ECLI:NL:OGEAA:2020:495

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
K.G. nr. AUA202001888
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoeken in kort geding tussen SAILOR’S BLUE HOLDING N.V. en ITA ASSET MANAGEMENT CORPORATION

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de rechter op 23 september 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen SAILOR’S BLUE HOLDING N.V. (hierna: SBH) en ITA ASSET MANAGEMENT CORPORATION (hierna: ITA). SBH, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Bemer, had een verzoek ingediend, maar het Gerecht oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor de gevraagde voorzieningen. Het Gerecht merkte op dat SBH gedurende zes maanden niet had gereageerd op de standpunten van ITA, wat de urgentie van haar verzoek ondermijnde. Bovendien was er onvoldoende bewijs geleverd om de vorderingen van SBH te onderbouwen.

ITA, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.H.J. Kock, had in reconventie ook vorderingen ingesteld, maar het Gerecht oordeelde dat ook ITA geen spoedeisend belang had bij haar verzoeken. De rechter concludeerde dat de zaak niet geschikt was voor afdoening in kort geding, gezien de complexe feiten en de scherpe tegenstellingen tussen partijen. Beide partijen werden veroordeeld in de proceskosten, waarbij SBH de kosten van ITA moest vergoeden en vice versa.

De uitspraak benadrukt het belang van spoedeisend belang in kort geding procedures en de noodzaak voor partijen om tijdig te reageren op elkaars standpunten. Het Gerecht heeft de verzoeken van beide partijen afgewezen en hen verwezen in de kosten van de procedure.

Uitspraak

Vonnis van 23 september 2020
Behorend bij K.G. AUA202001888
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
SAILOR’S BLUE HOLDING N.V.,
gevestigd in Curaçao, voor deze zaak gedomicilieerd in Aruba ten kantore van haar hierna genoemde in Aruba gevestigde advocaat,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna ook te noemen: SBH,
gemachtigde: de advocaat mr. M. Bemer,
tegen:
de vennootschap naar buitenlands recht
ITA ASSET MANAGEMENT CORPORATION,
gevestigd in Canada, voor de zaak gedomicilieerd in Aruba ten kantore van haar hierna genoemde in Aruba gevestigde advocaat,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna ook te noemen: ITA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-door SBH tijdig ingediende nadere producties;
-door ITA tijdig ingediende producties;
-de door ITA tijdig ingediende akte houdende een reconventionele eis;
-de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 4 september 2020.
1.2
SBH is ter zitting verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door de heer [naam]. ITA is verschenen bij haar gemachtigde. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd, beiden mede aan de hand van een overgelegde en (gedeeltelijk) voorgedragen pleitnota, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen. SBH heeft desgevraagd verklaard dat zij geen bezwaar heeft tegen (het instellen van) de reconventionele eis van ITA.
1.3
Ter zitting heeft ITA bezwaar gemaakt tegen door SBH overgelegde producties zijnde confraternele correspondentie (hierna: de correspondentie). Omdat partijen te dien aanzien voor de zitting geen overeenstemming hadden bereikt, heeft SBH de Deken van de Orde van Advocaten van Aruba te dezen om advies gevraagd, overeenkomstig het tweede lid van regel 12 van de gedragsregels voor de advocatuur in Aruba. Die Deken heeft daarop aan SBH te kennen gegeven dat hij zich gelet op de scherpe tegenstellingen in de onderhavige zaak niet vrij acht toestemming te geven voor overlegging van de correspondentie. Het Gerecht heeft vervolgens het bezwaar van ITA ongegrond verklaard onder toelating van de correspondentie, omdat het niet de taak is van het Gerecht om sancties te verbinden aan overtreding van voormelde gedragsregels nu dat een tuchtrechtelijke kwestie betreft.
1.4
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

in conventie

2.1
SBH heeft gesteld en gevorderd zoals omschreven in haar verzoekschrift.
2.2
ITA voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door SBH verzochte, althans, in geval van toewijzing van het door SBH verzochte, verzoekt ITA (1) een langere termijn dan 14 dagen voor de nakoming van dit vonnis en (2) afwijzing van de door SBH verzochte dwangsommen.
in reconventie
2.3
ITA heeft gesteld en gevorderde zoals omschreven in haar verzoekschrift.
2.4
SBH voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door ITA verzochte, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens.

3.DE BEOORDELING

in conventie

3.1
Anders dan SBH is het Gerecht van oordeel dat zij geen rechtens te respecteren spoedeisend belang heeft bij toewijzing van het door haar verzochte. Allereerst is in deze procedure gebleken dat SBH het zich ter zake van de tussen partijen spelende kwestie recentelijk heeft veroorloofd om vrijwel zes maanden niet te reageren op te dezen door ITA ingenomen aan SBH kenbaar gemaakte standpunten. Daar komt bij dat is gesteld noch gebleken dat SBH zonder zeer spoedige betaling door ITA van de primair gevorderde geldbedragen in financieel zwaar weer komt te verkeren. Bovendien is gebleken dat het bestaan en de omvang van de beweerdelijke vorderingen van SBH naar het oordeel van het Gerecht zonder bewijslevering niet zo hard zijn als door SBH gesteld. Dit alles brengt met zich dat zonder nadere doch ontbrekende uitleg niet valt in te zien dat de belangen van SBH te dezen een onmiddellijke voorziening bij voorraad vereisen en dat van haar in redelijkheid niet gevergd kan worden om een oordeel van de bodemrechter af te wachten. Bij dit alles komt nog het volgende.
3.2
Net als de Deken is het Gerecht van oordeel dat in dit geschil sprake is van scherpe tegenstellingen. Die tegenstellingen zijn divers van aard met daarbij een niet gering over en weer betwist feitencomplex. Dat feitencomplex brengt met zich dat dit geschil naar het oordeel van het Gerecht niet geschikt is voor afdoening in kort geding. De door SBH gevraagde voorzieningen moeten ook daarom (op de voet van het eerste lid van artikel 228 Rv) worden afgewezen.
3.3
SBH zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van ITA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
in reconventie
3.4
ITA stelt dat zij spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, in die zin dat de bij partijen genoegzaam bekende notariële aktes worden gepasseerd en dat SBH de kosten voldoet zodat ITA daarmee kwijting kan ontvangen van de bij partijen eveneens genoegzaam bekende Promissory Notes 1 en 2. Te dezen geldt spiegelbeeldig wat is overwogen in conventie. Allereerst is in deze procedure gebleken dat ITA het zich ter zake van de tussen partijen spelende kwestie recentelijk heeft veroorloofd om vrijwel zes maanden geen actie te ondernemen op voormeld stilzitten van SBH. Daar komt bij dat is gesteld noch gebleken dat SBH zonder zeer spoedige kwijting zoals door haar bedoeld in een noodsituatie komt te verkeren. Bovendien is gebleken dat het bestaan en de omvang van de beweerdelijke vorderingen van ITA naar het oordeel van het Gerecht zonder bewijslevering niet zo hard zijn als door haar gesteld. Dit alles brengt met zich dat zonder nadere doch ontbrekende uitleg niet valt in te zien dat de belangen van ITA te dezen een onmiddellijke voorziening bij voorraad vereisen en dat van haar in redelijkheid niet gevergd kan worden om een oordeel van de bodemrechter af te wachten.
3.5
Bij dit alles komt dat het hiervoor onder 3.2 overwogene mutatis mutandis ook geldt voor het geschil in reconventie.
3.6
ITA zal, als de in het ongelijk gestelde partij, uitvoerbaar bij voorraad worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van SBH, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
in conventie
-wijst af het door SBH verzochte;
-veroordeelt SBH in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van ITA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
in reconventie
-wijst af het door ITA verzochte;
-veroordeelt ITA uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van SBH, tot aan deze uitspraak eveneens begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 september 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.