In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen twee partijen, [eiser] en [gedaagde], na hun echtscheiding. De partijen waren op 10 december 1992 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd, maar de echtscheiding werd uitgesproken op 4 april 2016. De beschikking werd op 12 mei 2016 ingeschreven in het register. De ontbonden huwelijksgoederengemeenschap is nog niet verdeeld, wat aanleiding geeft tot deze procedure.
[eiser] vordert dat het gerecht de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vaststelt en dat, indien [gedaagde] weigert mee te werken aan de verdeling, de uitspraak dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van [gedaagde]. [gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen van [eiser]. De zaak is behandeld aan de hand van verschillende processtukken, waaronder tussenvonnissen en akten van beide partijen.
Het gerecht heeft vastgesteld dat de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap verschillende activa en passiva omvat, waaronder onroerend goed, een timeshare, een eenmanszaak, en diverse schulden. Het gerecht heeft de waarde van de voormalige echtelijke woning vastgesteld op Afl. 346.000,00 en heeft besloten dat deze woning aan [eiser] wordt toebedeeld, onder de voorwaarde dat hij de hypothecaire lening voor zijn rekening neemt. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over de verdeling van andere activa, zoals de timeshare en de eenmanszaak, en de pensioenrechten van [eiser].
De uitspraak van het gerecht is een tussenuitspraak, waarbij de zaak is verwezen naar een rolzitting voor verdere akten van beide partijen. Het gerecht heeft alle overige beslissingen aangehouden tot de volgende zitting.