ECLI:NL:OGEAA:2020:430

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
AUA202002443
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening in het kader van uitzetting van Venezolaanse nationaliteit

Op 28 oktober 2020 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarin een Venezolaanse verzoeker een voorlopige voorziening vroeg tegen zijn uitzetting. De verzoeker, die op 21 augustus 2020 clandestien Aruba was binnengekomen, had eerder een asielverzoek ingediend dat op 12 februari 2020 was afgewezen. De minister van Justitie, Veiligheid en Integratie had op 22 augustus 2020 de uitzetting van de verzoeker bevolen. De verzoeker stelde dat hij het risico liep op onmenselijke behandeling in Venezuela na zijn uitzetting. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker in strijd met de wettelijke bepalingen het land was binnengekomen en dat er geen grond was voor schorsing van het bevel tot uitzetting. De voorzieningenrechter benadrukte dat het asielverzoek van de verzoeker niet leidde tot onrechtmatigheid van het bevel tot uitzetting, en dat de procedure voor het asielverzoek in een vergevorderd stadium was. De voorzieningenrechter wees het verzoek tot schorsing af en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

Uitspraak van 28 oktober 2020
Lar nr. AUA202002443

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. S.M. Paesch,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: J.M. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 22 augustus 2020 heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.
Daartegen heeft verzoeker op 1 oktober 2020 bezwaar gemaakt.
Op 1 oktober 2020 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.
Op 12 oktober 2020 heeft verzoeker nadere stukken ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 14 oktober 2020. Verzoeker is via videoverbinding verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting het land zijn binnengekomen.
Feiten
2.1
Verzoeker is op 8 december 2017 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van vijf dagen.
2.2
Op 22 augustus 2018 is aan verzoeker een UNHCR-certificaat uitgereikt.
2.3
Op 12 november 2019 is verzoeker door het Korps Politie Aruba (KPA) aangehouden en overgedragen aan de afdeling Vreemdelingentoezicht.
2.4
Bij onderscheiden bevelschriften van 12 november 2019 heeft verweerder de uitzetting en de bewaring van verzoeker bevolen.
2.5
Op 2 december 2019 heeft verzoeker conform de voorgeschreven procedure bij de DIMAS een asielverzoek ingediend.
2.6
Bij beschikking van 12 februari 2020 heeft verweerder het onder 2.5 vermelde verzoek afgewezen.
2.7
Verzoeker is op 4 maart 2020 uitgezet naar Venezuela.
2.8
Op 21 augustus 2020 is verzoeker clandestien per boot Aruba binnengekomen.
2.9
Bij onderscheiden bevelschriften van 22 augustus 2020 heeft verweerder de uitzetting en de bewaring van verzoeker bevolen.
2.1
Op 24 augustus 2020 heeft verzoeker opnieuw een asielverzoek ingediend.
De standpunten van partijen
3.1
Verweerder heeft aan het bevel tot uitzetting onder meer ten grondslag gelegd dat verzoeker:
- op 4 maart 2020 uit Aruba is verwijderd;
- op 21 augustus 2020 Aruba clandestien per boot is binnengekomen;
- niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel;
- niet staat ingeschreven in de registers;
Bovendien behoeft zijn illegale verblijf op Aruba niet te worden gedoogd.
Ter zitting heeft verweerder desgevraagd te kennen gegeven dat hij het verbod op non refoulement respecteert.
3.2
Het verzoek strekt tot schorsing van de beschikking van 22 augustus 2020 totdat op het bezwaar is beslist. Daaraan legt verzoeker ten grondslag dat hij het risico loopt na uitzetting onmenselijk behandeld te worden in Venezuela.
Beoordeling
4.1
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
4.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat het asielverzoek van verzoeker van 2 december 2019 voorafgaand aan het geven van de beschikking van 22 augustus 2020 was afgewezen (zie 2.6).
4.3
Nu verzoeker in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting het land is binnengekomen en ten tijde van het geven van het bevel tot uitzetting geen asielverzoek had ingediend, is verweerder op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, van de Ltu bevoegd verzoeker uit te zetten.
4.4
Verzoeker heeft op 24 augustus 2020 alsnog volgens de voorgeschreven procedure bij DIMAS een asielverzoek ingediend (zie 2.10). Uit het vluchtelingenrechtelijke verbod op refoulement, dat inhoudt dat een persoon niet teruggezonden mag worden naar een land waar hij of zij vervolging vreest, volgt dat de asielzoeker niet mag worden teruggestuurd naar zijn land van herkomst tot op zijn verzoek is beslist. Dit moet gezien worden als een tijdelijke uitzettingsbelemmering. Indien het asielverzoek is afgewezen, kan het bevel tot uitzetting alsnog worden uitgevoerd. De indiening van het asielverzoek door verzoeker 24 augustus 2020 leidt dan ook op zichzelf niet tot onrechtmatigheid van het bevel tot uitzetting en vormt daarom geen reden tot schorsing van dat bevel. Overigens heeft verweerder ter zitting te kennen gegeven dat de procedure in een vergevorderd stadium is en hij op korte termijn een beschikking op het asielverzoek van verzoeker zal geven.
4.5.
Gezien het voorgaande bestaat geen grond voor schorsing van het bestreden bevelschrift. Het verzoek wordt afgewezen.
4.6
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.