ECLI:NL:OGEAA:2020:414

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
AUA202001251
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake betaling en aflossingsregeling tussen Island Finance Aruba N.V. en gedaagde

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vordert de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. (hierna: Island Finance) betaling van een openstaande schuld door de gedaagde, die een lening van Afl. 15.215,00 had afgesloten. De lening was onderworpen aan een rente van 27,25% per jaar, met een terugbetalingsschema van 48 maandelijkse termijnen. De gedaagde heeft een achterstand in betalingen van Afl. 10.991,08, wat leidde tot een conservatoir beslag op zijn inkomen. Tijdens de zitting erkende de gedaagde de achterstand en de verschuldigde rente, maar gaf aan niet in staat te zijn om het volledige bedrag ineens te betalen, mede door financiële problemen veroorzaakt door de ondersteuning van zijn zoon in Nederland.

Het gerecht oordeelt dat betalingsonmacht geen reden is om de vordering af te wijzen, en dat de vordering van Island Finance toewijsbaar is. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van Afl. 10.957,28, vermeerderd met rente en kosten, en heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten, die in totaal op Afl. 4.161,95 zijn begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het gerecht moedigt partijen aan om in onderling overleg een aflossingsregeling te treffen.

Uitspraak

Vonnis van 7 oktober 2020
Behorend bij AUA202001251
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
te Aruba,
EISERES,
hierna ook te noemen: Island Finance,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[naam gedaagde],
te Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederende in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift d.d. 25 mei 2020 met producties;
- de brief d.d. 7 juli 2020 met producties van [gedaagde];
- de akte uitlating vermindering van eis van Island Finance d.d. 8 juli 2020;
- de mondelinge behandeling van 26 augustus 2020.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Bij overeenkomst d.d. 5 oktober 2017 heeft [gedaagde] een bedrag van Afl. 15.215,00 geleend van Island Finance. In de overeenkomst is een rente overeengekomen van 27,25% per jaar. [gedaagde] heeft zich voorts verbonden om de hoofdsom met rente terug te betalen in 48 maandelijkse termijnen van Afl. 529,59.
2.2
Bij schrijven van 25 maart 2020 van de gemachtigde van Island Finance is [gedaagde] gesommeerd om een openstaande achterstand van Afl. 10.991,08 (te vermeerderen met boetes en kosten) binnen 7 dagen aan Island Finance te voldoen.
2.3
Krachtens daartoe verkregen verlof van dit gerecht heeft Island Finance op 24 april 2020 conservatoir beslag gelegd onder het Land Aruba.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Island Finance vordert na vermindering van eis dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [ gedaagde] veroordeelt om aan Island Finance te betalen de som van Afl. 10.957,28;
- vermeerderd met de (gematigde) rente van 27% per jaar vanaf 31 maart 2018 tot een maximum van Afl. 8.232,07 en na het bereiken van dit maximum vermeerderd met de wettelijke rente;
- vermeerderd met de overeengekomen en gemaakte buitengerechtelijke incassokosten naar rato van 1,5 punt van het liquidatietarief ad Afl. 1.500,00;
- met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure, die van het gelegde beslag daaronder begrepen.
3.2
Op de grondslagen van de vordering en het daartegen gevoerde verweer zal hierna, bij de beoordeling van de vordering worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan haar vordering legt Island Finance ten grondslag dat [gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst d.d. 5 oktober 2017, zodat de resterende hoofdsom thans ineens opeisbaar is, te vermeerderen met de overeengekomen dan wel wettelijke rente alsmede te vermeerderen met de overeengekomen incassokosten.
4.2 [
gedaagde] heeft erkend dat hij een achterstand heeft ter zake van de betaling van de overeengekomen termijnen. Hij heeft de omvang van de door Island Finance gestelde achterstand ter zitting uitdrukkelijk erkend en tevens heeft hij erkend de door Island Finance berekende rente en kosten verschuldigd te zijn.
4.3 [
gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat hij het gevorderde moet betalen en daartoe ook bereid is. Hij kan de openstaande hoofdsom echter niet ineens voldoen. De achterstand in betalingen is onder meer ontstaan doordat hij zijn in Nederland wonende zoon, die daar vorig jaar (nog) geen studiefinanciering ontving, financieel heeft moeten onderhouden. Omdat sedert juli 2020 op grond van het gelegde beslag een aanzienlijk deel op zijn inkomen wordt ingehouden, zijn zijn financiële problemen alleen maar toegenomen.
4.4
Betalingsonmacht van de schuldenaar komt voor diens risico en is geen reden om een opeisbare vordering af te wijzen. Ook is het gerecht niet bevoegd om ten aanzien van een opeisbare vordering te bepalen dat deze in termijnen kan worden voldaan. Nu de vordering tussen partijen vaststaat, zal deze dan ook worden toegewezen als hierna vermeld.
Het gerecht gaat er vanuit, zoals ter zitting met partijen is besproken en ook van de zijde van Island Finance is toegezegd, dat partijen er naar zullen streven om in onderling overleg een voor beide partijen aanvaardbare aflossingsregeling overeen te komen.
4.5
Ter onderbouwing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten heeft Island Finance volstaan met het overleggen van een sommatiebrief d.d. 25 maart 2020. Deze brief moet echter worden beschouwd als een voorbereiding van de procedure (waarvoor het verzoekschrift op 25 mei 2020 is ingediend) en waarvoor een vergoeding is begrepen in de hierna toe te wijzen proceskosten. Dit onderdeel van de vordering zal om die reden worden afgewezen.
4.6 [
gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die inclusief de kosten van het gelegde beslag aan de zijde van Island Finance worden begroot op Afl. 300,00 aan griffierecht, op Afl. 861,95 aan explootkosten en op Afl. 3.000,00 aan salaris van gemachtigde (3 punten voor beslagrekest, verzoekschrift en comparitie van partijen), in totaal derhalve op Afl. 4.161,95.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
veroordeelt [gedaagde] om aan Island Finance te betalen de som van Afl. 10.957,28, vermeerderd met de rente van 27% per jaar vanaf 31 maart 2018 tot een maximum van Afl. 8.232,07 en na het bereiken van dit maximum vermeerderd met de wettelijke rente;
5.2
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die van het gelegde beslag daaronder begrepen, welke aan de zijde van Island Finance worden begroot op Afl. 4.161,95;
5.3
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 7 oktober 2020 in aanwezigheid van de griffier.