Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
De rechter in dit gerecht, recht doende:
veroordeelt Trias en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling aan Aruba van Afl. 14.885.762,62, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2007 over Afl. 14.711.791,09 tot aan de voldoening en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2011 over Afl. 184.971,53 tot aan de voldoening;
beveelt Trias binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis Aruba in te lichten over waar de door Trias in het kader van de tussen partijen gevoerde procedures ontvangen gelden zich bevinden en, voor zover deze gelden zijn geconverteerd in waardepapieren, vorderingen, zaken en/of goederen, waar deze zich bevinden en ten name van wie, en tevens Aruba in te lichten over waar eventueel andere voor verhaal vatbare gelden, waardepapieren, vorderingen, zaken en/of goederen zich bevinden, zulks op straffe van een dwangsom van Afl. 5.000,00 voor iedere dag, een gedeelte daarvan tot een gehele dag gerekend, tot een maximum van Afl. 200.000,00;
veroordeelt Trias en [gedaagde 2] hoofdelijk in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Aruba tot op heden begroot op: Afl. 34.426,65;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.”.
In zijn arrest van 20 september 1991 (LJN ZC0338) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de eisen van redelijkheid en billijkheid, die de verhouding tussen schuldeiser en schuldenaar beheersen, meebrengen dat een schuldenaar in beginsel verplicht is inlichtingen omtrent zijn inkomens en vermogenspositie en omtrent in zijn bezit zijnde en voor verhaal vatbare goederen te geven aan een schuldeiser die een veroordeling tot betaling van een geldsom jegens hem heeft verkregen (zie ook: Gemeenschappelijk Hof van Justitie 20 mei 2011, LJN BQ8989). Trias en [gedaagde 2] hebben zich verweerd tegen de vordering door te stellen dat de informatieplicht eerst ontstaat op het moment dat een schuldeiser is veroordeeld tot betaling en dus in de executoriale fase. Dit verweer slaagt voor zover het betrekking heeft op [gedaagde 2]. In voormeld arrest heeft de Hoge Raad immers overwogen dat een schuldenaar jegens een schuldeiser die een veroordeling tot betaling van een geldsom jegens hem verkreeg, gehouden is inlichtingen omtrent zijn inkomens en vermogenspositie te verschaffen. [Gedaagde 2] heeft betwist enig bedrag aan Aruba verschuldigd te zijn, zodat niet eerder dan met het onderhavige vonnis vaststaat dat hij als schuldenaar moet worden aangemerkt op grond waarvan hij gehouden is tot het verschaffen van inlichtingen omtrent zijn inkomens- en vermogenspositie. [Gedaagde 2] moet, gelet op het verstrekkende karakter van deze maatregel, eerst in de gelegenheid worden gesteld vrijwillig aan de verplichtingen die voortvloeien uit het onderhavige vonnis te voldoen. De vordering tot het verstrekken van inlichtingen zal dan ook worden afgewezen voor zover die betrekking heeft op [gedaagde 2].”.
Ter voldoening aan het (…) vonnis (…) bericht ik u namens cliënten als volgt.
Op 16 juni 2016 is de grosse van (…) [GEA: het] vonnis opnieuw aan u betekend met het bevel om binnen twee dagen te voldoen aan de verplichtingen uit het vonnis.
3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
4.DE BEOORDELING
5.DE UITSPRAAK
maandag 26 oktober 2020 om 14:30 uurin zaal B van het in Aruba te J.G. Emanstraat nr. 51 gelegen gerechtsgebouw;