ECLI:NL:OGEAA:2020:395

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
14 oktober 2020
Zaaknummer
AUA201904444
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van werknemer wegens vervanging waterleidingen zonder toestemming

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek van een werknemer, aangeduid als [verzoeker], die op staande voet was ontslagen door zijn werkgever, het Water- en Energiebedrijf Aruba N.V. (WEB). De werknemer was sinds 1 oktober 2011 in dienst en had de functie van Technician Onderhoud WDI. Op 10 juli 2019 verving hij samen met een collega een deel van een koperen waterleiding door een kunststof leiding, zonder dat hiervoor toestemming was gegeven door de werkgever. Na een intern onderzoek werd de werknemer op 23 juli 2019 op staande voet ontslagen, omdat hij had gelogen over de omstandigheden van de vervanging en de reden waarom hij de leidingen had vervangen.

De werknemer heeft de nietigheid van het ontslag ingeroepen en verzocht om doorbetaling van zijn loon en herplaatsing in zijn functie. Het Gerecht heeft de vraag beoordeeld of er sprake was van een dringende reden voor het ontslag. Het Gerecht oordeelde dat de gedragingen van de werknemer, waaronder het zonder toestemming vervangen van de leidingen en het afleggen van valse verklaringen, een dringende reden voor ontslag op staande voet opleverden. Het Gerecht heeft het verzoek van de werknemer afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en eerlijkheid in de communicatie tussen werknemer en werkgever, vooral in situaties die kunnen leiden tot ontslag. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de werkgever terecht heeft gehandeld door het dienstverband te beëindigen, gezien de ernst van de gedragingen van de werknemer.

Uitspraak

Beschikking van 6 oktober 2020
Behorend bij AUA201904444
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker],
te Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Illes,
tegen:
de naamloze vennootschap
WATER- EN ENERGIEBEDRIJF ARUBA N.V.,
te Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: WEB,
gemachtigde: de advocaat mr. A.E. Barrios.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de pleitaantekeningen van [verzoeker];
- de mondelinge behandeling van 23 juni 2020.
1.2 [
verzoeker] is ter zitting verschenen samen met mr. D.G. Illes. Namens WEB waren aanwezig mr. A.E. Barrios, de heer [colega 1] (Sectormanager Waterdistributie van WEB) en de heer [colega 2] (Chef Water Distributie en Onderhoud van WEB). Partijen hebben het woord gevoerd ([verzoeker] mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitaantekeningen) en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
De datum van de uitspraak is nader bepaald op heden.
2. DE VASTSTAANDE FEITEN
2.1 [
verzoeker] is op 1 oktober 2011 in loondienst getreden van WEB, laatstelijk in de functie van
“Technician Onderhoud WDI”, tegen een brutosalaris van Afl. 4.141,-- per maand.
2.2 [
verzoeker] is in zijn functie onder meer gehouden (reparatie)werkzaamheden te verrichten aan de op straat bevindende waterdistributieleidingen van WEB.
2.3 [
verzoeker] heeft samen met een collega (hierna: de collega) op 10 juli 2019 aan de [adres] een deel van een koperen waterleiding vervangen door een kunststof leiding.
2.4
In verband met de vervanging van deze leiding zijn [verzoeker] en de collega op 17 juli 2019 door WEB gehoord. De daarvan door WEB opgestelde verslagen zijn door [verzoeker] (verweerschrift, prod. 7) en de collega (verweerschrift, prod. 6) ondertekend. Op 18 juli 2019 zijn er wederom gesprekken gevoerd met [verzoeker] en zijn collega. De daarvan door WEB opgestelde verslagen zijn wederom door [verzoeker] (verweerschrift, prod. 10) en de collega (verweerschrift, prod. 9) ondertekend.
2.5 [
verzoeker] is, nadat hij een aantal dagen geschorst is geweest, op 23 juli 2019 op staande voet ontslagen. De ontslagbrief luidt voor zover van belang als volgt:

U bent op 17 juli 2019 met behoud van loon geschorst hangende ons onderzoek naar mogelijke onregelmatigheden bij de vervanging van, tot de waterleiding van W.E.B. Aruba N.V., toebehorende koperen buizen. Het onderzoek is afgerond en we informeren u als volgt.
W.E.B. Aruba N.V. is op 16 juli 2019 erachter gekomen dat (een gedeelte van) de aan haar in eigendom toebehorende koperen buizen te [adres] vervangen zijn door HDPE-buizen, zonder dat hiertoe opdracht was gegeven door W.E.B. Aruba N.V. Er is geen “Work Order” voor de vervanging van de bewuste waterleiding opgemaakt, noch zijn de verrichte werkzaamheden en het gebruikte materiaal in onze administratie verwerkt. Het enige wat uit onze administratie blijkt is dat u op 10 juli 2019 samen met uw collega, de heer [colega 3], een melding heeft afgehandeld te [adres], waarbij een terugslagklep zou zijn vervangen.
Wij hebben met u vergaderd op 17 juli 2019. (…).
We hebben nogmaals met u vergaderd op 18 juli 2019. (…)
U heeft geen geldige verklaring gegeven waarom u op 17 juli 2019, toen u over deze kwestie voor het eerst werd gehoord, niet de waarheid heeft verteld ten aanzien van de feiten rondom de vervanging van de koperen buizen op 10 juli 2019.
Uw handelen op 10 juli 2019 en 17 juli 2019 zoals hierboven omschreven wordt als een grove veronachtzaming gezien van de plichten voortvloeiende uit uw arbeidsovereenkomst. U heeft aan W.E.B. Aruba N.V. toebehorende koperen buizen weggehaald en deze door HDPE-buizen vervangen zonder hiertoe opdracht te hebben gekregen en zonder de hiertoe bestemde procedure te volgen. Vervolgens heeft u, toen u op 17 juli 2019 over dit incident werd gehoord, in strijd met de waarheid verteld dat de koperen buizen door derden zouden zijn weggehaald, wetende dat dit niet waar was nu uzelf (samen met uw collega) de koperen buizen heeft weggehaald. Door zo ernstig verwijtbaar te hebben gehandeld, heeft W.E.B. Aruba N.V. alle vertrouwen in u verloren. De hierboven omschreven handelingen van 10 juli 2019 en 17 juli 2019 worden, zowel individueel als gezamenlijk, een dringende reden beschouwd voor de beëindiging van uw dienstverband per heden, 23 juli 2019.”
2.6
Bij schrijven van 6 november 2019 heeft [verzoeker] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en heeft hij zich bereid verklaard de bedongen arbeid te blijven verrichten.
2.7
Bij brief van 25 november 2019 heeft WEB [verzoeker] medegedeeld dat zij bij het ontslag blijft.

3.HET VERZOEK

3.1 [
verzoeker] verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
- WEB veroordeelt om aan [verzoeker] het loon door te betalen vanaf 24 juli 2019, vermeerderd met de wettelijke verhoging alsmede de wettelijke rente;
- WEB beveelt om [verzoeker] weder te werk te stellen in de door hem laatstelijk vervulde functie, op straffe van een dwangsom van Afl. 250,-- per dag of gedeelte daarvan dat WEB nalaat aan dit bevel te voldoen;
- WEB veroordeelt in de proceskosten.
3.2
Ter onderbouwing van zijn stelling heeft [verzoeker] gesteld dat er geen sprake is van een zodanige dringende reden die een onverwijlde beëindiging van het dienstverband rechtvaardigt. Volgens [verzoeker] volstaat de ontslagreden niet en is zijdens WEB op disproportionele wijze gereageerd op de situatie.
3.3
WEB heeft verweer gevoerd dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ter beantwoording ligt voor de vraag of er sprake is van een dringende reden die een ontslag op staande voet kan rechtvaardigen. Als dringende redenen worden volgens artikel 1615o lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Van belang is verder dat het de werkgever is die moet stellen en bewijzen dat sprake is van een dringende reden.
4.2
WEB heeft als verweer gevoerd dat [verzoeker] op 23 juli 2019 terecht op staande voet is ontslagen, omdat [verzoeker] op 10 juli 2019 - zonder enige opdracht daartoe en zonder de daartoe bestemde procedureregels te hebben gevolgd - koperen waterleidingen die in eigendom toebehoren aan WEB heeft verwijderd en vervangen met kunststofbuizen, en omdat [verzoeker] vervolgens, toen hij - tijdens het eerste gesprek op 17 juli 2019 - in de gelegenheid is gesteld om toe te lichten wat zich op de bewuste dag heeft afgespeeld, heeft gelogen. [verzoeker] heeft in een tweede gesprek op 18 juli 2019, erkend niet de waarheid te hebben verteld en pas toen heeft hij verklaard - samen met een collega met wie hij op 10 juli 2020 heeft samengewerkt (hierna: de collega) - de koperen leidingen te hebben verwijderd. Web heeft zich in haar ontslagbrief op het standpunt gesteld dat bovengenoemde gedragingen ieder op zich of in samenhang met elkaar een dringende reden voor ontslag op staande voet opleveren.
4.3
Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoeker] samen met een collega op 10 juli 2019, in strijd met de procedureregels, bovengenoemde koperen leidingen heeft verwijderd. Evenmin is tussen partijen in geschil dat [verzoeker] over hetgeen zich op de bewuste dag heeft afgespeeld, heeft gelogen. Anders dan [verzoeker] is het Gerecht van oordeel dat de laatste omschreven gedragingen van [verzoeker] in hun onderlinge samenhang beschouwd een dringende reden opleveren voor een ontslag op staande voet, en wel om de volgende redenen.
4.4 [
verzoeker] en zijn collega hebben zonder dat daartoe een opdracht was gegeven door WEB, zonder dat er een storingsmelding was binnengekomen en zonder dat er anderszins van een aanleiding is gebleken, op eigen initiatief een deel van de koperen waterleiding aan de [adres] vervangen. Achteraf is gebleken dat de collega de vervangen koperen leiding heeft meegenomen naar huis en niet conform de procedureregels heeft ingeleverd. Het is een feit van algemene bekendheid dat er in Aruba veel koperdiefstallen plaatsvinden. Nu de collega de vervangen koperen leiding niet conform de procedureregels heeft ingeleverd, neemt het gerecht als vaststaand aan dat de collega reeds bij het vervangen van de leiding het voornemen had om de vervangen koperen leiding te verduisteren.
WEB heeft onbetwist gesteld dat zij kwesties rond koperdiefstal c.q. leidingdiefstal hoog opneemt en het gerecht gaat er vanuit dat [verzoeker] hiermee ook bekend was. Toen [verzoeker] tijdens de bespreking op 17 juli 2019 werd gevraagd om informatie te verschaffen rond de vervanging van de koperen leiding aan de [adres], had van hem mede om die reden mogen worden verwacht dat hij terstond op dat moment WEB naar waarheid omtrent de gang van zaken had geïnformeerd. Ook al zou het juist zijn dat [verzoeker] ten aanzien van de vervanging van de leiding geen verwijt treft, zoals door hem gesteld, omdat het initiatief voor de vervanging van leidingen van de collega uitging aan wie [verzoeker] ondergeschikt was en dat [verzoeker] er op het moment van de vervanging niet van op de hoogte was dat zijn collega het voornemen had om de leiding te verduisteren, dan nog geldt dat hij enige argwaan had behoren te hebben nu er geen directe noodzaak was voor de vervanging van de leiding en nu deze vervanging op initiatief van de collega werd uitgevoerd rond half tien in de avond (zie stelling WEB in verweerschrift, 7 in samenhang met de producties 6 en 7 bij het verweerschrift, prod. 6 en prod. 7. ) Toen er door WEB een onderzoek werd ingesteld en [verzoeker] in het kader daarvan werd gehoord, had hij dan ook naar waarheid moeten verklaren. Niet alleen heeft hij dit niet gedaan, maar uit de inhoud van de onjuiste verklaringen die [verzoeker] en zijn collega ieder voor zich hebben afgelegd (verweerschrift, prod. 6 en prod. 7), volgt dat zij van tevoren hun valse verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Het gerecht leidt daaruit af dat [verzoeker] zich op dat moment bewust was van het frauduleuze optreden van zijn collega en er bewust voor heeft gekozen om tijdens de eerste bespreking met WEB de waarheid omtrent het nodeloos vervangen van de koperen leiding op 10 juli 2019 te verhullen. Deze gedragingen van [verzoeker] zijn dermate ernstig dat van WEB redelijkerwijze niet kan worden gevergd dat zij de dienstbetrekking laat voortduren. Dat [verzoeker] de valse verklaring heeft afgelegd om zijn collega te beschermen, die zijn baan nodig heeft om in het levensonderhoud van zijn gezin te voorzien, leidt niet tot een ander oordeel.
4.5 [
verzoeker] heeft verder gesteld dat het ontslag op staande voet geen stand kan houden, nu collega’s die in het verleden een ernstiger vergrijp hebben gepleegd, niet zijn ontslagen. Nu WEB deze stelling heeft betwist, en omdat [verzoeker] zijn stelling vervolgens niet nader heeft onderbouwd met stukken waaruit blijkt dat zijn stelling juist is, dient deze naar het oordeel van het Gerecht gepasseerd te worden.
4.6
Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat (1) [verzoeker] terecht op staande voet is ontslagen en (2) dat het verzoek van [verzoeker] moeten worden afgewezen.
4.7 [
verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van deze procedure.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
wijst het verzoek af;
5.2
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van WEB worden begroot op Afl. 50,-- aan griffierechten en Afl. 2.500,-- aan salaris van de gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 6 oktober 2020 in aanwezigheid van de griffier.