Uitspraak
ISLAND FINANCE ARUBA N.V,
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vordert Island Finance Aruba N.V. (hierna: Island Finance) betaling van een bedrag van Afl. 7.917,10 van [Werknemer], die een geldleningsovereenkomst met Island Finance heeft gesloten op 15 oktober 2003. Island Finance heeft [Werknemer] op 9 december 2016 gesommeerd om het verschuldigde bedrag te voldoen, maar [Werknemer] heeft verweer gevoerd en de vordering afgewezen. De procedure heeft verschillende stappen doorlopen, waaronder een verzoekschrift en conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De zaak is uiteindelijk verwezen naar de rol voor vonnis.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de vordering van Island Finance is verjaard op 9 februari 2012, omdat er geen verjaringsstuitende rechtshandelingen zijn verricht in de periode van vijf jaar na de laatste betaling op 8 februari 2007. Het Gerecht heeft de stelling van Island Finance verworpen dat er veelvuldig contact is geweest met [Werknemer], omdat deze stelling niet met bewijsstukken is onderbouwd. Ook de stelling dat een betaling op 30 september 2015 de verjaring zou hebben gestuit, is verworpen, omdat een reeds verjaarde vordering niet opnieuw kan worden gestuit.
De uitspraak van het Gerecht is dat de vordering van Island Finance wordt afgewezen en dat Island Finance als de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil omdat [Werknemer] in persoon procedeert. Het vonnis is uitgesproken op 24 augustus 2020 door mr. A.H.M. van de Leur in aanwezigheid van de griffier.