ECLI:NL:OGEAA:2020:326

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 augustus 2020
Publicatiedatum
21 augustus 2020
Zaaknummer
AUA202001591
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van uitlatingen over de eer en goede naam van een overleden persoon in het kader van een kort geding

In deze zaak, die op 19 augustus 2020 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, hebben de eisers, bestaande uit de weduwe en kinderen van de overleden heer [overledene], een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die op sociale media uitlatingen had gedaan die de eer en goede naam van [overledene] in diskrediet brachten. De eisers stelden dat de gedaagde hen publiekelijk had beschuldigd van seksueel misbruik door [overledene], zonder voldoende feitelijke onderbouwing. De eisers vorderden rectificatie van deze uitlatingen en een verbod op verdere publicatie van dergelijke beschuldigingen.

Tijdens de zitting op 28 juli 2020 werd het verzoek van de eisers besproken, waarbij zij hun eis gedeeltelijk verminderden. De gedaagde voerde verweer en stelde dat haar uitlatingen een uiting van vrijheid van meningsuiting waren. Het Gerecht oordeelde dat de uitlatingen van de gedaagde, die [overledene] als een kindermisbruiker neerzetten, onrechtmatig waren, omdat zij niet waren onderbouwd met voldoende bewijs. Het Gerecht wees de vorderingen van de eisers grotendeels toe, met uitzondering van enkele specifieke verzoeken die als te vaag werden beschouwd.

Het vonnis bevatte een bevel aan de gedaagde om zich te onthouden van het openbaar maken van uitlatingen die [overledene] zouden kunnen identificeren in verband met beschuldigingen van seksueel misbruik. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het niet naleven van dit bevel. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van de eisers. Dit vonnis benadrukt de balans tussen de vrijheid van meningsuiting en de bescherming van de eer en goede naam van een overledene, waarbij het Gerecht de belangen van de nabestaanden zwaarder liet wegen.

Uitspraak

Vonnis van 19 augustus 2020
Behorend bij K.G. AUA202001591
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:

1.[Eiseres sub 1],

2.
[Eiseres sub 2],
3.
[Eiser sub 3],
4.
[Eiseres sub 4],
5.
[Eiser sub 5],
allen wonende in Aruba,
eisers,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [Eiseres] c.s.,
gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Emerencia,
tegen:
[Gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [Gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. S.A. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van dinsdag 28 juli 2020 om 14:30 uur;
-de door partijen ingezonden al dan niet nadere producties, die zijn toegelaten voorzover verificatoir ontvangen door het Gerecht
ende wederpartij uiterlijk de dag voor de zitting om 14:00 uur.
1.2
Eisers sub 2 en 5 zijn samen met hun gemachtigde ter zitting verschenen, en de overige eisers zijn bij hun gemachtigde verschenen. [Gedaagde] is samen met haar gemachtigde ter zitting verschenen. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd, beiden mede aan de hand van een voorgedragen en overgelegde pleitnota beiden voorzien van producties toegelaten voorzover toegelaten, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3 [
Eiseres] c.s hebben ter zitting hun eis verminderd, in die zin dat zij onderdeel iv. van hun in het verzoekschrift omschreven petitum hebben ingetrokken.
1.4
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.1.2 [Eiseres] c.s. zijn de erven/familie van de heer [overledene], die op 20 juni 2020 in Aruba als gevolg van een langdurige ziekte is overleden (hierna: [overledene]). Eiseres sub 1 is de weduwe van [overledene], en de overige eisers zijn kinderen van hem.
2.1.3 [overledene] was een getalenteerd musicus/accordeonist/componist en winnaar van diverse nationale en internationale prijzen. [overledene] was/is een begrip en alom geliefd in Aruba.
2.1.4 In de avond van 26 juni 2020 is [overledene] (postuum) gehuldigd voor zijn muzikale en culturele verdiensten.
2.1.5 Op de Facebookpagina van “
Aruba sex offender, pedophile public registry” (hierna: ASOPPR) heeft [Gedaagde] op 23 en 26 juni 2020 posts geplaatst, met de voor partijen genoegzaam bekende inhoud. In die door [Eiseres] c.s. overgelegde posts wordt de naam van [overledene] niet genoemd. Voormelde post van 26 juni 2020 is ook geplaatst op de Facebookpagina van Aruba Memes.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
Eiseres] c.s. hebben gesteld en gevorderd als omschreven in hun verzoekschrift, onder intrekking van onderdeel iv. van het petitum.
3.2 [
Gedaagde] heeft verweer gevoerd en concludeert tot afwijzing van het door [Eiseres] c.s. verzochte. In geval van toewijzing van het door [Eiseres] c.s. verzochte concludeert [Gedaagde] tot compensatie van de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van [Eiseres] c.s. bij hun vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen. Het verweer van [Gedaagde] op dit onderdeel wordt verworpen.
4.2
Niet in geschil is tussen partijen dat de thans 46 jaar oude [Gedaagde] in de hiervoor vermelde posts op de Facebookpagina van ASOPPR een niet bij naam genoemde persoon omschrijft als zijnde degene die haar als kind toen zijn 6, 11 en 12 jaar oud was meermalen seksueel heeft misbruikt. Het Gerecht volgt [Eiseres] c.s. in hun standpunt dat die voor partijen genoegzaam bekende omschrijving met zich brengt dat het voor een groot deel van de Arubaanse samenleving zonder meer duidelijk is dat het gaat om [overledene]. Aldus wordt wijlen [overledene] door [Gedaagde] publiekelijk neergezet als een kind misbruikende pedofiel, en dat 40 respectievelijk 34 jaar nadat daarvan beweerdelijk sprake was, hetgeen door [Eiseres] c.s. gemotiveerd wordt betwist.
4.3.1
Het eerste lid aanhef sub c. van artikel 6:106 BW bepaalt dat de benadeelde voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien het nadeel is gelegen in de aantasting van de nagedachtenis van een overledene en toegebracht is aan onder meer de niet van tafel en bed gescheiden weduwe of een bloedverwant tot in de tweede graad van de overledene, mits de aantasting plaatsvond op een wijze die de overledene, ware hij nog in leven geweest, recht zou hebben gegeven op schadevergoeding wegens het schaden van zijn eer of goede naam.
4.3.2
Het door [Eiseres] c.s. gevorderde vormt een beperking op het grondrecht van vrijheid van meningsuiting dat aan eenieder, derhalve ook aan [Gedaagde], op grond van het eerste lid van artikel I.12 van de Staatsregeling van Aruba en het in de Arubaanse rechtsorde rechtstreeks doorwerkende eerste lid van artikel 10 van het EVRM toekomt. Dit grondrecht geldt volgens voormeld artikel van de Staatsregeling van Aruba “
behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens landsverordening” en kan volgens het tweede lid van voormeld verdragsartikel slechts worden beperkt indien deze beperking bij de wet is voorzien en deze in een democratische samenleving noodzakelijk is, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam of de rechten van anderen. Volgens vaste jurisprudentie van het EHRM komt dat er op neer dat de beperking ingegeven moet zijn door een “
pressing social need”, deze “
relevant and sufficient” en voorts “
proportionate to the legitimate aims persued” moet zijn. Van een beperking die in Aruba bij (formele) wet is voorzien is sprake wanneer de uitlatingen van [Gedaagde] onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BWA.
4.3.3
Bij de beantwoording van de vraag of dit zich hier voordoet staan twee, ieder voor zich hoogwaardige en maatschappelijke en persoonlijke belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang van [overledene], als ware hij nog in leven geweest, om niet door uitlatingen in de (social)media te worden aangetast in zijn eer, goede naam en persoonlijke integriteit; aan de andere kant het belang van [Gedaagde] om zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en/of waarschuwend te kunnen uitlaten over een persoon ter signalering van misstanden waaronder begrepen het seksueel misbruiken van een kind.
4.4
De vrijheid van meningsuiting betreft niet alleen de inhoud van meningen, maar ook de vorm waarin zij worden geuit en strekt zich in beginsel ook uit tot uitingen die kwetsend, schokkend of verontrustend (kunnen) zijn (“
information” or “
ideas” “
thatoffend, shock or disturb”; zie onder meer EHRM 8 juli 1999, Baskaya, NJ 2001, 62). In de rechtspraak is verder onderscheid gemaakt tussen feitelijke verklaringen en waardeoordelen. In zijn uitspraak van 11 juli 2006 in de zaak Brasilier heeft het EHRM overwogen dat feitelijke verklaringen die de persoonlijke levenssfeer van een ander in negatieve zin raken van een voldoende feitelijke grondslag moeten worden voorzien, om het onrechtmatige karakter daaraan te ontnemen, terwijl dat bij waardeoordelen niet geldt, zij het dat een waardeoordeel excessief kan worden bevonden indien daarvoor een onvoldoende feitelijke basis is (EHRM, 2 november 2006, Standard Verlag GmbH, par 55).
4.5 [
Gedaagde] stelt dat zij in de Facebook pagina van ASOPPR eindelijk een platform had gevonden om zich na jarenlang zwijgen door het doen van bedoelde uitlatingen te kunnen uiten over wat haar volgens haar in het verleden is aangedaan door [overledene], mede ter motivering van anderen om aangifte te doen en zich niet tot zwijgen te laten dwingen. Die door [Eiseres] c.s. gemotiveerd betwiste uitlatingen betreffen naar het oordeel van het Gerecht feitelijke verklaringen die de persoonlijke levenssfeer van [overledene], als ware hij nog in leven geweest, in ernstig negatieve zin raken. Om het onrechtmatig karakter daaraan te nemen dient [Gedaagde] de uitlatingen van voldoende feitelijke grondslag te voorzien. Dat heeft [Gedaagde] naar het voorlopig oordeel niet en ook niet alsnog gedaan. [Gedaagde] heeft geen verklaring of bewijs anderszins in het geding gebracht die de juistheid van het beweerdelijk seksueel misbruik van haar persoon door [overledene] ondersteunt. Verklaringen van anderen dat ook hen dat is overkomen, levert geen of onvoldoende bewijs op ter zake van het beweerdelijk misbruik van [Gedaagde]. Het had met name op de weg van [Gedaagde] gelegen om een verklaring in het geding te brengen van iemand die uit eigen directe waarneming kennis draagt van het beweerdelijke misbruik van [Gedaagde] en/of een objectieve doktersverklaring vanuit haar kinderjaren waaruit volgt dat sprake was van seksueel misbruik.
4.6
Bij de hiervoor vermelde stand van zaken valt in een bodemprocedure het oordeel te verwachten dat bedoelde uitlatingen van [Gedaagde] voldoende feitelijke grondslag missen en dat [Gedaagde] zich aldus jegens [overledene], als ware hij nog in leven geweest, toerekenbaar schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatige schending van zijn eer en goede naam, hetgeen haar op de voet van artikel 6:162 BW schadeplichtig maakt. In het licht daarvan valt in een bodemprocedure het verdere oordeel te verwachten dat de vorderingen van [Eiseres] c.s. op de voet van eerste lid aanhef sub c. van artikel 6:106 BW zullen worden toegewezen, nu eiseres sub 1 de weduwe is van [overledene] en gesteld noch is gebleken dat die echtgenoten ten tijde van het overlijden van [overledene] van tafel en bed gescheiden waren, terwijl eisers sub 2 tot en met 5 allen kinderen ofwel eerste graad bloedverwanten zijn van [overledene].
4.7
Vorenstaande brengt mee dat de vorderingen van [Eiseres] c.s. zullen worden toegewezen als na te melden. De vordering tot verwijdering van bedoelde post op de Facebookpagina van Aruba Memes zal worden afgewezen, omdat niet aannemelijk is geworden dat [Gedaagde] die post zelfstandig (dus zonder noodzakelijke medewerking van derden) kan verwijderen van die pagina. Ook zal de vordering onder i van het petitum worden afgewezen voorzover die vordering ziet op niet bij naam genoemde (social)media. Die vordering is in zoverre te vaag en onbepaald. Dwangsommen zullen (sterk) gematigd en gemaximeerd worden opgelegd aan [Gedaagde]. Ook daarvan gaat voldoende prikkel uit naar [Gedaagde] tot stipte nakoming van dit vonnis.
4.8
Afweging van de belangen van partijen maakt al het vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van [Gedaagde] bij afwijzing van het door [Eiseres] c.s. verzochte ten opzichte van de belangen van [Eiseres] c.s. bij toewijzing daarvan.
4.9 [
Gedaagde] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [Eiseres] c.s., tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 235,95 =) Afl. 685,95 aan verschotten (griffiegeld en oproepkosten) Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de forfaitair vastgestelde vergoeding voor nakosten ad Afl. 250,--, te vermeerderen met Afl. 150,-- in geval van betekening van dit vonnis aan Boekhoudt c.s. indien en voorzover zij na aanschrijving veertien kalenderdagen de tijd hebben gehad om vrijwillig aan dit vonnis te voldoen, alsmede te vermeerderen met wettelijke rente als na te melden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1
beveelt [Gedaagde] zich per onmiddellijk te onthouden van het openbaar maken van uitlatingen in welke vorm dan ook waarbij [overledene] [Eiseres] door het publiek geïdentificeerd kan worden voorzover die uitlatingen zien op of gaan over beweerdelijk seksueel misbruik van [Gedaagde] door [overledene] [Eiseres] indien en voorzover [Gedaagde] die uitlatingen niet voorziet of niet kan voorzien van een voldoende feitelijke grondslag in de hiervoor (onder 4.5) omschreven zin;
5.2
bepaalt dat [Gedaagde] ten behoeve van [Eiseres] c.s. gezamenlijk een dwangsom verbeurt van Afl. 1.000,-- voor iedere keer dat zij voormeld bevel niet opvolgt en bepaalt voorts dat [Gedaagde] te dezen niet meer dan 25.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
5.3
beveelt [Gedaagde] om binnen 24 uur na de betekening van dit vonnis aan [Gedaagde] haar posts van 23 en 26 juni 2020 op de Facebookpagina van Aruba sex offender, pedophile public registry en zo die posts ook zijn geplaatst op de eigen Facebookpagina van [Gedaagde] te verwijderen en verwijderd te houden;
5.4
bepaalt dat [Gedaagde] ten behoeve van [Eiseres] c.s. gezamenlijk een dwangsom verbeurt van Afl. 500,-- voor iedere dag of deel daarvan dat zij het bevel onder 5.3 niet opvolgt en bepaalt voorts dat [Gedaagde] te dezen niet meer dan 25.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
5.5
verstaat dat [Gedaagde] de beheerder van de Facebook pagina van Aruba Memes binnen 24 uur na de betekening van dit vonnis aan [Gedaagde] zal verzoeken de vermoedelijk door die beheerder geplaatste post (die vrijwel gelijk is aan de door [Gedaagde] op 26 juni 2020 geplaatste post op de Facebook pagina van ASOPPR) met betrekking tot [overledene] [Eiseres] te verwijderen en verwijderd te houden;
5.6
beveelt [Gedaagde] om binnen 24 uur na de betekening van dit vonnis aan [Gedaagde] de volgende rectificatie(tekst) zonder enig commentaar of weerwoord te plaatsen op (1) de Facebookpagina van Aruba sex offender, pedophile public registry, (2) de Facebookpagina van Aruba Memes en (3) haar eigen Facebookpagina:

Den e veredicto den caso summario di e huez di Corte di Porme Instancia di Aruba di fecha 19 augustus 2020, mi a wordo condena pa pone un rectificacion relatando na e acusacion cu mi a haci contra di [overledene] [Eiseres], esta cu e ta un abusador di mucha (un child molester). Huez a conclui cu pa e acusacion ey no tin base, y/o cu e acusacion aki ta un acto inhusto pasobra sin prueba e ta ataka e honor y e bon nomber y e memoria di [overledene] [Eiseres].”;
5.7
bepaalt dat [Gedaagde] ten behoeve van [Eiseres] c.s. gezamenlijk een dwangsom verbeurt van Afl. 500,-- voor iedere dag of deel daarvan dat zij het bevel onder 5.6 niet opvolgt en bepaalt voorts dat [Gedaagde] te dezen niet meer dan 25.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
5.8
veroordeelt [Gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van de [Eiseres] c.s., tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.435,95, te vermeerderen met Afl. 150,-- in geval van betekening van dit vonnis aan [Gedaagde] indien en voorzover zij na aanschrijving veertien kalenderdagen de tijd heeft gehad om vrijwillig aan dit vonnis te voldoen, alsmede te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf de 15de dag na de uitspraak van dit vonnis;
5.9
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.1
wijst af het meer of anders door [Eiseres] c.s. verzochte;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 augustus 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.