In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een tussenvonnis in een civiele procedure over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na het overlijden van de erflater op 6 maart 2019. De eiseres, het enig kind van de erflater, heeft samen met de gedaagde, de ex-echtgenoot van de erflater, de erfenis ontvangen. De erflater heeft geen testament achtergelaten, waardoor de wettelijke erfopvolging van toepassing is. De eiseres verzoekt het Gerecht om de omvang van de gemeenschap vast te stellen, een gebruiksvergoeding voor de gemeenschappelijke woning en auto te bepalen, en de verdeling van de gemeenschap te gelasten. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt voor om de gemeenschap te verdelen zoals door haar voorgesteld.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de gedaagde recht heeft op de helft van de huwelijksgoederengemeenschap en dat de eiseres en gedaagde ieder recht hebben op de andere helft van de gemeenschap. De activa en passiva van de gemeenschap zijn in detail besproken, waarbij de waarde van de activa is vastgesteld op Afl. 284.278,14 en de passiva op Afl. 49.012,21. Dit leidt tot een netto waarde van de gemeenschap van Afl. 117.632,97, waaruit volgt dat beide partijen recht hebben op Afl. 58.816,48.
De eiseres heeft ook een vergoeding gevorderd voor het gebruik van de woning en de auto door de gedaagde. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de gedaagde de hypothecaire lasten van de woning heeft betaald en dat de vordering van de eiseres voor gebruiksvergoeding voor de woning wordt afgewezen. Voor de auto is een vergoeding vastgesteld op Afl. 100,-- per maand, wat resulteert in een totaal van Afl. 1.900,-- dat de gedaagde aan de eiseres verschuldigd is. Het Gerecht heeft besloten om een comparitie van partijen te gelasten om te onderzoeken of de gedaagde in staat is om het verschuldigde bedrag te betalen. Indien niet, zal de woning verkocht moeten worden.
De uitspraak is gedaan door mr. A.H.M. van de Leur en de comparitie is gepland voor 6 november 2020.