Het Gerecht constateert dat [slachtoffer] verschillende, tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. In zijn eerste verklaring van 27 mei 2019 (vrijwel direct na de vechtpartij) verklaart [slachtoffer] niet te weten wie hem heeft mishandeld en verklaart hij ook gedetailleerd waarom hij dit niet heeft kunnen zien. In zijn tweede verklaring van 14 juni 2019 verklaart [slachtoffer] dat een man, genaamd [naam], en zijn zoon hem hebben mishandeld. In zijn derde verklaring van 16 juli 2019 (ongeveer twee maanden na de vechtpartij) verklaart [slachtoffer] dat hij heeft gezien dat de verdachte [verdachte] en zijn zoon [medeverdachte] hem die bewuste avond hebben mishandeld.
[getuige 1] heeft vier maanden na de vechtpartij verklaard dat hij in het donker heeft gezien dat de verdachte en zijn zoon [slachtoffer]hebben mishandeld, maar tijdens een foto-confrontatie herkent [getuige 1] de verdachte niet.
[getuige 2] heeft verklaard dat het die avond te donker was om iemand te herkennen en dat hij tegen [getuige 1] heeft gezegd dat hij vermoedt dat de jongen die door [slachtoffer] in het verleden werd gestoken ([medeverdachte], zoon van de verdachte), een van de daders zou kunnen zijn.
Uit getuigenverklaringenvolgt dat - op het moment dat [slachtoffer] en [getuige 1] geruime tijd na de vechtpartij, de naam van de verdachte en zijn zoon noemen - het gerucht op straat al was dat de verdachte en zijn zoon betrokken zouden kunnen zijn bij deze vechtpartij. Gelet hierop, gelet op de totstandkoming en de tegenstrijdigheden in de verschillende verklaringen van [slachtoffer] en gelet op het feit dat [getuige 1], die op de hoogte was van het bovengenoemde gerucht, de verdachte tijdens een foto-confrontatie niet herkent, maar wel heeft verklaard dat hij de verdachte die avond in het donker heeft herkend, twijfelt het Gerecht of [slachtoffer] en [getuige 1] de verdachte en zijn zoon die bewuste avond daadwerkelijk hebben gezien/herkend. Het lijkt er eerder op dat deze verklaringen van [slachtoffer] en [getuige 1] aangaande de herkenning onder invloed van de geruchten op straat tot stand zijn gekomen.
Dit leidt ertoe dat het Gerecht redenen heeft om aan de inhoud van de verklaring van [slachtoffer] en [getuige 1], voor wat betreft de herkenning van de verdachte en zijn zoon, te twijfelen. Het Gerecht hecht geloof aan de eerste verklaring van [slachtoffer], waarin [slachtoffer] - kort na de vechtpartij - gedetailleerd heeft verklaard dat hij geen van de jongens van de groep heeft gezien dan wel herkend, omdat op het moment dat hij zich omdraaide om te zien wie hem achtervolgde, hij een klap tegen zijn hoofd kreeg en daarna niets meer zag, waarna hij op de grond viel en zijn hoofd heeft afgeschermd met zijn armen.