ECLI:NL:OGEAA:2020:471

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
AUA201900103
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking bij overdracht van een deelperceel en dwangsom

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres [naam eiseres] een vordering ingesteld tegen gedaagde [naam gedaagde] met betrekking tot de medewerking aan de overdracht van een deelperceel van een kadastraal perceel. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 10 april 2020, gevolgd door een comparitie van partijen op 17 augustus 2020. Eiseres vordert dat gedaagde wordt veroordeeld om binnen 30 dagen na betekening van het vonnis te voldoen aan een eerder Hofvonnis van 21 juni 2016, waarin gedaagde werd bevolen om medewerking te verlenen aan de overdracht van het perceel, en dat gedaagde een dwangsom verbeurt voor elke dag dat zij deze verplichting niet nakomt.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat voor de overdracht van het perceel splitsing noodzakelijk is, en dat deze splitsing alleen kan worden uitgevoerd door de bevoegde instantie, de DIP. Eiseres en gedaagde hebben eerder een verzoek tot splitsing ingediend, maar de DIP heeft hierop niet gereageerd. Het Gerecht oordeelt dat gedaagde niet meer medewerking kan worden gevergd dan wat reeds is aangeboden, en dat gedaagde eiseres kan volmachtigen om de splitsing opnieuw aan te vragen.

Het vonnis beveelt gedaagde om binnen 30 dagen na betekening eiseres schriftelijk te volmachtigen om de splitsing opnieuw te verzoeken en bepaalt dat gedaagde een dwangsom verbeurt van Afl. 100,-- per dag bij niet-nakoming, met een maximum van Afl. 25.000,--. Het vonnis is uitgesproken op 11 november 2020 door mr. A.H.M. van de Leur in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 11 november 2020
Behorend bij A.R. nr. AUA201900103
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiseres],
wonende in Aruba,
EISERES,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende in Aruba
GEDAAGDE
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 10 april 2020 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2020. [eiseres] en [gedaagde] zijn ter zitting verschenen, [eiseres] samen met haar gemachtigde. Partijen hebben het woord gevoerd en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
eiseres] vordert dat het Gerecht – zo het begrijpt - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. [gedaagde] veroordeelt om binnen 30 dagen na de betekening aan haar van dit vonnis alsnog te voldoen aan het Hofvonnis van 21 juni 2016 met als registratienummer AR 140/13, ghis 76749, H 404/15 (hierna: het Hofvonnis) bij welk onherroepelijk vonnis [gedaagde] is bevolen om medewerking te verlenen aan de overdracht (op kosten van [eiseres]) van het (deel)perceel kadastraal bekend als Land Aruba, Sectie L, nummer 2822, ter grootte van 192 m2 met het daarop gebouwde appartement (hierna: het perceel);
b. bepaalt dat [gedaagde] ten behoeve van [eiseres] een dwangsom verbeurt van Afl. 500,-- voor iedere dag dat zij voormelde veroordeling niet nakomt;
c. [eiseres] veroordeelt in de proceskosten.
2.2 [
gedaagde] voert verweer dat strekt tot afwijzing van het door [eiseres] verzochte.

2.DE BEOORDELING

2.1
Gebleken is in dit geschil dat voor de overdracht door [gedaagde] aan [eiseres] van een deel van het perceel waartoe [gedaagde] door het Hof is bevolen, splitsing daarvan noodzakelijk is. Die splitsing kan alleen worden uitgevoerd en bewerkstelligd door de DIP als zijnde de enige daartoe bevoegde instantie.
2.2
Bij door [eiseres] en [gedaagde] ondertekend schrijven van 23 maart 2012, door de DIP voor ontvangst gestempeld op 24 januari 2013 (dus nog ver voor de uitspraak van het Hofvonnis), heeft [gedaagde] de DIP reeds verzocht om die splitsing uit te voeren, ten einde een deel van het perceel (hierna: het perceeldeel) over te kunnen dragen aan [eiseres]. Na de uitspraak van het Hofvonnis en in het zicht van de onderhavige zaak heeft [gedaagde] bij schrijven van 18 februari 2019 onder overlegging van het Hofvonnis gerappelleerd bij de DIP en nogmaals verzocht gehoor en opvolging te geven aan voormeld schrijven van 23 maart 2012. De DIP heeft tot aan de behandeling van deze zaak echter niet gereageerd op het herhaalde verzoek van [gedaagde].
2.3
Naar het oordeel van het Gerecht kan van [gedaagde] bij de huidige hiervoor omschreven stand van zaken thans niet veel meer aan medewerking tot overdracht aan [eiseres] van het nog van het (moeder)perceel te splitsen deelperceel worden gevergd. Anders dan [eiseres] is het Gerecht van oordeel dat van [gedaagde] niet gevergd kan worden om de DIP in rechte te betrekken op grond van fictieve afwijzing van het verzoek tot splitsing. Dit temeer omdat alle kosten die gemoeid gaan met bedoelde overdracht voor rekening van [eiseres] komen. Ter zitting heeft [gedaagde] desgevraagd verklaard dat zij bereid is om [eiseres] te volmachtigen om op naam van [gedaagde] namens [gedaagde] doch voor haar eigen kosten zo nodig bedoelde splitsing opnieuw te verzoeken en/of zo nodig te procederen tegen de DIP, om zodoende die splitsing te realiseren. Wat te dezen thans verder nog van [gedaagde] gevergd kan worden valt niet in te zien. Hierbij geldt dat gesteld noch is gebleken dat [gedaagde] zodra bedoelde splitsing tot stand is gekomen haar verdere medewerking waartoe zij bij het Hofvonnis is veroordeeld niet zal verlenen.
2.4
De slotsom luidt dat [gedaagde] zal worden bevolen om – zo zij dat nog niet heeft gedaan - binnen 30 dagen na de betekening aan haar van dit vonnis [eiseres] schriftelijk onherroepelijk te volmachtigen om zo nodig bedoelde splitsing opnieuw te verzoeken en/of zo nodig op naam van [gedaagde] namens [gedaagde] doch voor eigen rekening (van [eiseres] dus) te procederen tegen de DIP/het Land Aruba om zodoende bedoelde splitsing te realiseren. Het Gerecht zal verstaan dat nadat die splitsing is gerealiseerd [gedaagde] haar verdere medewerking aan de voor rekening van [eiseres] komende overdracht van het deelperceel aan [eiseres] zal verlenen overeenkomstig het Hofvonnis, meer in het bijzonder door het ondertekenen van alle voor die overdracht noodzakelijke akten en stukken. Dwangsommen zullen gematigd en gemaximeerd worden opgelegde aan [gedaagde].
2.5
In de aard en uitkomst van deze procedure ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren tussen partijen als na te melden.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-beveelt [gedaagde] om – zo zij dat nog niet heeft gedaan - binnen 30 dagen na de betekening aan haar van dit vonnis [eiseres] schriftelijk onherroepelijk te volmachtigen om zo nodig bedoelde splitsing opnieuw te verzoeken en/of zo nodig op naam van [gedaagde] namens [gedaagde] doch voor eigen rekening (van [eiseres] dus) te procederen tegen de DIP/het Land Aruba om zodoende bedoelde splitsing te realiseren;
-bepaalt dat [gedaagde] ten behoeve van [eiseres] een dwangsom verbeurt van Afl. 100,-- per dag dat zij voormeld bevel niet opvolgt, met dien verstande dat [gedaagde] te dezen niet meer dan Afl. 25.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-verstaat dat nadat bedoelde splitsing is gerealiseerd [gedaagde] haar verdere medewerking aan de voor rekening van [eiseres] komende overdracht aan [eiseres] van het deelperceel zal verlenen overeenkomstig het Hofvonnis, meer in het bijzonder door het ondertekenen van alle voor die overdracht noodzakelijke akten en stukken;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 11 november 2020 in aanwezigheid van de griffier.