ECLI:NL:OGEAA:2020:371
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag en verjaring van rechtsvordering
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 september 2020 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke kwestie. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.S. Gravenstijn, heeft een vordering ingesteld tegen de vennootschap S & A Industries Aruba VBA, vertegenwoordigd door mr. M.R.M. Reinkemeyer. De vordering betreft een schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag en de betaling van wettelijk schadeloosstelling wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn. Verzoekster stelt dat zij op 24 juli 2019 op staande voet is ontslagen zonder dat aan de vereisten voor ontslag is voldaan. S&A betwist echter dat verzoekster in dienst was en voert aan dat de vordering is verjaard.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de vordering tot schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag is verjaard, omdat verzoekster haar rechtsvordering pas op 24 januari 2020 heeft ingesteld, terwijl de verjaringstermijn van zes maanden reeds was verstreken. Het deel van de vordering dat betrekking heeft op de wettelijk schadeloosstelling wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn is echter niet verjaard, omdat dit niet onder het bereik van de verjaring valt zoals neergelegd in artikel 7A:1615u BW.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat verzoekster niet voldoende heeft onderbouwd dat zij in dienst was van S&A, waardoor haar verzoek om verklaring voor recht dat het ontslag onregelmatig en kennelijk onredelijk is geschied, is afgewezen. Verzoekster is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, terwijl haar verzoek om kosteloos te procederen is toegewezen. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in arbeidszaken en de strikte toepassing van verjaringstermijnen.