote wens van aangeefster om in Aruba te verblijven en te werken, terwijl dit ten tijde van de strafbare feiten op legale wijze voor haar niet mogelijk was. Zij wisten dat aangeefster illegaal in Aruba verbleef, weinig kan doen om haar rechten af te dwingen en geen ziektekostenverzekering had. Daarmee hebben de verdachte en de medeverdachte niet alleen de belangen van aangeefster geschonden, zij hebben ook de belangen die de Arubaanse overheid heeft bij het verwezenlijken van haar beleid ter zake van illegaal verblijf van vreemdelingen in Aruba en de bestrijding van illegale arbeid in Aruba ondermijnd. Bovendien leidt dit handelen tot nadeel voor de branche genoten die wel overeenkomstig de geldende voorschriften handelen.
Dit zijn ernstige strafbare feiten, te meer nu de verdachte een politieambtenaar werkzaam bij de Guarda Nos Costa is. Een politieambtenaar werkzaam bij de Guarda Nos Costa neemt, gelet op haar taak en functie, een bijzondere plaats in binnen de samenleving. Om die reden wordt van haar volledige integriteit en onkreukbaarheid verwacht. In het kader van hun taak en functie worden politieambtenaren werkzaam bij de Guarda Nos Costa niet alleen bevoegdheden en middelen verschaft, maar wordt hen ook een grote mate van vertrouwen door de samenleving geschonken. Door deze feiten juist als ambtenaar belast met de controle van illegaal verblijf en illegale arbeid van vreemdelingen in Aruba te plegen, ondermijnt de verdachte het vertrouwen dat burgers in de overheid stellen. Het Gerecht rekent dit de verdachte zwaar aan.
In het nadeel van de verdachte weegt het Gerecht voorts mee dat de verdachte, kennelijk tegen beter weten in, ieder verwijt blijft ontkennen, geen inzicht toont in het kwalijke van haar handelen en daar geen verantwoordelijkheid voor neemt.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te noemen gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden is. Het Gerecht zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Het voorwaardelijke strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Schadevergoeding
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt totaal Afl. 25.712,43, bestaande uit Afl. 20.712,43 aan materiële schade en Afl. 2.500,- aan immateriële schade.
De verdediging heeft de vordering gemotiveerd betwist.
Het Gerecht overweegt dienaangaande als volgt.
Een benadeelde partij kan in het strafproces vergoeding vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden, indien voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Voor de beantwoording van de vraag of daarvan sprake is, zijn de concrete omstandigheden van het geval bepalend.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht, bezien in het licht van de bewezenverklaring, onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks de gevorderde schade heeft geleden. De benadeelde partij kan daarom niet worden ontvangen en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van de benadeelde partij ter zake materiële schade is bovendien ook niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte te zijner verdediging tegen de vordering gemaakt. Door of namens de verdachte is niet naar voren gebracht dat zulke kosten zijn gemaakt, zodat die kosten dienen te worden begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20 en 1:62 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
driehonderdenzestig (360) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot
tweehonderdvijfenveertig (245) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
drie (3) jaren,aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte kosten voor zover die betrekking hebben op de vordering van de benadeelde partij, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela, bijgestaan door mw. M.E. Kelly, (zittingsgriffier), en op 16 juli 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.