ECLI:NL:OGEAA:2020:427

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
AUA202000602
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking in arbeidszaak tussen verzoekster en naamloze vennootschap

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. D.G. Kock, een vordering ingediend tegen de naamloze vennootschap [naam verweerster]. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 21 februari 2020 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift op 30 juni 2020. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 september 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Verzoekster vordert een bedrag van Afl. 9.580,08 aan niet uitbetaalde loon en fooien, terwijl de verweerster in reconventie terugbetaling van Afl. 9.527,50 vordert, stellende dat verzoekster te veel aan voorschotten heeft ontvangen. Het Gerecht heeft verzoekster in de gelegenheid gesteld om haar vorderingen concreet te onderbouwen, waarbij zij moet specificeren voor welke behandelingen zij recht heeft op betaling. De verweerster zal vervolgens de gelegenheid krijgen om hierop te reageren. De beslissing is aangehouden voor verdere behandeling op 10 november 2020.

Uitspraak

Beschikking van 13 oktober 2020
Behorend bij E.J. nr. AUA202000602
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoekster],
te Aruba,
verzoekster,
hierna te noemen: [naam verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen
de naamloze vennootschap
[X] HODN [naam verweerster],
te Aruba,
verweerster,
hierna te noemen: [naam verweerster],
gemachtigde: mw. [naam directrice](directrice).

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 21 februari 2020;
- het verweerschrift met producties, ingediend op 30 juni 2020;
- de per mail van 27 augustus 2020 overgelegde producties zijdens [naam verzoekster];
- de ter zitting van 1 september 2020 overgelegde productie zijdens [naam verweerster];
- de mondelinge behandeling van 1 september 2020, tijdens welke behandeling partijen hun standpunten hebben toegelicht en waarbij [naam verzoekster] een pleitnota heeft overgelegd.
1.2
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
naam verzoekster] heeft in de periode van 2017 tot en met 2019 werkzaamheden verricht voor [naam verweerster] tegen betaling van Afl. 25,- per uur per behandeling die [naam verzoekster] heeft verzorgd, exclusief fooi.
2.2
Bij brief van 28 januari 2020 heeft [naam verzoekster] [naam verweerster] gesommeerd tot betaling van Afl. 4.290,05 aan niet uitbetaalde behandelingen en Afl. 2.097,12 aan niet uitbetaalde fooien vermeerderd met de vertragingsrente ex artikel 7A:1614q BW.
2.3 [
naam verweerster] heeft aan het verzoek van [naam verzoekster] geen gevolg gegeven.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

in conventie
3.1
Naast verlof tot kosteloos procederen verzoekt [naam verzoekster] dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking [naam verweerster] veroordeelt om aan [naam verzoekster] te betalen het bedrag van Afl. 6.387,17, vermeerderd met de vertragingsrente ex artikel 7A:1614q BW zijnde in totaal het bedrag van ad Afl. 9.580,08 en [naam verweerster] veroordeelt in de proceskosten.
3.2
Aan deze vordering legt [naam verzoekster] - samengevat - ten grondslag dat [naam verweerster] over het jaar 2018 over de maanden maart tot en met december nog recht heeft op Afl. 10.090,05 aan loon. Hierop kan in mindering worden gebracht Afl. 5.800,- aan voorschotten. Zij maakt bovendien aanspraak op Afl. 2.568,12 aan fooi, waarop in mindering kan worden gebracht het bedrag van Afl. 471,- dat reeds is betaald. Gelet op het voorgaande is [naam verweerster] aan [naam verzoekster] nog verschuldigd een bedrag van Afl. 4.290,05 aan niet uitbetaalde behandelingen en Afl. 2.097,12 aan niet uitbetaalde fooien, aldus [naam verzoekster].
3.3 [
naam verweerster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. [naam verweerster] heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat zij bepaalde werkzaamheden heeft vergoed en dat zij thans slechts Afl. 210,- aan [naam verzoekster] verschuldigd is.
in reconventie
3.4 [
naam verweerster] vordert veroordeling van [naam verzoekster] tot terugbetaling van het bedrag van Afl. 9.527,50, vermeerderd met de vertragingsrente ex artikel 7A:1614q BW, met veroordeling van [naam verzoekster] in de proceskosten.
3.5
Aan deze vordering legt [naam verweerster] -samengevat- ten grondslag dat [naam verzoekster] een totaal bedrag van Afl. 4.737,50 te veel aan voorschotten heeft ontvangen. Volgens [naam verweerster] dient dit bedrag terug te worden betaald. Voorts heeft [naam verzoekster] een trainingsprogramma bij [naam verweerster] gevolgd ter waarde van Afl. 5.000,-, waardoor [naam verzoekster] de kosten voor het trainingsprogramma (hierna te noemen: het lesgeld) aan [naam verweerster] terug dient te betalen conform de door partijen aangegane overeenkomsten.
3.6 [
naam verzoekster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat voor deze vordering geen plaats is in deze procedure. Verder zijn de door [naam verweerster] gestelde voorschotten geen voorschotten, maar vormden de aldus betaalde bedragen het loon van [naam verzoekster]. Voorts is [naam verzoekster] geen overeenkomst met [naam verweerster] aangegaan voor het volgen van een trainingsprogramma. Zij heeft zich ook niet aangemeld voor een trainingsprogramma. Evenmin heeft zij een trainingsprogramma bij [naam verweerster] gevolgd, aldus [naam verzoekster].

3.DE BEOORDELING

in conventie
4.1
Ter beantwoording ligt voor de vraag of [naam verweerster] nog een bedrag van Afl. 9.580,08 aan [naam verzoekster] verschuldigd is. Gezien de grondslagen van de vordering en van het verweer is de vraag of er tussen partijen een arbeidsovereenkomst dan wel een andere overeenkomst tot stand is gekomen, niet relevant. Al hetgeen partijen daarover hebben gesteld, behoeft om die reden geen bespreking.
loon en fooien
4.2
Alvorens het Gerecht de vorderingen van [naam verzoekster] inhoudelijk kan beoordelen, dient [naam verzoekster] eerst concreet stellen hoe haar vordering ten aanzien van de verschuldigde loonbedragen volgens haar is opgebouwd. Dit betekent dat [naam verzoekster] moet aangeven voor welke behandelingen (datum en duur van de behandeling) zij recht heeft op betaling van loon en welke bedragen zij per behandeling te vorderen heeft. Hetzelfde geldt ten aanzien van haar vordering inzake niet uitbetaalde fooien; dit betekent dat [naam verzoekster] moet aangeven voor welke behandelingen (datum behandeling) zij recht heeft op betaling van fooi en welk bedrag aan fooi het betreft. Het Gerecht begrijpt dat [naam verzoekster] zich bij de opstelling van de berekening in productie 4 bij de pleitnota heeft gebaseerd op de als overige producties overgelegde handgeschreven overzichten, waarop is vermeld op welke dagen [naam verzoekster] heeft gewerkt en welke behandelingen zij op die dagen heeft gegeven. Het is echter aan [naam verzoekster] zelf om in de processtukken concreet te stellen op welke wijze haar vordering is opgebouwd. [naam verzoekster] kan niet volstaan met het slechts verwijzen naar producties. Pas nadat [naam verzoekster] op deze wijze concreet heeft gesteld op welke door haar gegeven behandelingen haar vordering is gebaseerd, is [naam verweerster] in staat om daar concreet verweer tegen te voeren.
4.3 [
naam verweerster] zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om bij antwoordakte tegen de aldus concreet onderbouwde vordering verweer te voeren. [naam verweerster] zal daartoe per behandeling moeten aangeven of deze inderdaad op de gestelde dag door [naam verzoekster] is gegeven en zo ja, of die behandeling aan [naam verzoekster] is vergoed. [naam verweerster] heeft gesteld dat zij door [naam verzoekster] ondertekende betaalbewijzen heeft ten aanzien van het loon dat [naam verzoekster] is uitbetaald. Indien [naam verweerster] stelt dat zij bepaalde werkzaamheden heeft vergoed en dat zij daarvan betaalbewijzen heeft, dan dient zij kopieën van die betaalbewijzen bij haar akte te voegen.
in reconventie
Ontvankelijkheid
4.4
Wat betreft het ontvankelijkheidsverweer van [naam verzoekster] wordt het volgende overwogen. Ingevolge het bepaalde in het vierde lid van artikel 429h Rv mag het verweerschrift in zaken die in een beschikking eindigen een zelfstandig verzoek bevatten, mits dit betrekking heeft op het onderwerp van het oorspronkelijk verzoek. De in het verweerschrift ingestelde vordering van [naam verweerster] heeft betrekking op het onderwerp van het oorspronkelijk door [naam verzoekster] verzochte. De stelling van [naam verzoekster] dat deze vordering niet past in deze procedure wordt gelet op het voorgaande verworpen. Overigens zijn er geen gronden gesteld of gebleken die meebrengen dat [naam verweerster] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen. Het ontvankelijkheidsverweer van [naam verzoekster] wordt verworpen.
4.5
Ter beantwoording ligt voor de vraag of [naam verzoekster] aan [naam verweerster] een bedrag van Afl. 9.527,50 terug moet betalen.
Voorschotten op het loon
4.6
Alvorens het Gerecht de vordering van [naam verweerster] inhoudelijk kan beoordelen, dient [naam verweerster] eerst concreet onderbouwd te stellen welk bedrag zij aan [naam verzoekster] in totaal als loon verschuldigd is geworden gedurende de periode dat [naam verzoekster] heeft gewerkt en welke bedragen er als loon dan wel als voorschot zijn betaald. Voor zover er bewijzen van betaling zijn, dienen deze in kopie te worden overgelegd. Reeds overgelegde bewijzen, zoals de voorschotbetalingen die als productie 8 tot en met 12 bij verweerschrift zijn overgelegd, behoeven niet opnieuw te worden overgelegd.
Lesgeld
4.7
Ten aanzien van de vordering tot terugbetaling van het lesgeld, beroept [naam verweerster] zich op schriftelijke overeenkomsten die zij met [naam verzoekster] heeft gesloten en die door [naam verzoekster] zijn ondertekend. Alvorens het Gerecht dit onderdeel van het geschil beoordeelt, dient [naam verweerster] kopieën te overleggen van de door [naam verzoekster] ondertekende overeenkomsten waaruit blijkt dat [naam verzoekster] dit lesgeld aan [naam verweerster] verschuldigd is.
4.8 [
naam verzoekster] zal hierna in de gelegenheid worden gesteld om bij antwoordakte tegen de aldus concreet onderbouwde vorderingen verweer te voeren.
in conventie en in reconventie
4.9
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
in conventie
5.1
stelt [naam verzoekster] in de gelegenheid om uiterlijk
10 november 2020een akte te nemen met de in nummer 4.2 vermelde doeleinden;
in reconventie
5.2
stelt [naam verweerster] in de gelegenheid om uiterlijk
10 november 2020een akte te nemen met de in nummer 4.6 en 4.7 vermelde doeleinden;
in conventie en in reconventie
5.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 oktober 2020 in aanwezigheid van de griffier.