ECLI:NL:OGEAA:2020:342

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 september 2020
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
AUA202000689
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst op verzoek van werkgever wegens dringende reden

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 15 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen de naamloze vennootschap Divi Phoenix N.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerster]. Divi verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang, stellende dat er sprake was van dringende redenen. De procedure is geheel schriftelijk gevoerd in verband met de coronamaatregelen. Divi stelde dat de werknemer, als manager, ontoelaatbaar had gehandeld jegens ondergeschikten, wat haar ongeschikt maakte voor de functie. De werknemer voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van het verzoek, met een verzoek om een ontbindingsvergoeding gelijk aan het door haar tot aan haar pensioengerechtigde leeftijd te derven loon.

Het Gerecht heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen dringende reden voor ontslag was, zoals door Divi gesteld. De feiten die eerder in een andere beschikking zijn vastgesteld, zijn door het Gerecht als onbestreden overgenomen. Het Gerecht oordeelde dat Divi niet voldoende had aangetoond dat er gewichtige redenen waren voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De stelling van Divi dat de werknemer ongeschikt was, werd niet objectief gezien als billijk, vooral omdat Divi geen gesprek met de werknemer had aangegaan om verbeteringen te bespreken.

De slotsom was dat het verzoek van Divi tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd afgewezen. Divi werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, die tot aan de uitspraak op Afl. 2.500,-- waren begroot aan salaris voor de gemachtigde. De beschikking werd uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur in het openbaar.

Uitspraak

Beschikking van 15 september 2020
Behorend bij E.J. no. AUA202000689
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
de naamloze vennootschap
DIVI PHOENIX N.V.,
gevestigd te Aruba,
verzoekster, hierna te noemen: Divi,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[Naam verweerster],
wonende in Aruba,
verweerster, hierna te noemen: [verweerster],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure, die in verband met de beperkingen als gevolg van de coronacrisis met instemming van partijen geheel schriftelijk is gevoerd, blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de conclusie van repliek, met producties;
-de conclusie van dupliek.
1.2
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Divi verzoekt dat het Gerecht bij beschikking de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang, danwel op een door het Gerecht te bepalen ander tijdstip, ontbindt op grond van de in het verzoekschrift omschreven gewichtige redenen indien en voorzover bij rechterlijk gewijsde komt vast te staan dat die overeenkomst nog steeds bestaat, zonder toekenning aan [verweerster] van een door Divi te betalen billijkheidsvergoeding, kosten rechtens.
2.2 [
verweerster] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door Divi verzochte, althans – in geval van ontbinding van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst – tot toekenning aan haar van een ontbindingsvergoeding gelijk aan het door [verweerster] tot aan haar pensioengerechtigde leeftijd te derven loon, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens.
2.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Bij beschikking van dit Gerecht van 3 maart 2020 in de tussen partijen gevoerde bodemprocedure met als zaaknummer AUA201903408 met [verweerster] als verzoekster en Divi als verweerster (hierna: de beschikking) heeft het Gerecht ter zake van het door Divi op 9 juli 2019 aan [verweerster] gegeven ontslag op staande voet onder rubriek 2. van de beschikking feiten vastgesteld. De ontbindingsrechter maakt die feitenvaststelling, die hier als herhaald en ingelast heeft te gelden, als zijnde onbestreden tot de zijne.
3.2
In het licht van onder meer die feiten heeft het Gerecht bij de beschikking geoordeeld dat er geen sprake is van een dringende reden voor ontslag, zoals gesteld door Divi. Ook dat oordeel en de in de beschikking neergelegde motivering daarvan, die hier eveneens als herhaald en ingelast hebben te gelden, maakt de ontbindingsrechter tot de zijne nu er geen aanleiding of grond bestaat om tot andersluidende oordelen te komen.
3.3
Wat betreft de stelling van Divi dat sprake is van gewichtige redenen in de zin van veranderde omstandigheden die meebrengen dat het dienstverband van O’Neil dadelijk of op korte termijn behoort te eindigen wordt het volgende overwogen. Divi stelt dat daarvan sprake is omdat volgens haar - kort gezegd - uit de bij partijen genoegzaam bekende door met name ondergeschikte collega’s van [verweerster] na haar ontslag bij Divi ingediende klachten volgt dat zij als manager telkens ontoelaatbaar heeft gehandeld jegens die collega’s en daarom ongeschikt is voor die functie. [Verweerster] heeft die stelling gemotiveerd bestreden daartoe stellende dat ze juist in opdracht van Divi streng moest optreden tegen ondergeschikten zodat ze binnen de daartoe gestelde tijd hun werkzaamheden afrondden. Maar zelfs als het Gerecht veronderstellenderwijs de juistheid van de stelling van Divi aanneemt, heeft nog altijd te gelden dat is gesteld noch gebleken dat Divi dienaangaande het gesprek is aangegaan met [verweerster] teneinde tot verbeteringen te komen al dan niet met oplegging aan [verweerster] van een heel veel minder ingrijpende sanctie dan beëindiging van haar dienstverband. Dat Divi geen vertrouwen meer heeft in [verweerster] als Executive Manager zoals door haar gesteld valt in het licht van al het vorenstaande objectief gezien niet te billijken.
3.4
De slotsom luidt dat het Gerecht geen gewichtige reden ziet voor (voorwaardelijke) ontbinding van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst. Het verzoek daartoe van Divi zal daarom worden afgewezen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een andersluidend oordeel kunnen dragen.
3.5
Divi zal, als de in het ongelijk gestelde partij, uitvoerbaar bij voorraad worden verwezen in de proceskosten van [verweerster], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-wijst af het door Divi verzochte;
-veroordeelt Divi in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verweerster], tot aan deze uitspraak begroot Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 15 september 2020.