ECLI:NL:OGEAA:2020:372

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 september 2020
Publicatiedatum
6 oktober 2020
Zaaknummer
AUA202000204
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en arbeidsongeschiktheid in de context van een arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en de naamloze vennootschap Constructiebedrijf Goede Bouw N.V. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.E.A. Hernandez, stelde dat haar arbeidsovereenkomst eenzijdig was opgezegd door Goede Bouw, zonder dat hier een geldige reden voor was. De verweerster, Goede Bouw, vertegenwoordigd door de advocaten mr. M.M.M.C. Ecury en mr. Z.J.E. Paesch, betwistte deze claim en voerde aan dat de arbeidsovereenkomst niet was beëindigd.

De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 7 juli 2020, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. De verzoekster had zich op 16 februari 2019 ziekgemeld en was arbeidsongeschikt verklaard. In een ongedateerde akte werd een beëindiging van de arbeidsovereenkomst vermeld, maar de verzoekster betwistte de geldigheid hiervan. Het Gerecht oordeelde dat de verzoekster haar stelling dat de arbeidsovereenkomst op 11 oktober 2019 eenzijdig was opgezegd, onvoldoende had onderbouwd. Het Gerecht concludeerde dat de verzoekster niet had aangetoond dat het ontslag onterecht was en wees haar vorderingen af.

De beslissing van het Gerecht hield in dat de verzoekster als de in het ongelijk gestelde partij werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die werden begroot op Afl. 2.500,-. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijsvoering in arbeidsrechtelijke geschillen, vooral in gevallen van vermeend onterecht ontslag.

Uitspraak

Beschikking van 29 september 2020
Behorend bij E.J. nr. AUA202000204
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoekster],
te Aruba,
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. A.E.A. Hernandez,
tegen
de naamloze vennootschap
CONSTRUCTIEBEDRIJF GOEDE BOUW N.V.,
te Aruba,
verweerster,
hierna te noemen: Goede Bouw,
gemachtigden: de advocaten mr. M.M.M.C. Ecury en mr. Z.J.E. Paesch.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de mondelinge behandeling op 7 juli 2020;
- het e-mailbericht van 21 juli 2020 van de gemachtigde van [verzoekster], waarbij het Gerecht medegedeeld wordt dat tussen partijen geen regeling is bereikt.
1.2 [
verzoekster] is ter zitting verschenen samen met haar gemachtigde. Namens Goede Bouw waren aanwezig mr. Paesch voornoemd, de advocaat mr. D.C.A. Crouch en mevrouw [naam projectmanager] (projectmanager). Partijen hebben het woord gevoerd en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Beschikking is bepaald op heden.
2. DE VASTSTAANDE FEITEN
2.1
Gedurende geruime tijd heeft [verzoekster] al dan niet op projectbasis voor Goede Bouw gewerkt.
2.2
Op 16 februari 2019, gedurende haar dienstverband bij Goede Bouw, heeft [verzoekster] zich ziekgemeld bij de Sociale Verzekeringsbank (hierna te noemen: de SVB). Met ingang van 1 februari 2019 werd zij arbeidsongeschikt verklaard. Op 12 juni, 30 augustus en 1 oktober 2019 heeft [verzoekster] zich bij de SVB voor controle gemeld.
2.3
In een ongedateerde akte is onder meer het volgende vermeld:

Mutuo acuerdo pa terminacion laboral
entre
(…)
Constructie Bedrijf Goede Bouw
(…)
Elda Patricia [verzoekster]
(…)
Acuerdo entre partidonan
° Ta bay di acuerdo cu entre e dos partidonan e empleado ta acepta tur e condicionan di e contracto temporario pa hasi trabou na Hyatt Airport situa na (…);
° Na momento di terminacion ta constata cu oranan di vakantie stipula pa ley a wordo paga. (…)”
De akte is ondertekend namens Goede Bouw en [verzoekster].
2.4
In een schrijven van 11 oktober 2019 van Goede Bouw gericht aan [verzoekster] staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…)
Ref: Terminacion
(…)
Le informamos que de acuerdo a nuestro contrato ya usted no trabaja mas para nuestra compañia.
En este momento usted seguirá cobrando su seguro de enfermedad directamente con las oficinas del SVB.
(…)”
2.5
Op 13 november 2019 heeft [verzoekster] zich voor controle bij de SVB gemeld, waarna is bepaald dat zij zich op 14 januari 2020 voor een volgende controle bij de SVB dient te melden. Hiervan heeft [verzoekster] Goede Bouw op de hoogte gebracht, door per WhatsApp een foto van de controlekaart van de SVB te versturen.
2.5
Bij brief van 28 november 2019 heeft [verzoekster] zich jegens Goede Bouw beroepen op de kennelijk onredelijkheid en onregelmatigheid van het haar op 11 oktober 2019 gegeven ontslag, en, onder berusting in dat ontslag, Goede Bouw gesommeerd tot betaling van het bedrag van Afl. 35.398,63.
2.6
Bij brief van 29 november 2019 heeft Goede Bouw onder meer ontkend dat zij [verzoekster] op 11 oktober 2019 heeft ontslagen.
2.7
Op 14 januari 2020 heeft [verzoekster] zich niet bij de SVB gemeld.
2.8
Op 16 januari 2020 heeft [verzoekster] zich bij de SVB gemeld. De SVB heeft haar arbeidsongeschikt verklaard tot 21 januari 2020.
2.9
Op 21 januari 2020 is [verzoekster] niet verschenen op het werk.
2.1
Bij brieven van 21, 23 en 24 januari 2020 en 11 februari 2020 heeft Goede Bouw [verzoekster] gesommeerd om op de werkvloer te verschijnen. [verzoekster] heeft hieraan geen gevolg gegeven.
2.11
Bij brief van 13 februari 2020, afkomstig van Goede Bouw is het volgende aan [verzoekster] medegedeeld:
“(…)
Con esta carta nos gustaría informarle formalmente que a partir del 20 de enero de 2020 no ha mostrado ningún signo de interés en presentarse a trabajar o ha tomado ningun forma de comunicación con nosotros. Por eso Usted queda despedida de inmediato a partir de hoy.
(…).”
2.12 [
verzoekster] heeft haar salaris tot en met januari 2020 doorbetaald gekregen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Het verzoek strekt ertoe om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat het verleende ontslag kennelijk onregelmatig is;
voor recht te verklaren dat [verzoekster] recht heeft op de Cessantia-uitkering op grond van de Cessantia-landsverordening;
voor recht te verklaren dat het verleende ontslag kennelijk onredelijk is;
Goede Bouw te veroordelen om tegen kwijting aan [verzoekster] te betalen een somma van Afl. 5.540,- ter zake onregelmatig ontslag (opzegtermijn), Afl. 1.729,80 ter zake opzegging tegen eind van de maand, Afl. 4.393,83 ter zake cessantia, Afl. 1.395,- inzake niet genoten vakantiedagen en Afl. 19.040,- ter zake schadevergoeding naar billijkheid, dan wel enig ander door het Gerecht vast te stellen bedrag(en);
Goede Bouw te veroordelen om aan [verzoekster] te betalen wettelijke rente ex art. 6:119 BW over de onder d. toegewezen bedragen, te rekenen vanaf de opeisbaarheid hiervan tot de dag der voldoening;
subsidiair, enige andere beslissing te nemen die het Gerecht juist voorkomt;
Goede Bouw te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan deze vordering legt [verzoekster] - samengevat - ten grondslag dat Goede Bouw haar bij voormelde brief van 11 oktober 2019 heeft ontslagen, zonder reden en zonder dat sprake was van wederzijds goedvinden.
3.3
Goede Bouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd dat, voor zover voor de beslissing van belang, bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Tussen partijen is niet meer in geschil dat [verzoekster] tot 11 oktober 2019 in dienst was van Goede Bouw. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of Goede Bouw de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] bij de hiervoor onder 2.4 vermelde brief van 11 oktober 2019 eenzijdig heeft opgezegd. [verzoekster] stelt dat dit het geval is, Goede Bouw betwist dit.
4.2
Ter toelichting op haar stelling dat de arbeidsovereenkomst per brief van 11 oktober 2019 eenzijdig door Goede Bouw is opgezegd, stelt [verzoekster] dat de in die brief genoemde ontslaggrond, de beëindigingsovereenkomst, in werkelijkheid niet bestaat omdat de hiervoor onder 2.3 vermelde beëindigingsovereenkomst niet door [verzoekster] is ondertekend.
4.3
Naar het oordeel van het Gerecht kan in het midden blijven of [verzoekster] de beëindigingsovereenkomst heeft ondertekend. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen. Goede Bouw heeft gemotiveerd betwist dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na 11 oktober 2019 niet meer voortduurde. Zij heeft, onder overlegging van loonstroken over de periode van februari 2019 tot en met januari 2020, onbetwist gesteld dat zij [verzoekster] ook na 11 oktober 2019 haar salaris heeft uitbetaald. Verder heeft Goede Bouw, onder overlegging van afschriften van de SVB-kaart van [verzoekster], onweersproken gesteld dat [verzoekster] tot aan de laatste controles en arbeidsgeschiktverklaring op 16 januari 2020 bij de SVB als werknemer van Goede Bouw geregistreerd stond. Dat ook [verzoekster] na 11 oktober 2019 handelde alsof zij in dienst van Goede Bouw was, valt voorts af te leiden uit het door Goede Bouw overgelegde WhatsApp‑bericht van 13 november 2019 (zie 2.5), waarin [verzoekster] Goede Bouw meldt dat zij arbeidsongeschikt is verklaard tot 14 januari 2020. Gegeven deze gemotiveerde betwisting van het einde van de arbeidsovereenkomst per 11 oktober 2019, had het op de weg van [verzoekster] gelegen om deze stelling nader te onderbouwen, hetgeen zij niet heeft gedaan. Zij heeft niet afdoende toegelicht op welke grond, anders dan uit hoofde van een arbeidsovereenkomst, Goede Bouw aan haar na 11 oktober 2019 steeds salaris heeft betaald, noch waarom zij op 13 november 2019 Goede Bouw op de hoogte heeft gebracht van de bevindingen van de controle bij de SVB. Zonder deze nadere toelichting, heeft [verzoekster] haar stelling dat de arbeidsovereenkomst bij brief van 11 oktober 2019 eenzijdig door Goede Bouw is opgezegd, onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. Het Gerecht gaat daarom aan deze stelling voorbij, zonder [verzoekster] tot bewijs toe te laten.
4.4
Het voorgaande heeft tot gevolg dat het door [verzoekster] gestelde ontslag op 11 oktober 2019 niet vast is komen te staan. Gelet hierop zullen de vorderingen van [verzoekster], die alle op deze stelling zijn gebaseerd, worden afgewezen en behoeven de overige stellingen van partijen geen bespreking meer.
4.5 [
verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, tot op heden begroot op Afl. 2.500,- (2 punten Tarief 5) aan salaris van de gemachtigde.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [verzoekster] in de kosten van deze procedure die aan de zijde van Goede Bouw worden begroot op Afl. 2.500,- aan salaris van de gemachtigde;
- verklaart voormelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 september 2020 in aanwezigheid van de griffier.