ECLI:NL:OGEAA:2020:312

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
3 augustus 2020
Zaaknummer
AUA202000885
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ongeoorloofd werknemersgedrag en te laat komen

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De verzoekster, Post Aruba N.V., heeft verzocht om de arbeidsovereenkomst met de verweerder, [gedaagde], te ontbinden wegens gewichtige redenen, met name ongeoorloofd werknemersgedrag en herhaaldelijk te laat komen op het werk. De procedure is geheel schriftelijk verlopen in verband met de coronamaatregelen. De verweerder heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verweerder, die sinds 4 december 2006 in dienst was bij Post, in totaal 57 schriftelijke waarschuwingen heeft ontvangen voor te laat komen. Ondanks deze waarschuwingen heeft de verweerder geen overtuigende onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat zijn te laat komen het gevolg was van migraine en medicijngebruik. Het Gerecht oordeelt dat de verweerder onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stelling te onderbouwen, waardoor het niet aannemelijk wordt geacht dat zijn te laat komen verschoonbaar was.

Gelet op de herhaalde waarschuwingen en de structurele te laat komst, heeft het Gerecht geoordeeld dat er sprake is van gewichtige redenen voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De ontbinding is per 15 juli 2020 ingegaan, zonder toekenning van een ontbindingsvergoeding aan de verweerder. Tevens is de verweerder veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 3.139,--. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Behorend bij E.J. no. AUA202000885
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
de naamloze vennootschap
POST ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: Post,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende in Aruba,
verweerder,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure, die in verband met de beperkingen als gevolg van de coronacrisis met instemming van partijen geheel schriftelijk is verlopen, blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- het verweerschrift;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek, met producties;
- de akte uitlating producties van Post.
1.2
Beschikking is vervolgens bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Post verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst zo spoedig als mogelijk ontbindt wegens de in het verzoekschrift omschreven gewichtige redenen, zonder toekenning van een ontbindingsvergoeding aan [gedaagde] althans met toekenning aan hem van een door het Gerecht te bepalen vergoeding, kosten rechtens althans compensatie daarvan.
2.2 [
gedaagde] heeft verweer gevoerd en concludeert tot afwijzing van het door Post verzochte, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1.1
Vast staat tussen partijen het volgende.
3.1.2 [
gedaagde] is krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst op 4 december 2006 in loondienst getreden van Post in de functie van besteller, tegen een laatstelijk genoten bruto maandloon van Afl. 3.175.--.
3.1.3
Gedurende zijn dienstverband bij Post heeft [gedaagde] maar liefst 57 schriftelijke waarschuwingen ontvangen, grotendeels voor het (alsmaar) te laat komen op zijn werk. Zo is [gedaagde] in 2017 in de maand januari 204 minuten, februari 204 minuten, maart 84 minuten, mei 62 minuten, augustus 95 minuten en september 109 minuten te laat op zijn werk verschenen. In 2018 is [gedaagde] in de maanden mei, juni, augustus en september respectievelijk 83, 78, 126, en 107 minuten te laat op zijn werk verschenen. Over de periode oktober 2018 tot en met februari 2020 is [gedaagde] in totaal ruim 535 minuten te laat verschenen.
3.1.4
Post heeft [gedaagde] telkens voor dat te laat komen naar rato gekort op zijn loon.
3.2 [
gedaagde] stelt dat bedoeld alsmaar te laat komen direct gerelateerd is aan zijn migraine. Door het moeten bezorgen van poststukken in de felle zon krijgt hij last van migraine, als gevolg waarvan hij bij thuiskomst na zijn werk medicatie inneemt, waaronder begrepen tramadol druppels. Als gevolg van die medicatie heeft [gedaagde] veel moeite met opstaan, waardoor hij telkens – zo begrijpt het Gerecht – verschoonbaar te laat op zijn werk verschijnt, aldus telkens [gedaagde].
3.3
Naar het oordeel van het Gerecht heeft [gedaagde] voormelde door Post bestreden bevrijdende stelling niet of onvoldoende verificatoir onderbouwd. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om een doktersverklaring in het geding te brengen waaruit de juistheid van zijn stelling ter zake van het gevolg van het beweerdelijke medicijngebruik kon blijken. Het nalaten daarvan komt en blijft voor rekening en risico van [gedaagde], en brengt met zich dat niet aannemelijk wordt geoordeeld dat hij telkens verschoonbaar te laat op zijn werk verschijnt.
3.4
De mate en omvang van het structureel niet verschoonbaar ofwel ongeoorloofd te laat op het werk verschijnen door [gedaagde] in verbinding met de gebleken omstandigheid dat kortingen op zijn loon naar rato van het te laat komen en de vele aan hem gegeven waarschuwingen te dezen geen soelaas bieden leveren reeds een gewichtige reden op in de zin van veranderde omstandigheden, die van dien aard zijn dat de dienstbetrekking van [gedaagde] bij Post dadelijk behoort te eindigen. Hierbij wordt nog overwogen dat de door Post betreden stelling van [gedaagde], dat collega’s van hem ook voortdurend te laat komen en waarschuwingen/loonkortingen daarvoor krijgen, voldoende feitelijke grondslag mist en daarom wordt gepasseerd. Gesteld noch is gebleken met name wie precies die collega’s zijn, en evenmin is gesteld of gebleken dat die collega’s in dezelfde mate en omvang als in het geval van [gedaagde] ongeoorloofd te laat op hun werk verschijnen.
3.5
Al het vorenstaande brengt met zich dat het ontbindingsverzoek van Post zal worden toegewezen als na te melden, en dat alle overige stellingen van partijen - wat van de inhoud daarvan ook zij - onbesproken kunnen blijven.
3.6
Nu de grond tot ontbinding geheel aan het ongeoorloofd werknemersgedrag van [gedaagde] te wijten is, bestaat er geen ruimte voor toekenning aan [gedaagde] van een door Post te betalen ontbindingsvergoeding.
3.7 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Post, tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 189,-- =) Afl. 639,-- aan verschotten (griffiegeld en oproepkosten) en Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5). Daarbij heeft te gelden dat voor deze begroting de normale gang van zaken in aanmerking is genomen als ware er geen beperkingen in verband met de coronacrisis (verzoekschrift, verweerschrift en daarna mondelinge behandeling van de zaak).

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-ontbindt de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen met ingang van woensdag 15 juli 2020, zonder toekenning aan [gedaagde] van een ontbindingsvergoeding;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Post, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 3.139,--;
-verklaart deze beschikking waar rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 14 juli 2020.