ECLI:NL:OGEAA:2020:469

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
AUA201900697
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over aansprakelijkheid en bewijslevering in een geschil over verloren goederen

In deze civiele procedure, aangespannen door de vennootschap EXHIBITIONS CARGO USA (hierna: ECU), tegen INTERPORT LOGISTICS VBA, draait het om de aansprakelijkheid voor een verloren doos zonnebrillen. ECU stelt dat de doos, die op of omstreeks 6 februari 2018 met de luchtvaartmaatschappij Amerijet naar Aruba is vervoerd, op 7 februari 2018 door Interport in ontvangst is genomen, maar daarna is verdwenen. ECU vordert schadevergoeding van US$ 10.916,16 en de proceskosten. Interport betwist de aansprakelijkheid en concludeert dat ECU niet-ontvankelijk moet worden verklaard, of dat de schadevergoeding beperkt moet worden tot Afl. 251,75.

De rechter heeft in zijn vonnis van 11 november 2020 geoordeeld dat er geen gronden zijn om ECU niet-ontvankelijk te verklaren. De rechter heeft ECU in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren door het horen van getuigen. Dit bewijs moet aantonen dat de doos zonnebrillen op de genoemde data is aangekomen en in ontvangst is genomen door Interport, en dat deze doos daarna is verdwenen. De zaak is verwezen naar een terechtzitting op 17 december 2020, waar maximaal drie getuigen kunnen worden gehoord. ECU moet de personalia van de getuigen uiterlijk drie dagen voor de zitting aan het Gerecht en aan Interport kenbaar maken. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden in afwachting van de bewijslevering.

Uitspraak

Vonnis van 11 november 2020
Behorend bij A.R. no. AUA201900697
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht
EXHIBITIONS CARGO USA,
gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika,
eiseres,
hierna ook te noemen: ECU,
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERPORT LOGISTICS VBA,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Interport,
gemachtigden: de advocaten mrs. D.C.A. Crouch en Z.J.E. Paesch.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord, met producties;
-de conclusie van repliek tevens houdende een akte vermindering van eis, met producties;
-de conclusie van dupliek, met producties;
-de door ECU genomen akte uitlating producties.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
ECU verzoekt dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. Interport veroordeelt om aan ECU tegen behoorlijke kwijting te betalen US$. 10.916,16, of het equivalent daarvan in Arubaans courant, aan schadevergoeding;
b. Interport veroordeelt in de proceskosten.
2.2.1
Interport voert verweer en concludeert primair dat ECU niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, althans tot afwijzing daarvan, en tot veroordeling van ECU in de kosten en nakosten van deze procedure.
2.2.2Subsidiair concludeert Interport dat in geval zij aansprakelijk wordt geoordeeld voor door ECU geleden schade het schadevergoedingsbedrag wordt bepaald op hooguit Afl. 251,75, met veroordeling van ECU in de kosten en nakosten van deze procedure.
2.2.3
In geval van toewijzing van een door haar te betalen schadebedrag hoger dan Afl. 251,75 concludeert Interport meer subsidiair tot afwijzing van het verzoek van ECU om dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, althans dat het Gerecht aan die veroordeling de voorwaarde verbindt dat ECU zekerheid dient te stellen ter hoogte van het bedrag tot betaling waarvan Interport wordt veroordeeld.
2.3
Voor zover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat ECU niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van ECU wordt daarom verworpen.
3.2
Niet in geschil is tussen partijen het volgende. ECU heeft op enig - zo begrijpt het Gerecht - op of omstreeks 6 februari 2018 gelegen moment een voor het Ritz Carlton Aruba Hotel (hierna: het hotel) bestemde lading (hierna: de vracht) met luchtvaartmaatschappij Amerijet vervoerd vanuit de USA naar Aruba. Die vracht is na aankomst in Aruba gecontroleerd door de douane op 6 februari 2018. Partijen zijn overeengekomen dat Interport de vracht na ontvangst daarvan verder zou afhandelen en bezorgen/afleveren bij het hotel. Interport heeft de vracht in ontvangst genomen op 7 februari 2018. Op 8 februari 2018 om omstreeks 10:00 uur heeft Interport de vracht bezorgd/afgeleverd bij het Hotel.
3.3
In het licht van vorenstaande stelt ECU dat van de vracht deel uitmaakte een doos met zonnebrillen van het merk Ray Ban met een waarde van US$ 9.301,50. Volgens ECU heeft Interport ook die doos met brillen na aankomst daarvan in Aruba en controle daarvan door de douane in ontvangst genomen op 7 februari 2020 ter aflevering daarvan bij het hotel. Die aflevering is uitgebleven omdat bedoelde doos met zonnebrillen is weggeraakt terwijl die nog in bezit was van Interport. Aldus pleegt Interport wanprestatie en is zij aansprakelijk voor de door ECU als gevolg daarvan geleden schade, die ECU begroot op het door haar in hoofdsom gevorderde bedrag, aldus telkens ECU. Interport heeft dit hele betoog van ECU gemotiveerd bestreden waardoor het vooralsnog niet vast staat.
3.4
Nu ECU bewijslevering heeft aangeboden zal zij in de gelegenheid worden gesteld om door middel van het doen horen van getuigen te bewijzen dat (1) de doos zonnebrillen op of omstreeks 6 februari 2018 met Amerijet als onderdeel van de vracht is aangekomen in Aruba, (2) aldaar op 7 februari 2018 in ontvangst is genomen door Interport en (3) daarna is verdwenen terwijl die doos nog in bezit was van Interport. Indien het ECU lukt om dat alles te bewijzen, dient zij verder bewijs bij te brengen van haar door Interport bestreden stelling dat bedoelde doos zonnebrillen een waarde vertegenwoordigt van US$ 9.301,50.
3.5
De zaak zal voor bewijslevering zijdens ECU worden verwezen naar de hierna vermelde terechtzitting tijdens welke zitting maximaal drie getuigen kunnen worden gehoord. Indien ECU daarna nog meer getuigen wenst te doen horen, wordt de zaak daarvoor verwezen naar een volgende terechtzitting. ECU dient drie uiterlijk drie dagen voor de zitting de personalia van de door haar voor te brengen getuigen schriftelijk kenbaar te maken aan het Gerecht en aan Interport. Indien ECU getuigen voorbrengt die de Nederlandse Taal niet of onvoldoende beheersen dient zij zorg te dragen voor een tolk.
3.6
In afwachting van bewijslevering en de daarna door partijen te nemen conclusies na bewijslevering zal iedere verdere behandeling worden aangehouden.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-stelt ECU in de gelegenheid om door middel van het doen horen van getuigen te bewijzen hetgeen zij ingevolge rechtsoverweging 3.4 dient te bewijzen;
-verwijst de zaak daartoe naar de terechtzitting van
donderdag 17 december 2020 om 09:00 uurte houden in zaal B van het in Aruba te J.G. Emanstraat nr. 51 gelegen gerechtsgebouw, tijdens welke zitting maximaal drie getuigen kunnen worden gehoord;
-bepaalt dat ECU uiterlijk drie dagen voor de zitting de personalia van de door haar voor te brengen getuige(n) schriftelijk kenbaar dient te maken aan het Gerecht en aan Interport;
-houdt in afwachting van bewijslevering en de daarna door partijen te nemen conclusies na bewijslevering iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 11 november 2020 in aanwezigheid van de griffier.