In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. D.G. Croes, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure vond plaats op 18 september 2020, waarbij eiser en gedaagde hun standpunten hebben toegelicht. Eiser vorderde ontruiming van de woning die gedaagde van hem huurt, alsook betaling van achterstallige huur. Gedaagde betwistte de vorderingen van eiser en voerde aan dat de boete die in de huurovereenkomst was opgenomen, onrechtmatig hoog was.
Het Gerecht oordeelde dat de onverkorte toepassing van het boetebeding zou leiden tot een buitensporig resultaat. Het Gerecht honoreerde het impliciete beroep van gedaagde op matiging van de boete en besloot de boete te matigen tot Afl. 4,-- per dag. Het Gerecht concludeerde dat gedaagde in de afgelopen 42 maanden meer had betaald dan wat redelijkerwijs was vereist, en dat in een bodemprocedure de vorderingen van eiser waarschijnlijk zouden worden afgewezen. Daarom werden de door eiser verzochte voorzieningen afgewezen en werd eiser veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die nihil waren omdat gedaagde in persoon had geprocedeerd.
De uitspraak werd gedaan op 14 oktober 2020 door mr. A.H.M. van de Leur, en het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.