In deze zaak gaat het om een kort geding tussen een werknemer, [eiseres], en haar werkgever, UMC URGENT MEDICAL CARE N.V., over de geldigheid van een ontslag op staande voet. De werknemer was sinds september 2019 in dienst bij UMC en werkte als radiologist technician. Op 17 maart 2020 weigerde zij om radiologie diensten te verlenen in het kader van de coronamaatregelen, wat leidde tot haar ontslag op staande voet op 19 maart 2020. UMC stelde dat de werknemer zich respectloos had gedragen en de bedrijfsvoering had verstoord door haar werkplek te verlaten zonder toestemming.
De rechter oordeelde dat de door UMC gestelde ontslaggronden niet voldoende waren om een dringende reden voor ontslag op staande voet te rechtvaardigen. De gedragingen van de werknemer, die onder invloed van paniek handelde, waren niet ernstig genoeg om het ontslag te rechtvaardigen. De rechter nam daarbij in overweging dat de werknemer arbeidsongeschikt was verklaard en dat de gevolgen van haar handelen voor de bedrijfsvoering van UMC niet onoverkomelijk waren. De vordering van de werknemer tot doorbetaling van haar loon werd in beginsel toegewezen, waarbij het verweer van UMC over loonmatiging werd gepasseerd.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagprocedures, vooral in situaties waarin werknemers onder druk staan door externe omstandigheden zoals de coronapandemie. De rechter hield verdere beslissingen aan, zodat UMC de gelegenheid kreeg om aanvullende informatie te verstrekken over de loonbetalingen aan haar werknemers.