ECLI:NL:OGEAA:2020:48

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
19 februari 2020
Zaaknummer
AUA201903138
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onregelmatig ontslag en kennelijk onredelijk ontslag van een inwonende dienstbode

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een inwonende dienstbode, verzoekster, die door haar werkgever, de heer Tjin, op onregelmatige wijze is ontslagen. Verzoekster was sinds 14 mei 2017 in loondienst en haar laatste werkdag was op 14 mei 2019. Na het overlijden van de heer Tjin op 6 maart 2019, heeft verzoekster haar werkzaamheden voortgezet, maar op 14 mei 2019 werd haar ontslag zonder opgave van reden medegedeeld. Verweerders, die de erfgenamen van de heer Tjin zijn, hebben een bedrag aan cessantia en vakantiedagen aan verzoekster betaald, maar weigerden een opzegtermijn te vergoeden.

Verzoekster heeft verzocht om toestemming om kosteloos te procederen en om te verklaren dat haar ontslag kennelijk onredelijk en onregelmatig was. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de opzegtermijn van één maand niet in acht is genomen en dat het ontslag kennelijk onredelijk was, omdat er geen geldige reden voor het ontslag was opgegeven. Het Gerecht heeft verzoekster toestemming verleend om kosteloos te procederen en heeft verweerders veroordeeld tot betaling van Afl. 1.100,- voor de opzegtermijn en Afl. 1.650,- als schadevergoeding wegens het kennelijk onredelijk ontslag. Daarnaast zijn verweerders veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 1.300,-.

De beschikking is uitgesproken door mr. J.J. Verhoeven en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het Gerecht heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 11 februari 2020
Behorend bij E.J. nr. AUA201903138
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoekster],
te Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: verzoekster,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen
[Verweerders],
te Aruba,
verweerders,
hierna ook te noemen: verweerders,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de mondelinge behandeling op 10 december 2019.
1.2
Aan verzoekster is medegedeeld dat vandaag beschikking zal worden gegeven. De erfgenamen zijn, ondanks behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Verzoekster is op 14 mei 2017 voor onbepaalde tijd in loondienst getreden van [Naam werkgever] (hierna: de heer Tjin), als inwonende dienstbode, tegen een brutoloon van Afl. 1.100,- per maand.
2.2
De heer [Naam werkgever] is op 6 maart 2019 in Colombia overleden.
2.3
De laatste werkdag van verzoekster was op 14 mei 2019.
2.4
Verweerders hebben verzoekster een bedrag van Afl. 507,74 aan cessantia, Afl. 676,80 aan vakantiedagen en Afl. 496,32 (salaris tot en met 14 mei 2019) betaald.
2.5
Verweerders hebben geweigerd een opzegtermijn aan verzoekster te betalen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Het verzoek strekt ertoe om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
verzoekster toestemming te verlenen om kosteloos te procederen;
voor recht te verklaren dat het verleende ontslag kennelijk onredelijk en onregelmatig is;
verweerders te veroordelen om aan verzoekster te betalen een somma van Afl. 1.100,- als opzegtermijn en Afl. 3.300,- als schadevergoeding naar billijkheid;
verweerders te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan deze vordering legt verzoekster het volgende - samengevat - ten grondslag.
Verweerders hebben verzoekster op 14 mei 2019 ontslagen, zonder opgave van reden, zonder opzegtermijn en zonder dat er sprake was van wederzijds goedvinden.
3.3
Verweerders hebben gemotiveerd verweer gevoerd dat, voor zover voor de beslissing van belang, bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Verzoekster zal overeenkomstig haar verzoek gratis admissie worden verleend, nu zij een bewijs van onvermogen heeft overgelegd.
4.2
Betreffende de vraag of het ontslag als onregelmatig aangemerkt kan worden wordt als volgt overwogen. Verweerders zijn bevoegd de arbeidsovereenkomst op te zeggen, zij het met in achtneming van een opzegtermijn. Op grond van artikel 7A:1615i lid 2 sub a BWA bedraagt deze, gelet op de duur van het dienstverband, één maand.
4.3
Verzoekster heeft gesteld dat het dienstverband zonder inachtneming van de opzegtermijn op 14 mei 2019 mondeling werd opgezegd. Verweerders hebben hiertegen aangevoerd dat het dienstverband van verzoekster ingaande 15 april 2019 is opgezegd en dat zij deze opzegging heeft aanvaard. Ter zitting heeft verzoekster haar stelling geen opzegtermijn in acht is genomen, nader onderbouwd. Zij heeft aangevoerd dat haar een paar dagen voor 14 mei 2019 door [X] is verteld dat de weduwe van de heer [Naam werkgever] had besloten om terug te keren naar Hong Kong en dat om die reden de diensten van verzoekster niet langer nodig waren. De arbeidsovereenkomst is toen per 14 mei 2019 opgezegd. Verweerders hebben dit gesprek niet betwist en evenmin hebben ze ter zitting - waar ze niet zijn verschenen - hun stelling dat al op 15 april 2019 een opzegging heeft plaatsgevonden nader onderbouwd door concreet aan te geven wat er die datum tussen partijen is besproken. Aan hun verweer moet daarom als onvoldoende onderbouwd voorbij worden gegaan. Dit betekent dat verweerders één maand opzegtermijn niet in acht hebben genomen. De hoogte van één maand opzegtermijn is verder ook niet bestreden. Gelet hierop zal een bedrag van Afl. 1.100,- terzake de opzegtermijn worden toegewezen.
4.4
De volgende vraag die beantwoording behoeft, luidt of de beëindiging van de dienstbetrekking kennelijk onredelijk is. Indien een der partijen de dienstbetrekking al dan niet met inachtneming van de voor de beëindiging geldende bepalingen kennelijk onredelijk doet eindigen, kan de rechter ingevolge artikel 7A:1615s BW aan de wederpartij naar billijkheid een schadevergoeding toekennen. Beëindiging van de dienstbetrekking door de werkgever zal onder andere kennelijk onredelijk geacht kunnen worden wanneer deze geschiedt zonder opgave van redenen of onder opgave van een valse reden.
4.5
Ter beantwoording van de vraag of het ontslag op de voet van art. 7A:1615s BW kennelijk onredelijk is, dienen alle omstandigheden ten tijde van het ontslag in aanmerking te worden genomen. De enkele omstandigheid dat de werknemer zonder toekenning van een vergoeding is ontslagen, levert in het algemeen geen grond op voor een vordering als bedoeld in art. 7A:1615s lid 1BW. In een dergelijk geval moet voor het aannemen van kennelijke onredelijkheid sprake zijn van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de nadelige gevolgen van de beëindiging geheel of ten dele voor rekening van de werkgever dienen te komen.
4.6
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat de opzegging kennelijk onredelijk is omdat er geen reden voor de beëindiging van de dienstbetrekking is opgegeven. Naar het oordeel van het Gerecht hebben verweerders dit standpunt onvoldoende gemotiveerd betwist. Voor zover verweerders beogen te stellen dat de reden het overlijden van de heer [Naam werkgever] betreft, moet die reden als vals dan wel voorgewend worden aangemerkt. Onweersproken staat immers vast dat de werkzaamheden van verzoekster als inwonende dienstbode niet alleen het verzorgen van wijlen de heer [Naam werkgever] inhielden maar ook het verzorgen van zijn echtgenote en verrichten van huishoudelijk werk. Vast staat dat verzoekster ook na het overlijden van de heer [Naam werkgever] op 6 maart 2019 die werkzaamheden is blijven verrichten. Ter zitting heeft verzoekster in dit verband nog aangevoerd dat verweerders er in eerste instantie ook blijk van hebben gegeven dat zij haar werkvergunning zullen verlengen, maar dat zij hiervan kort voor het verloop daarvan op 14 mei 2019 alsnog hebben afgezien. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het ontslag kennelijk onredelijk is.
4.7
Voor het bepalen van een door verweerders aan verzoekster te betalen schadevergoeding naar billijkheid worden alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen. Verzoekster heeft tijdens de behandeling van het verzoek ter zitting onweersproken aangegeven dat zij de laatste jaren bij wijlen [Naam werkgever] en zijn echtgenote inwoonde. Door op 14 mei 2019 de dienstbetrekking met haar te beëindigen moest zij per direct de woning verlaten en was zij genoodzaakt om onverwijld nieuwe woonruimte te zoeken. Tevens moest zij op zoek naar een nieuwe baan. In die periode raakte verzoekster in financiële problemen en kon zij haar rekeningen niet betalen. Hierdoor werd zij gedwongen om een baan te accepteren waarbij zij minder verdient. Hieruit volgt dat zij schade heeft geleden ten gevolge van het kennelijk onredelijk ontslag, welke schade niet gedekt wordt door het loon over de opzegtermijn. Om die reden is een schadevergoeding wegens een kennelijk onredelijk ontslag op zijn plaats. Zonder dat in enige formule uit te drukken komt het Gerecht een schadevergoeding van Afl. 1.650,- redelijk en billijk voor. Gelet hierop zal het bedrag van Afl. 1.650,- aan schadevergoeding worden toegewezen.
4.8
Verweerders zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, tot op heden begroot op Afl. 50,- aan griffierecht en Afl. 1.250,- aan salaris van de gemachtigde.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verleent aan verzoekster toestemming om kosteloos te procederen;
- verklaart voor recht dat verweerders verzoekster op onregelmatige wijze hebben ontslagen en dat dit ontslag tevens kennelijk onredelijk is;
- veroordeelt verweerders om aan verzoekster te betalen Afl. 1.100,- ter zake van onregelmatig ontslag;
- veroordeelt verweerders om aan verzoekster te betalen Afl. 1.650,- aan schadevergoeding naar billijkheid uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag;
- veroordeelt verweerders in de kosten van deze procedure die aan de zijde van verzoekster worden begroot op Afl. 50,- aan griffierecht en Afl. 1.250,- aan salaris van de gemachtigde;
- verklaart voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 februari 2020 in aanwezigheid van de griffier.