In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, betreft het een geschil tussen een vrouw, eiseres, en een man, gedaagde, over de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap na hun echtscheiding. Partijen zijn op 24 april 2009 gehuwd in algehele gemeenschap van goederen, maar de echtscheiding werd uitgesproken op 9 november 2015. De beschikking werd op 17 februari 2016 ingeschreven in het register van de burgerlijke stand van Aruba. De vrouw vorderde onder andere de verdeling van de huwelijksgemeenschap, inclusief de verkoop van de voormalige echtelijke woning en een gebruikersvergoeding van de man voor het gebruik van de woning.
Het gerecht oordeelde dat de woning, die geen hypotheek heeft, verkocht moet worden en dat de netto-opbrengst gelijkelijk tussen partijen verdeeld moet worden. De vrouw had een makelaarskantoor voorgesteld voor de verkoop, maar de man was het daar niet mee eens. Het gerecht bepaalde dat de woning in eerste instantie via het voorgestelde makelaarskantoor te koop zal worden aangeboden, maar als dat niet mogelijk is, via een door de man te kiezen makelaar. De verkoopprijs zal door de makelaar worden vastgesteld, rekening houdend met de huidige marktomstandigheden.
Daarnaast werd de vrouw veroordeeld tot betaling van een bedrag van Afl. 25.743,40 aan de man, bestaande uit een vergoeding voor de door de man betaalde grondbelasting en een deel van de belastingschulden. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis werd uitgesproken op 30 september 2020 door rechter J.J. Verhoeven.