ECLI:NL:OGEAA:2020:360
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Kort geding
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van eisers in kort geding wegens openstaande bestuursrechtelijke rechtsgang
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde de naamloze vennootschap BMC Big Mama Corporation N.V. (hierna: Big Mama) in kort geding dat het Land Aruba zou worden bevolen om te gedogen dat zij haar strandstoelen, plastic stoelen en parasols met windschermen op het strand nabij haar kiosk te Baby Beach mocht plaatsen. Big Mama had eerder een brief ontvangen van de Directeur van de Directie Infrastructuur en Planning (DIP), waarin zij werd gewaarschuwd dat zij zonder de benodigde vergunningen onrechtmatige activiteiten op het strand verrichtte. De DIP had Big Mama gelast om haar strandstoelen en parasols te verwijderen en had haar de mogelijkheid geboden om een precariovergunning aan te vragen.
Tijdens de procedure voerde Big Mama aan dat zij financiële schade zou lijden als zij niet in staat was om haar activiteiten voort te zetten terwijl zij wachtte op de verlening van de vergunningen. Het Land Aruba voerde echter verweer en stelde dat Big Mama niet-ontvankelijk was in haar vordering, omdat er een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang bij de bestuursrechter openstond. Het Gerecht oordeelde dat de brief van de DIP moest worden aangemerkt als een beschikking, waartegen bezwaar kon worden gemaakt bij de bestuursrechter. Aangezien er een alternatieve rechtsgang beschikbaar was, verklaarde het Gerecht Big Mama niet-ontvankelijk in haar vordering.
Het Gerecht veroordeelde Big Mama in de proceskosten van het Land, die op nihil werden begroot, aangezien het Land zich had laten vertegenwoordigen door een ambtenaar. De uitspraak werd gedaan op 27 augustus 2020, in aanwezigheid van de griffier.