ECLI:NL:OGEAA:2020:498

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
A.R. nr. AUA201903190
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over geldvordering en maximale contractuele rente tussen Rentcar N.V. en IMOD N.V.

In deze civiele procedure, aangespannen door Rentcar N.V. tegen IMOD N.V., heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 23 september 2020 uitspraak gedaan. Rentcar vorderde een bedrag van Afl. 49.902,86, vermeerderd met 2% rente en vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. IMOD N.V. voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vordering. Tijdens de zitting op 9 maart 2020 werd vastgesteld dat IMOD c.s. een bedrag van Afl. 49.902,86 verschuldigd was aan Rentcar uit hoofde van een onbetaalde lease. De overeengekomen rente werd aanvankelijk door Rentcar vastgesteld op 2%, maar het Gerecht had eerder aangegeven dat de maximale rente 1,5% per maand mocht zijn. Rentcar verlaagde haar vordering ter zitting, maar het Gerecht besloot uiteindelijk om de oorspronkelijke eis van Rentcar te honoreren, omdat de rente van 2% niet in strijd was met de jurisprudentie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Het Gerecht oordeelde dat IMOD c.s. hoofdelijk moesten betalen aan Rentcar, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 23 september 2020
Behorend bij A.R. nr. AUA201903190
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
RENTCAR N.V. H.O.D.N. HERTZ LEASING,
gevestigd in Aruba,
EISERES,
hierna ook te noemen: Rentcar,
gemachtigde: de advocaat mr. C.J. Hart,
tegen:
1.de naamloze vennootschap
IMOD N.V.
h.o.d.n.
IMOD,
en

2 [naam gedaagde 2],

gevestigd en wonende in Aruba,
GEDAAGDEN,
hierna gezamenlijk ook te noemen: IMOD c.s.,
de gemachtigde: de advocaat mr. B.M. de Sousa.

1.HET VERDERE VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 29 januari 2020 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 9 maart 2020. Rentcar is ter zitting verschenen bijgestaan door haar gemachtigde, alsmede de heer [naam directeur] (directeur) en de heer [naam manager] (manager). Tevens zijn ter zitting verschenen IMOD en [naam gedaagde 2] in persoon (directeur IMOD) bijgestaan door hun gemachtigde. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Rentcar vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
-IMOD c.s. hoofdelijk veroordeelt om aan Rentcar te betalen Afl. 49.902,86, te vermeerderen met 2% aan overeengekomen rente en met Afl. 1.875,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
-IMOD c.s. hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten.
2.2
IMOD c.s. voeren verweer en concluderen tot afwijzing van het door Rentcar verzochte, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna verder besproken.

3.DE VERDERE BEOORDELING

3.1
Bij het tussenvonnis heeft het Gerecht reeds geoordeeld dat vaststaat dat IMOD c.s. een bedrag van Afl. 49.902,86 opeisbaar verschuldigd zijn aan Rentcar uit hoofde van onbetaald gelaten lease met betrekking tot de bij partijen genoegzaam bekende door hen van Rentcar geleasede auto, te vermeerderen met 2% aan overeengekomen rente gerekend vanaf 19 juli 2019.
3.2
Ter zitting heeft het Gerecht Rentcar medegedeeld dat de overeengekomen rente op grond van tot dan geldende vaste jurisprudentie maximaal 1,5% per maand mag zijn. Naar aanleiding daarvan heeft Rentcar haar rentevordering ter zitting verminderd van 2% naar 1,5%. Het Gerecht komt thans terug van die mededeling en blijft bij zijn hiervoor onder 2.1 vermelde beslissing. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.3
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het Hof) heeft in zijn vonnis van 21 april 2020 gepubliceerd onder ECLI:NL:OGHACMB:2020:84 kort gezegd bepaald dat een overeengekomen rente van meer dan 27% per jaar op grond van artikel 3:40 lid 1 BW nietig is. Het aanvankelijk door Rentcar gevorderde rentepercentage van 2% overschrijdt die door het Hof vastgestelde maximale rente niet, en achteraf gezien is Rentcar door voormelde niet juist gebleken mededeling op het verkeerde been gezet door het Gerecht. In het licht daarvan en in dat van de redelijkheid en billijkheid zal het Gerecht Rentcar niet houden aan haar door toedoen van het Gerecht gedane eisvermindering; de aanvankelijke hiervoor omschreven eis van Rentcar zal in aanmerking worden genomen, en het Gerecht ziet in het licht van voormelde uitspraak van het Hof geen grond om het beroep van IMOD c.s. op matiging van de overeengekomen rente te honoreren.
3.4
De slotsom luidt dat het in hoofdsom door Rentcar gevorderde bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 2% per maand vanaf 19 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
3.5
De nevenvordering ter zake van buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 1.875,- zal, als zijnde niet door IMOD c.s. bestreden en in overeenstemming met het Procesreglement (1,5 punten, tarief 5), worden toegewezen.
3.6
IMOD c.s. zullen hoofdelijk, als de in het ongelijk gestelde partijen, worden veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van Rentcar, tot aan deze uitspraak begroot op (Afl. 750,- + 204,15 + 204,15 =) Afl. 1.158,30 aan verschotten (griffiegeld en oproepingskosten) en Afl. 2.500,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
- veroordeelt IMOD c.s. hoofdelijk, des dat hetgeen de één heeft betaald de ander bevrijdt, om aan Rentcar te betalen Afl. 49.902,86, te vermeerderen met de contractuele rente van 2% per maand gerekend vanaf 19 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en voorts te vermeerderen met Afl. 1.875,- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
- veroordeelt IMOD c.s. hoofdelijk, des dat hetgeen de één heeft betaald de ander bevrijdt, in de kosten van de procedure gevallen aan de zijde van Rentcar, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 3.658,30;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 23 september 2020 in aanwezigheid van de griffier.