ECLI:NL:OGEAA:2020:496

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
A.R. nr. AUA201803435
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen twee partijen, [eiser] en [gedaagde], na hun echtscheiding. De partijen waren op 10 december 1992 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd, maar de echtscheiding werd uitgesproken op 4 april 2016. De beschikking werd op 12 mei 2016 ingeschreven in het register. De ontbonden huwelijksgoederengemeenschap is nog niet verdeeld, wat aanleiding geeft tot deze procedure.

[eiser] vordert dat het gerecht de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vaststelt en dat, indien [gedaagde] weigert mee te werken aan de verdeling, de uitspraak dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van [gedaagde]. [gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen van [eiser]. De zaak is behandeld aan de hand van verschillende processtukken, waaronder tussenvonnissen en akten van beide partijen.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap verschillende activa en passiva omvat, waaronder onroerend goed, een timeshare, een eenmanszaak, en diverse schulden. Het gerecht heeft de waarde van de voormalige echtelijke woning vastgesteld op Afl. 346.000,00 en heeft besloten dat deze woning aan [eiser] wordt toebedeeld, onder de voorwaarde dat hij de hypothecaire lening voor zijn rekening neemt. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over de verdeling van andere activa, zoals de timeshare en de eenmanszaak, en de pensioenrechten van [eiser].

De uitspraak van het gerecht is een tussenuitspraak, waarbij de zaak is verwezen naar een rolzitting voor verdere akten van beide partijen. Het gerecht heeft alle overige beslissingen aangehouden tot de volgende zitting.

Uitspraak

Vonnis van 23 september 2020
Behorend bij AUA201803435
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiser],
te Aruba,
EISER,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
tegen:
[gedaagde],
te Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaten mrs. I.R. Wever en A.M.N. Thijsen.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 20 maart 2019 blijkt uit het tussenvonnis van die datum, waarin een comparitie van partijen is gelast. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen d.d. 20 juni 2019;
- de akte uitlating regeling van [eiser] d.d. 16 oktober 2019;
- de conclusie van repliek met producties d.d. 11 december 2019;
- de conclusie van dupliek met producties d.d. 26 februari 2020;
- de akte uitlating producties met productie d.d. 27 mei 2020;
- de mededeling ter rolle van 27 mei 2020 van [gedaagde], dat zij bezwaar maakt tegen de bij de akte uitlating overgelegde productie.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen zijn op 10 december 1992 in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 4 april 2016 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking is op 12 mei 2016 (hierna ook: de peildatum) ingeschreven in het daartoe bestemde register.
2.3
De tussen partijen bestaande ontbonden huwelijksgoederengemeenschap is nog niet verdeeld.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiser] vordert dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- de verdeling gelast zoals door [eiser] voorgesteld in het inleidende verzoekschrift;
althans: de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap vaststelt;
- en verder:
bepaalt dat, indien [gedaagde] weigert mede te werken aan de verdeling, de uitspraak dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van [gedaagde] dan wel dat de uitspraak in de plaats treedt van eventuele noodzakelijke akten of een deel ervan;
bepaalt dat de opgemaakte akten rechtsgeldig in het daartoe bestemde openbare register kan worden ingeschreven;
- met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure, althans met bepaling dat de kosten van dit geding en/of de te betalen gerechts- en andere kosten ten laste zullen komen van de te verdelen gemeenschap.
3.2 [
gedaagde] voert verweer. Op de standpunten van partijen zal, voor zover voor de beoordeling van belang, hieronder nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Tussen partijen staat vast dat tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap de volgende goederen behoren:
- voormalige echtelijke woning [adres];
- timeshare in [hotel];
- eenmanszaak [zaak];
- [ merk auto];
- [ merk auto];
- [ merk auto];
- [ merk auto];
- inventaris [adres];
- tuingereedschap;
- aggregaat;
- pensioenrechten van [eiser]
- spaarfonds APA ten name van [eiser]
- belastingrestituties
- aandeel van [gedaagde] in de nalatenschap van haar vader.
Tot de schulden die ten laste van de gemeenschap moeten worden voldaan, behoren:
- een hypothecaire lening;
- een lening bij Arubabank;
- een belastingschuld.
Het gerecht gaat verder niet in op de posten die worden genoemd in productie 13 bij het verzoekschrift, voor zover hieromtrent in de processtukken geen standpunt is ingenomen.
De voormalige echtelijke woning [adres]
4.2
Partijen zijn het met elkaar eens dat ten aanzien van de woning uitgegaan kan worden van een waarde van Afl. 346.000,00 (cvr, 8 en cvd, 6). [eiser] stelt dat hij de woning toebedeeld wenst te krijgen, indien [gedaagde] hem niet kan uitkopen (cvr, 11). [gedaagde] stemt in met toebedeling van de woning aan [eiser] (cvd, 6).
Het gerecht zal de woning dan ook toedelen aan [eiser]. De hypothecaire lening (naar het gerecht uit de producties begrijpt: afgesloten bij APFA) zal voor rekening van [eiser] komen. [eiser] dient mee te werken aan ontslag van [gedaagde] uit haar aansprakelijkheid jegens de bank.
4.3 [
eiser] heeft (onder verwijzing naar prod. 24 bij cvr) gemotiveerd gesteld dat het saldo van de hypotheek op de peildatum Afl. 60.393,42 bedroeg. Het gerecht zal bij de berekening van de overwaarde van de woning en derhalve van het bedrag dat [eiser] wegens overbedeling aan [gedaagde] moet voldoen, uitgaan van dit bedrag aan hypotheekschuld. Dat brengt mee dat het saldo van Afl. 60.393,42 voor rekening van [eiser] komt en dat alle aflossingen die [eiser] zelf na de peildatum (maandelijks) uit zijn eigen vermogen heeft voldaan, niet meer tussen partijen behoeven te worden verrekend. Deze aflossingen komen immers geheel ten goede aan [eiser]. In zoverre wordt de stelling van [eiser] verworpen dat al hetgeen hij sedert de echtscheiding heeft afgelost, tussen partijen moet worden verrekend (cvr, 11).
4.4
In het annuïteitenbedrag dat maandelijks in verband met de hypothecaire lening aan de geldverstrekker c.q. APFA moest worden betaald, zat niet alleen een bedrag aan aflossing, maar ook een bedrag aan rente begrepen. De door [eiser] sinds de peildatum tot aan de verdeling betaalde rente dient tussen partijen te worden verrekend. [eiser] heeft niet gesteld welk bedrag hij maandelijks aan rente betaalde, maar de bedragen volgen uit de door [eiser] overgelegde laatste (ongenummerde) productie, nagezonden bij de e-mail van 11 december 2019 en die behoort bij de conclusie van repliek. Het gerecht begrijpt dat de in deze productie onder de derde kolom (met als naam: ‘interestbedrag Afl’) genoemde bedragen de verschuldigde (en door [eiser] betaalde) rente is. Dat er een verschil bestaat tussen het in dit overzicht genoemde maandelijks verschuldigde annuïteitenbedrag van Afl.849,00 en het genoemde bedrag van Afl. 966,00 in de eerste (ongenummerde) productie bij de e-mail van 11 december 2019 laat het gerecht verder buiten beschouwing. De aan het gerecht overgelegde productie met de verschuldigde rentebedragen is echter niet compleet. Zo ontbreekt de pagina met de verschuldigde rente over de periode tot en met juni 2016, alsmede de pagina met de verschuldigde rente over de periode mei 2018 tot en met februari 2022. [eiser] wordt verzocht om bij akte alsnog te stellen welke rente hij heeft betaald vanaf de peildatum tot de datum van het nememn van de akte en om daarbij het volledige overzicht te verstrekken, zodat het gerecht (en ook [gedaagde]) de rente die voor zijn rekening is gekomen vanaf de peildatum kan verifiëren.
Het gerecht zal de zaak verwijzen naar de rol voor het nemen van een akte aan de zijde van [eiser].
4.5 [
gedaagde] heeft geen aanspraak gemaakt op een gebruiksvergoeding voor de periode dat [eiser] na de peildatum in de woning heeft gewoond. Het gerecht hoeft hieromtrent dus geen beslissing te nemen en behoeft dit niet in de verrekening te betrekken.
4.6
Uit het voorgaande volgt dat [eiser] wegens overbedeling uit hoofde van de toedeling van de woning aan hem, het volgende aan [gedaagde] dient te vergoeden. De overwaarde van de woning op de peildatum bedraagt Afl. 346.000,00 - Afl. 60.393,42 = Afl. 285.606,58. De helft van dit bedrag, zijnde Afl. 142.803, dient [eiser] aan [gedaagde] te vergoeden. Hierop kan in mindering worden gebracht het bedrag dat [gedaagde] wegens de door [eiser] gedane rentebetalingen aan hem dient te vergoeden.
[eiser] zal moeten meewerken aan een ontslag van [gedaagde] uit haar aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld jegens APFA.
Timeshare [hotel]
4.7
Het gerecht zal de rechten uit hoofde van de Timeshare te [hotel] toedelen aan [gedaagde] onder de verplichting om de helft van de waarde ervan wegens overbedeling aan [eiser] te betalen. [gedaagde] heeft niet betwist dat de waarde van de Timeshare kan worden bepaald op Afl. 10.000,00 (cvr, prod. 15), zodat het gerecht van die waarde uit zal gaan. Wegens overbedeling zal [gedaagde] een bedrag van Afl. 5.000,00 aan [eiser] moeten vergoeden.
Het gerecht zal in het eindvonnis aldus beslissen.
Eenmanszaak [zaak]
4.8 [
eiser] stemt ermee in dat de eenmanszaak aan [gedaagde] wordt toebedeeld, indien zij ook de schulden met betrekking tot [zaak] voor haar rekening neemt (cvr, 13). Het gerecht begrijpt de stelling van [gedaagde] dat de eenmanszaak aan haar moet worden toebedeeld zonder dat een vergoeding aan [eiser] wordt betaald (cvd, 6), aldus dat zij dan ook de schulden van de eenmanszaak voor haar rekening neemt.
Het gerecht zal in het eindvonnis aldus beslissen.
Pensioenrechten van [eiser]
4.9
Partijen zijn het erover eens dat de pensioenrechten aan [eiser] kunnen worden toebedeeld en dat [gedaagde] recht heeft op haar aandeel conform de berekening van het APFA op het moment van uitkering van het pensioen (cvr, 14; cvd, 6). In het eindvonnis zal dienovereenkomstig worden beslist.
De auto’s
4.1
Blijkens de stellingen zijn partijen het erover eens dat de [merk auto] en de [merk auto] aan [eiser] kunnen worden toegedeeld en de [merk auto] en de [merk auto] aan [gedaagde], zonder dat daarvoor over en weer een verrekening hoeft plaats te vinden (cvr, 15, 16; cvd, 6). In het eindvonnis zal dienovereenkomstig worden beslist.
De inboedelgoederen, inclusief tuingereedschap en generator
4.11 [
eiser] wenst toedeling van de inboedelgoederen (van de woning [adres]) aan [gedaagde] tegen een waarde van Afl. 14.675,00 (cvr 12 en prod. 3 bij verzoekschrift). [gedaagde] wenst toedeling van deze goederen aan [eiser] tegen de door [eiser] gestelde waarde van Afl. 14.675,00.
4.12 [
eiser] heeft gesteld dat [gedaagde] een deel van de inboedelgoederen uit de woning heeft verwijderd, maar heeft niet concreet onderbouwd welke goederen (van de door hem als prod. 3 overgelegde lijst) het betreft. [gedaagde] heeft deze stelling van [eiser] echter niet betwist. Het gerecht begrijpt uit de stelling van [eiser], nu hij dit verder niet heeft geconcretiseerd, dat het om een klein aantal goederen gaat en gaat er vanuit dat de meeste goederen zich nog in de woning [adres] bevinden. Nu de woning aan [eiser] wordt toebedeeld, ligt het het meest in de rede dat de inventaris, voor zover nog in de woning, aan [eiser] wordt toebedeeld. Partijen zijn het erover eens dat de totale waarde van de inventaris tijdens de indiening van het verzoekschrift (op 29 oktober 2018) Afl. 14.675,00 bedroeg. Rekening houdend met het tijdsverloop sedertdien en met het feit dat [gedaagde] een deel van de inboedel heeft meegenomen, zal het gerecht het bedrag dat [eiser] wegens overbedeling aan [gedaagde] moet betalen, begroten op Afl. 5.000,00.
[gedaagde] heeft gesteld dat de tuingereedschappen en de generator aan [eiser] kunnen worden toebedeeld, zonder dat hij hiervoor een vergoeding wegens overbedeling behoeft te voldoen.
In het eindvonnis zal dienovereenkomstig worden beslist.
Spaarfonds APA
4.13
Door [eiser] is gesteld dat de waarde van het spaarfonds Afl. 36.048,27 bedraagt. In de door hem overgelegde productie (cvr, 23) waarnaar [eiser] verwijst om zijn stelling te onderbouwen, wordt onder de post ‘voorzieningenfonds APA’ een bedrag vermeld van Afl. 35.048,27. Het gerecht begrijpt dat dit bedrag het saldo van het spaartegoed is. [gedaagde] heeft dit niet betwist, zodat het gerecht als vaststaand aanneemt dat het saldo van het spaarfonds Afl. 35.048,27 is. Partijen hebben ieder voor de helft recht op dit bedrag. Het gerecht zal bij eindvonnis beslissen op welke wijze dit bedrag wordt verdeeld.
Belastingrestituties en belastingschulden
4.14
Restituties en schulden ter zake van belastingen die betrekking hebben op de periode voor de peildatum, maar die pas na de peildatum zijn uitgekeerd respectievelijk vastgesteld, komen voor de helft toe aan ieder der partijen respectievelijk moeten voor de helft door ieder der partijen worden gedragen. Beide partijen hebben gesteld dat dergelijke restituties en schulden deel uitmaken van de ontbonden gemeenschap. Zij hebben echter geen van beiden concreet gesteld hoe groot de bedragen van die restituties en schulden zouden zijn. Evenmin zijn hieromtrent producties in het geding gebracht. Het gerecht zal op dit punt dan ook volstaan met de beslissing in het eindvonnis dat de belastingteruggaven worden toebedeeld aan en dat de belastingschulden moeten worden gedragen door degene aan wie de betreffende aanslag is of zal worden opgelegd.
De persoonlijke lening van [eiser] bij de Aruba Bank
4.15 [
eiser] heeft onbetwist gesteld dat het saldo van de persoonlijke lening bij de Aruba Bank op de peildatum Afl. 7.385,09 bedroeg en dat hij deze schuld inmiddels geheel heeft voldaan. Het gerecht neemt dit dan ook als vaststaand aan. Deze schuld diende door beide partijen bij helfte gedragen te worden. Nu [eiser] het saldo geheel heeft afgelost, dient [gedaagde] wegens overbedeling een bedrag van Afl. 3.692,55 aan [eiser] te voldoen. In het eindvonnis zal aldus worden beslist.
Het aandeel van de vrouw in de nalatenschap van haar vader
4.16
Tussen partijen staat vast dat tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap ook behoort een aandeel van [gedaagde] in de nalatenschap van haar vader. [eiser] heeft hieromtrent gesteld dat in die nalatenschap vallen een onroerend goed te [adres], een onroerend goed te [adres] en een bankrekening. Volgens [eiser] is [gedaagde] hiertoe gerechtigd samen met haar moeder en haar zus. [eiser] wenst dat (de waarde van) dit aandeel bij helfte wordt verdeeld.
4.17 [
gedaagde] heeft erkend dat de door [eiser] gestelde goederen tot de nalatenschap behoren. [gedaagde] wenst dat het aandeel in de onroerende zaak te [adres] aan haar wordt toebedeeld onder vergoeding van de helft van de waarde aan [eiser]. Haar aandeel in de onroerende zaak [adres] moet aan haar worden toebedeeld, zonder enige vergoeding aan [eiser], aldus [gedaagde], omdat de woning op dit perceel na het overlijden van haar vader door haar moeder is gebouwd en aan de moeder toebehoort. Ook ten aanzien van de bankrekening geldt dat dit tegoed aan haar moeder toebehoort en niet tot de nalatenschap van haar vader behoort, aldus [gedaagde].
4.18
Het gerecht neemt op grond van het partijdebat aan dat de nalatenschap van haar vader waartoe [gedaagde] gerechtigd is uit de hiervoor genoemde bestanddelen bestaat. Het aandeel van [gedaagde] in de nalatenschap dient in de verdeling te worden betrokken.
4.19
Partijen hebben niet gesteld voor welk deel [gedaagde] tot de nalatenschap gerechtigd is. [gedaagde] zal zich bij akte moeten uitlaten over de vraag of zij krachtens testament tot de nalatenschap is geroepen en zo ja, voor welk deel of dat zij krachtens de wet tot de nalatenschap is geroepen en zo ja, wat haar wettelijk erfdeel is. Zij dient dit zoveel mogelijk met schriftelijke bewijzen (testament, verklaring van erfrecht) te onderbouwen.
4.2
Verder zal [gedaagde] zich bij akte moeten uitlaten over de waarde van de onroerende zaak te [adres]. Indien na de aktewisseling tussen partijen blijkt dat zij geen overeenstemming hebben over de waarde, dan zal het gerecht ter vaststelling van de waarde een taxateur kunnen benoemen.
4.21
Ten aanzien van de onroerende zaak [adres] geldt het volgende. Indien op het perceel [adres] een woning is gebouwd, dan ziet het aandeel van [gedaagde] op het perceel en de woning. Daarbij maakt het niet uit of de woning voorafgaand dan wel na het overlijden van haar vader is gebouwd en door wie de bouw van de woning is gefinancierd.
[gedaagde] zal dan ook gemotiveerd moeten stellen waarom volgens haar de eigendom van de woning niet in de nalatenschap valt en exclusief aan haar moeder toebehoort. Zij zal dit in de door haar te nemen akte kunnen doen.
4.22
In dit verband merkt het gerecht nog het volgende op. De eventuele omstandigheid dat de moeder de bouw van de woning zelf heeft gefinancierd, brengt op zich nog niet mee dat zij de eigendom van die woning heeft verworven. Ook brengt het niet mee dat hierdoor het aandeel, dat ieder der deelgenoten in de gemeenschap heeft, wordt gewijzigd.
Wel kan het zijn dat de erven naar aanleiding van een door de moeder gefinancierde bouw van de woning nadere afspraken hebben gemaakt over ieders aandeel in het perceel. Als dat zo is, dan zal [gedaagde] dat in de door haar te nemen akte moeten stellen (en zoveel mogelijk moeten onderbouwen).
Voorts is het zo dat iedere deelgenoot recht heeft op vergoeding door de gemeenschap van hetgeen hij/zij uit privé-vermogen ten behoeve van de verkrijging van het goed heeft besteed. Indien de moeder van [gedaagde] de bouw van de woning uit haar eigen vermogen heeft gefinancierd, dan is het dus mogelijk dat zij uit hoofde daarvan een vordering heeft op haar deelgenoten. Dit heeft invloed op de waarde van het aandeel van ieder der deelgenoten in de nalatenschap. Het is echter aan [gedaagde] om gemotiveerd voldoende feiten te stellen die van belang zijn voor de bepaling van de waarde van haar aandeel in de nalatenschap. Zij zal dit in de door haar te nemen akte kunnen doen.
4.23
Als de bankrekening ten tijde van het overlijden van de vader van [gedaagde] reeds bij de bankinstelling werd aangehouden, dan valt het saldo ten tijde van het overlijden van de vader (blijkens prod. 6 bij cvd: 16 januari 1996) in de nalatenschap. Indien dit destijds niet tussen de deelgenoten in de nalatenschap is verdeeld, valt het aandeel in het saldo in de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap en heeft [eiser] recht op de helft van de waarde ervan. In de door haar te nemen akte zal [gedaagde] zich, zoveel mogelijk onder overlegging van bewijsstukken, omtrent het saldo van de bankrekening en de eventuele verdeling hiervan kunnen uitlaten.
4.24
Tot slot merkt het gerecht nog het volgende op. Door [gedaagde] is in deze procedure nog geen enkele informatie verschaft die nodig is ter vaststelling van de waarde van haar aandeel in de nalatenschap van haar vader. [gedaagde] zal de hierboven genoemde informatie alsnog bij akte moeten verschaffen. Doet zij dat niet, dan zal het gerecht daaraan de gevolgen kunnen verbinden die het geraden acht. Daartoe zou ook kunnen behoren dat het gerecht het aandeel aan [eiser] toebedeelt zonder dat hij daarvoor wegens overbedeling enige vergoeding hoeft te voldoen.
Slotsom
4.25
Het gerecht zal de zaak verwijzen naar de rolzitting van 28 oktober 2020 voor het nemen van een akte door [eiser] met de doeleinden zoals vermeld in nummer 4.4 en [gedaagde] met de doeleinden zoals vermeld in de nrs. 4.16 – 4.24. Vervolgens zullen partijen ieder nog een antwoordakte kunnen nemen.
4.26
Alle overige beslissingen zullen worden aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verwijst de zaak naar de rolzitting van
28 oktober 2020 (P1)voor het nemen van een akte door [eiser] met de doeleinden zoals vermeld in nummer 4.4 en voor het nemen van een akte door [gedaagde] met de doeleinden zoals vermeld in de nrs. 4.16 – 4.24, waarna partijen ieder nog een antwoordakte zullen kunnen nemen;
houdt alle overige beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 september 2020 in aanwezigheid van de griffier.