In deze zaak, die op 6 november 2020 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de vraag centraal of de werkgever, The Mill, een tijdelijke salarisaanpassing van 40% aan de werknemer, eiser, kon opleggen vanwege de negatieve gevolgen van de Covid-19 pandemie. Eiser, die als F&B manager in dienst was, had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die eindigde op 11 augustus 2020. Na deze datum weigerde The Mill het volledige salaris door te betalen, met als argument dat er een loonkostensubsidie werd ontvangen en dat andere werknemers akkoord waren gegaan met een salarisverlaging. Eiser betwistte echter dat hij had ingestemd met een salarisverlaging en stelde dat zijn arbeidsovereenkomst doorliep na 11 augustus 2020.
Het gerecht oordeelde dat The Mill niet voldoende had aangetoond dat eiser had ingestemd met de voorgestelde salarisverlaging. De werkgever had niet aangetoond dat er een redelijke grond was voor de aanpassing van het salaris, noch dat eiser op de hoogte was gesteld van de financiële situatie van het bedrijf. Het gerecht concludeerde dat, hoewel de Covid-19 pandemie aanzienlijke gevolgen had voor de hotelsector, dit niet automatisch betekende dat eiser in redelijkheid kon worden geacht akkoord te gaan met een salarisverlaging. Uiteindelijk werd The Mill veroordeeld om 80% van het salaris van eiser door te betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zou zijn beëindigd.