ECLI:NL:OGEAA:2020:36

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
13 februari 2020
Zaaknummer
AUA201803332
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding op basis van uitsluitingsclausule in WA-verzekering

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap Boogaard Assurantien N.V. (hierna: Boogaard) een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een schadevergoeding die Boogaard heeft uitgekeerd aan een derde na een verkeersongeval op 29 mei 2017, waarbij de bestuurder van de auto, [naam bestuurder], volgens Boogaard geen geldig rijbewijs zou hebben gehad. De gedaagde heeft echter gesteld dat [naam bestuurder] wel in het bezit was van een geldig rijbewijs. Het gerecht heeft in een tussenvonnis Boogaard in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat [naam bestuurder] geen geldig rijbewijs had. Tijdens een comparitie op 21 november 2019 heeft [naam bestuurder] een brief van de Rijksdienst voor het Wegverkeer overgelegd, waaruit zou blijken dat hij ten tijde van het ongeval in het bezit was van een rijbewijs. Boogaard heeft vervolgens in een akte verklaard dat zij bereid was om aan te nemen dat [naam bestuurder] een geldig rijbewijs had.

Het gerecht heeft geoordeeld dat Boogaard niet heeft voldaan aan de voorwaarden van de uitsluitingsclausule in de WA-verzekering en dat haar vordering om de schade te verhalen op de gedaagde daarom moet worden afgewezen. Boogaard had ook verzocht om een proceskostenveroordeling, maar het gerecht heeft geoordeeld dat de gedaagde niet in de gelegenheid was gesteld om op deze wijziging van eis te reageren en dat de gewijzigde eis zal worden afgewezen. Uiteindelijk is Boogaard veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van de gedaagde, die tot op heden op nihil zijn begroot. De uitspraak vond plaats op 5 februari 2020.

Uitspraak

Vonnis van 5 februari 2020
Behorend bij AUA201803332 BB
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
BOOGAARD ASSURANTIEN N.V.,
te Aruba,
EISERES,
hierna ook te noemen: Boogaard,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. Crouch,
tegen:
[GEDAAGDE],
te Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: [Gedaagde],
procederend in persoon.

6.DE VERDERE PROCEDURE

6.1
Het verloop van de procedure tot en met 11 september 2019 blijkt uit het tussenvonnis van die datum (hierna: het tussenvonnis). Het verdere verloop blijkt uit:
- de akte uitlaten bewijslevering van Boogaard d.d. 9 oktober 2019;
- de comparitie van partijen d.d. 21 november 2019;
- de akte uitlating bewijslevering van Boogaard d.d. 4 december 2019.
6.2
De datum voor vonnis is vervolgens bepaald op heden.

7.DE VERDERE BEOORDELING

7.1
In het tussenvonnis is Boogaard in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat [naam bestuurder], als bestuurder van de auto met kenteken [kentekennummers], op 29 mei 2017 ten tijde van het verkeersongeval niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. Tot dit oordeel was het gerecht gekomen, omdat [gedaagde] in de procedure had gesteld dat [naam bestuurder] een geldig rijbewijs bezat, terwijl dit door Boogaard werd betwist. Omdat Boogaard zich beriep op een uitsluitingsclausule in de door [gedaagde] gesloten WA-verzekering ter onderbouwing van haar vordering op [gedaagde], oordeelde het gerecht dat op Boogaard de bewijslast ligt van haar stelling dat [naam bestuurder] geen geldig rijbewijs bezat.
7.2
Naar aanleiding van de akte uitlating bewijslevering heeft het gerecht een comparitie van partijen gelast op 21 november 2019. Tijdens deze comparitie was [naam bestuurder] aanwezig. Hij heeft ter zitting een brief d.d. 15 april 2019 van de Rijksdienst voor het Wegverkeer overgelegd. Volgens [naam bestuurder] (en [gedaagde]) blijkt uit deze brief dat [naam bestuurder] ten tijde van het ongeval op 29 mei 2017 in het bezit was van een rijbewijs. Boogaard is in de gelegenheid gesteld om zich bij akte over de brief uit te laten. Dit heeft zij gedaan in de akte van 4 december 2019.
7.3
In de akte van 4 december 2019 verklaart Boogaard dat zij op grond van de door [naam bestuurder] overgelegde brief van de RDW bereid is om aan te nemen dat [naam bestuurder] ten tijde van het ongeval van 29 mei 2017 in het bezit was van een Nederlands rijbewijs.
7.4
Daarmee staat thans tussen partijen vast dat niet voldaan is aan de voorwaarden van de uitsluitingsclausule in de polis waarop Boogaard zich heeft beroepen om de door haar aan de benadeelde uitgekeerde schade te verhalen op [gedaagde]. De daartoe strekkende vordering van Boogaard dient om die reden te worden afgewezen.
7.5
Boogaard stelt in de akte van 4 december 2019 dat [gedaagde] behoort te worden veroordeeld in de daadwerkelijk door Boogaard gemaakte proceskosten (begroot op Afl. 3.012,50), omdat zij zowel voorafgaand aan de procedure als tijdens deze procedure diverse keren in de gelegenheid is gesteld om aan te tonen dat [naam bestuurder] in het bezit was van een rijbewijs. Zij is hiertoe echter pas overgegaan op de zitting van 21 november 2019. Deze procedure was niet nodig geweest, aldus Boogaard, indien [gedaagde] voorafgaand of aan het begin van de procedure dit bewijs had al overgelegd.
7.6
Hoewel [gedaagde] niet in de gelegenheid is gesteld om op deze wijziging van eis te reageren, zal het gerecht daartoe niet alsnog overgaan, aangezien de gewijzigde eis zal worden afgewezen. Daartoe geldt het volgende.
7.7
Boogaard heeft op grond van de door [gedaagde] gesloten WA-verzekering een uitkering tot schadevergoeding gedaan aan een derde voor schade die met de verzekerde auto van [gedaagde] door [naam bestuurder] aan die derde was toegebracht. Boogaard wenste zich op grond van de uitsluitingsclausule op [gedaagde] te verhalen, omdat [naam bestuurder] volgens Boogaard tijdens het ongeval niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. [Gedaagde] heeft daarentegen gesteld dat [naam bestuurder] in het bezit was van een rijbewijs. Zoals in het tussenvonnis is overwogen, rust de bewijslast van de stelling dat [naam bestuurder] geen geldig rijbewijs had op Boogaard. Hoewel [gedaagde] tijdens de eerste comparitie van 13 februari 2019 heeft toegezegd om aan te tonen dat [naam bestuurder] in het bezit was van een rijbewijs, omdat zij van oordeel was dat zij hiertoe eenvoudig in staat was, kwam door die toezegging de bewijslast niet op haar te rusten. Die lag tijdens de gehele procedure op Boogaard. Het is Boogaard zelf die ervoor heeft gekozen om een procedure tegen [gedaagde] te beginnen, zonder op dit punt eerst nader onderzoek te doen teneinde aldus duidelijkheid te verkrijgen over haar bewijspositie. Achteraf blijkt dat zij ten onrechte tot de procedure is overgegaan. Dat is voor haar risico. Dat [gedaagde] pas in een laat stadium van de procedure en niet eerder heeft aangetoond dat [naam bestuurder] in het bezit was van een geldig rijbewijs, kan geen grond opleveren om [gedaagde] in de (volledige) proceskosten te veroordelen, nu zij op geen enkel moment gehouden was om het ongelijk van Boogaard aan te tonen.
7.8
Boogaard zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagde] gevallen en die tot op heden worden begroot op nihil.

8.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt Boogaard in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [gedaagde] worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 5 februari 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 5 februari 2020
Instantie: gerecht in eerste aanleg van Aruba
Zaaknummer: AR nr. AUA201803332
Inhoudsindicatie: geen proceskostenveroordeling
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: civiel
Rechter: mr. J.J. Verhoeven
Bijzondere kenmerken: