ECLI:NL:OGEAA:2020:34

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
AUA201900370
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging betalingsbevel en verklaring kwaad opposant in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 22 januari 2020 uitspraak gedaan in een verzet tegen een betalingsbevel. De opposant, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A.R. Bryson, heeft verzet aangetekend tegen een eerder uitgesproken betalingsbevel van 16 januari 2019, waarbij hij was bevolen tot betaling aan de naamloze vennootschap Boogaard Assurantiën N.V. van Afl. 2.377,41, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. De opposant stelde dat hij niet als kwaad opposant moest worden verklaard en dat het betalingsbevel vernietigd diende te worden.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de opposant ten tijde van het ongeval op 25 juli 2015, waarbij hij aansprakelijk was voor schade, niet in het bezit was van een geldig rijbewijs in Aruba. Dit was in strijd met de voorwaarden van de verzekering bij Boogaard, die dekking uitsloot voor schade veroorzaakt door bestuurders zonder geldig rijbewijs. Het Gerecht oordeelde dat de opposant, die alleen een Venezolaans rijbewijs bezat, niet voldeed aan de wettelijke vereisten en dat het terrein waar het ongeval plaatsvond, als een weg in de zin van de Landsverordening wegverkeer moest worden beschouwd.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de opposant tot kwaad opposant verklaard, het betalingsbevel bevestigd en hem veroordeeld in de proceskosten. De kosten werden begroot op Afl. 250,-- aan salaris van de gemachtigde, vermeerderd met nakosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 22 januari 2020
Behorend bij B.B. nr. AUA201900370
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS op het verzet van:
[Opposant],
wonende in Aruba,
opposant,
hierna ook te noemen: [opposant],
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson,
tegen:
de naamloze vennootschap
BOOGAARD ASSURANTIËN N.V.,
gevestigd in Aruba,
geopposeerde,
hierna ook te noemen: Boogaard,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. Crouch.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 28 september 2018 ter griffie ingediende (oorspronkelijke) verzoekschrift van Boogaard, met producties;
- het bij verstek uitgesproken betalingsbevel van dit Gerecht van 16 januari 2019 onder zaaknummer B.B. AUA201803089 (hierna: het betalingsbevel waarvan verzet), waarbij [opposant] uitvoerbaar bij voorraad is bevolen tot betaling aan Boogaard van Afl. 2.377,41 te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 25 juli 2015 en met Afl. 375,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, alsmede tot betaling aan [opposant] van Afl. 350,-- aan proceskosten vermeerderd met Afl. 250,-- aan nakosten gemachtigdensalaris en met verhoging van Afl. 150,-- in geval van betekening;
- de op 6 februari 2019 ter griffie ingediende conclusie van eis in oppositie annex verzetschrift van [opposant], met producties;
- de conclusie van antwoord in oppositie van Boogaard;
- de conclusie van repliek in oppositie van [opposant], tevens houdende een vermeerdering van eis;
- de door Boogaard genomen akte houdende uitlatingen vermeerdering van eis.
1.2
De door [opposant] bij zijn conclusie van repliek in oppositie verzochte vermeerdering van eis en de (aangevulde) grondslag daartoe worden, als zijnde tardief, niet toegelaten. Die door [opposant] genomen conclusie behoort in deze procedure immers de laatste proceshandeling te zijn, in welke - gelet op de goede procesorde - voor vermeerdering van eis en een gewijzigde of aangevulde grondslag daartoe geen ruimte bestaat. Dit één en ander brengt mee dat de akte van Boogaard, die ziet op de niet toegelaten wijzing van eis en de grondslag daartoe - behoudens een mogelijke proceskostenveroordeling ten laste van [opposant] - buiten beschouwing kan blijven.
1.3
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN IN OPPOSITIE

2.1 [
opposant] vordert dat het Gerecht (zo het begrijpt) bij vonnis hem goed opposant verklaart, het betalingsbevel waarvan verzet vernietigt en - opnieuw rechtdoende - de oorspronkelijke vorderingen van Boogaard afwijst, kosten rechtens.
2.2
Boogaard voert verweer en concludeert dat [opposant] tot kwaad opposant moet worden verklaard en voorts tot (1) afwijzing van het door hem verzochte, (2) bevestiging van het betalingsbevel waarvan verzet en (3) veroordeling van [opposant] in de proceskosten en in de nakosten.
2.3
Voor zover voor de beslissing van belang worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING IN OPPOSITIE

3.1
Uit de stukken blijkt dat het betalingsbevel waarvan verzet niet eerder kenbaar is gemaakt aan [opposant] dan op 29 januari 2019 en dat [opposant] zijn verzetschrift op 6 februari 2019 heeft ingediend bij de griffie van dit Gerecht. Dat betekent dat [opposant] binnen de daartoe geldende wettelijke termijn van 14 dagen verzet heeft ingesteld, en daarom ontvankelijk is in dat verzet.
3.2
Niet in geschil is tussen partijen dat [opposant] als bestuurder van de aan hem toebehorende auto met als kentekennummer [kentekennummer] (hierna: het motorvoertuig) op 25 juli 2015 op het terrein van Arugas een aanrijding heeft veroorzaakt met een andere auto (hierna: het ongeval) voor de schade waarvan [opposant] aansprakelijk is. Evenmin is tussen partijen in geschil dat de omvang van die schade met kosten
Afl. 2.377,41 bedraagt, en dat het motorvoertuig ten tijde van de aanrijding via Boogaard (bij de partijen genoegzaam bekende verzekeraar) was verzekerd voor wettelijke aansprakelijkheid (hierna: de polis).
3.3
Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of [opposant] krachtens de tussen partijen overeengekomen voorwaarden al dan geen dekking geniet onder de polis ter zake van de schade als gevolg van het ongeval. Voor de beantwoording van die vraag wordt vooropgesteld dat het in zijn conclusie van repliek in oppositie neergelegde beroep van [opposant] op vernietiging van onredelijk bezwarende polisvoorwaarden en de onderbouwing daarvan - wat van de inhoud daarvan ook zij - als zijnde tardief buiten beschouwing blijft.
3.4
Naar het oordeel van het Gerecht volgt uit de tussen partijen geldende polisvoorwaarden (artikel 4.7 van die voorwaarden) dat van dekking is uitgesloten schade die veroorzaakt is door de feitelijke bestuurder van het motorvoertuig die niet in het bezit is van een in Aruba geldig voor dat motorvoertuig wettelijk voorgeschreven rijbewijs.
3.5
Het eerste lid van artikel 10 van de Landsverordening wegverkeer luidt voor zover thans van belang: “
Het is de in Aruba ingezeten bestuurder van een motorvoertuig verboden daarmee over een weg te rijden, tenzij hij bij zich heeft een door de Minister afgegeven geldig rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig als waarmee gereden wordt (…).”.
3.6
Vast staat dat [opposant] ten tijde van het ongeval ingezetene was van Aruba, en dat hij ten tijde van het ongeval alleen in het bezit was van een Venezolaans rijbewijs. Dat rijbewijs is geen rijbewijs in de zin van het bepaalde bij het eerste lid van artikel 10 van de Landsverordening wegverkeer, hetgeen krachtens voormelde polisvoorwaarde reeds met zich brengt dat de schade als gevolg van het ongeval van dekking is uitgesloten, naar het verdere oordeel van het Gerecht ongeacht de vraag of het terrein van Arugas heeft te gelden als een weg in de zin van voormelde wettelijke bepaling.
3.7
Daar komt bij dat uit de Memorie van Toelichting op de Landsverordening wegverkeer volgt dat onder de definitie weg in de zin van die verordening tevens moet worden verstaan een terrein als dat van Arugas dat door de eigenaar daarvan ten tijde van het ongeval kennelijk was opengesteld voor motorvoertuigen. Het verweer van [opposant] op dit punt wordt verworpen.
3.8
Vorenstaande brengt met zich dat (1) [opposant] tot kwaad opposant zal worden verklaard (2) het betalingsbevel waarvan verzet zal worden bevestigd, en (3) [opposant] zal worden veroordeeld in de proceskosten waaronder begrepen de nakosten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die nopen tot andersluidende oordelen.
3.9
De door [opposant] te vergoeden proceskosten worden tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 250,-- aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met Afl. 125,-- aan nakosten gemachtigdensalaris en met Afl. 150,-- in geval van betekening van dit vonnis. Die betekeningskosten zijn slechts verschuldigd nadat [opposant] veertien kalenderdagen na aanschrijving de tijd heeft gehad om in der minne aan het (te bevestigen) betalingsbevel waarvan verzet te voldoen en daarvan geen gebruik heeft gemaakt.

4.DE BESLISSING IN OPPOSITIE

Het Gerecht:
-verklaart [opposant] tot kwaad opposant;
-bevestigt het betalingsbevel waarvan verzet;
-veroordeelt [opposant] in de proceskosten van Boogaard in oppositie, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 250,-- aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met
Afl. 125,-- aan nakosten gemachtigdensalaris en met Afl. 150,-- in geval van betekening van dit vonnis met inachtneming van het hiervoor bepaalde onder 3.9 slotzin;
-verklaart voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 22 januari 2020.