ECLI:NL:OGEAA:2020:391
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete opgelegd aan Banco di Caribe (Aruba) N.V. door Centrale Bank van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan op het beroep van Banco di Caribe (BdC) tegen een bestuurlijke boete die door de Centrale Bank van Aruba was opgelegd. De boete van Afl. 500.000,- was opgelegd wegens een overtreding van artikel 19a van de Landsverordening toezicht kredietwezen (Ltk). De Bank had vastgesteld dat BdC niet had voldaan aan de meldplicht met betrekking tot de beëindiging van de correspondentrelatie met Bank of America, wat volgens de Bank een incident vormde dat onverwijld gemeld had moeten worden. BdC had bezwaar gemaakt tegen de boete en stelde dat de beëindiging van de relatie met Bank of America geen ernstig gevaar voor de integere uitoefening van haar bedrijf vormde. De Bank had de boete uiteindelijk verlaagd tot Afl. 375.000,-. Het Gerecht oordeelde dat de Bank terecht had vastgesteld dat de beëindiging van de correspondentrelatie een incident was en dat BdC in gebreke was gebleven om dit tijdig te melden. Het beroep van BdC werd ongegrond verklaard, en de opgelegde boete werd bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en tijdige communicatie in de financiële sector, vooral in het kader van toezicht en integriteit.