ECLI:NL:OGEAA:2020:499

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
A.R. nr. AUA201804047
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, betreft het een geschil tussen twee partijen die in gemeenschap van goederen gehuwd zijn geweest. De echtscheiding werd uitgesproken op 24 september 2018, en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap werd gelast. De partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de verdeling van de ontbonden gemeenschap, wat leidde tot deze procedure. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.M. Canwood, vorderde dat het gerecht de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap zou vaststellen en de gedaagde zou veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding voor de woning. De gedaagde procedeerde in persoon en voerde verweer tegen de vorderingen van de eiseres.

Tijdens de comparitie bleek dat partijen in vergaande mate overeenstemming hadden bereikt over de wijze van verdeling. Het gerecht oordeelde dat de voormalige echtelijke woning verkocht zou worden en dat de opbrengst, na aflossing van de hypothecaire lening, tussen partijen verdeeld zou worden. De eiseres trok haar vordering tot gebruiksvergoeding in, omdat de gedaagde na de scheiding niet meer in de woning had gewoond. Het gerecht heeft verder vastgesteld dat de inboedel van de woning door beide partijen was meegenomen en dat er geen aanspraken meer op de goederen in de woning waren.

Het vonnis bevatte ook bepalingen over de verdeling van de auto’s, bankrekeningen en spaarsaldi. De gedaagde werd veroordeeld om aan de eiseres een bedrag van Afl. 25.712,29 te betalen wegens overbedeling. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 23 september 2020 door rechter mr. J.J. Verhoeven.

Uitspraak

Vonnis van 23 september 2020
Behorend bij AUA201804047
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiseres],
te Aruba,
EISERES,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood,
tegen:
[naam gedaagde],
te Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 13 november 2019 blijkt uit het tussenvonnis van die datum. De in dat vonnis gelaste comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 13 februari 2020.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest in gemeenschap van goederen. Bij beschikking van 24 september 2018 van dit gerecht is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is de verdeling gelast van de tussen hen bestaande (ontbonden) huwelijksgoederengemeenschap.
2.2
De echtscheidingsbeschikking is op 22 oktober 2018 ingeschreven in het daartoe bestemde register van de burgerlijke stand (Censo).
2.3
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt omtrent de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap.
2.4
Tot die ontbonden huwelijksgoederengemeenschap behoorden op 22 oktober 2018:
- de voormalige echtelijke woning aan de [adres woning] (hierna: de woning);
- de inboedel van de woning;
- een auto, merk: Isuzu pick-up;
- een auto, merk: KIA Cerrato;
- een bankrekening op naam van [gedaagde] bij de RBC met nummer [banknummers RBC 1];
- een bankrekening op naam van [eiseres] en van [gedaagde] bij de RBC met nummer [banknummers RBC 2 ];
- een bankrekening op naam van [eiseres] bij de CMB met nummer [banknummers CMB];
- een spaarsaldo van zowel [eiseres] als [gedaagde] bij de coöperatie Cooperativa di Ahorro y Prestamo Aruba (hierna: Capa).
2.5
Partijen hadden op 22 oktober 2018 (gezamenlijk dan wel alleen) de volgende schulden die op de huwelijksgoederengemeenschap verhaalbaar zijn:
- een hypothecaire lening bij FCCA;
- leningen bij Capa;
- een lening d.d. 1 augustus 2017 van Afl. 17.000,00 aangegaan door [gedaagde] bij [naam schuldeiser].

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiseres] vordert dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- de verdeling vaststelt van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap conform het door haar gedane voorstel;
- [ gedaagde] veroordeelt tot betaling van een gebruiksvergoeding voor het gebruik van de woning;
- de beslissing neemt die het gerecht geraden acht.
3.2 [
gedaagde] voert hiertegen verweer. Op de grondslagen van de vordering en het daartegen gevoerde verweer zal hierna, bij de beoordeling van de vordering, worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Tijdens de comparities is gebleken dat partijen in vergaande mate overeenstemming hebben bereikt over de wijze van verdeling van de ontbonden gemeenschap. Mede gezien hetgeen hieromtrent ter comparities met partijen is besproken, oordeelt het gerecht als volgt.
De woning en de hypothecaire lening
4.2
Partijen zijn het er met elkaar over eens dat de woning zal worden verkocht en dat de opbrengst, na aflossing van de hypothecaire lening, tussen partijen zal worden verdeeld. Volgens [gedaagde] heeft de woning blijkens opgave van de FCCA een onderhandse verkoopwaarde van Afl. 125.000,00 en is de buurman bereid om de woning voor dit bedrag te kopen. [eiseres] heeft ter comparitie verklaard met de verkoop aan de buurman voor dit bedrag in te stemmen.
4.3
Het gerecht gaat er vooralsnog vanuit dat partijen de woning onderhands voor Afl. 125.000,00 zullen verkopen aan de buurman. Voor het geval die verkoop geen doorgang vindt, zal het gerecht hierna bepalen dat allereerst zal moeten worden geprobeerd de woning onderhands te verkopen en dat na een periode van twaalf maanden de woning openbaar zal mogen worden verkocht.
4.4
Tussen partijen staat vast dat de hypothecaire lening per 30 september 2019 Afl. 55.407,75 bedraagt, zoals ook blijkt uit de door [gedaagde] overgelegde opgaaf van FCCA (brief [gedaagde] d.d. 2 oktober 2019, laatste productie). [gedaagde] heeft na 22 oktober 2018 nog betalingen voor rente en aflossing aan de FCCA gedaan. [eiseres] heeft erkend dat de betalingen die door [gedaagde] zijn gedaan, voor de helft door [eiseres] aan hem moeten worden vergoed. Dit kan bij de verdeling van de overwaarde tussen partijen worden verrekend. [gedaagde] zal daartoe aan [eiseres] een opgave moeten verstrekken van de betalingen die hij uit hoofde van de lening aan FCCA heeft voldaan.
4.5 [
eiseres] heeft tijdens de comparitie van 1 juli 2019 haar vordering uit hoofde van een gebruiksvergoeding ingetrokken, omdat ook [gedaagde] na de scheiding niet meer in de woning heeft gewoond. Op dit onderdeel van de vordering hoeft dus niet meer te worden beslist.
De inboedel van de echtelijke woning
4.6
Partijen hebben ieder inboedelgoederen uit de woning meegenomen. Partijen hebben ter comparitie van 1 juli 2019 verklaard dat zij over en weer akkoord gaan met de goederen die de ander heeft meegenomen. Hetgeen partijen hieromtrent aan het slot van de laatste comparitie nog hebben opgemerkt (ten aanzien van de koelkast en een airco) behoeft dan ook geen bespreking. Geen van beide partijen maakt nog aanspraak op de goederen die thans nog in de woning zijn. Partijen zijn ter comparitie van 13 februari 2020 overeengekomen dat zij samen de woning zullen ontruimen. Het gerecht begrijpt dan ook dat [eiseres] de vordering omtrent de verdeling van de inboedel heeft ingetrokken en zal hierop niet beslissen.
De Isuzu pick-up
4.7 [
eiseres] heeft ter comparitie van 1 juli 2019 verklaard in te stemmen met de door [gedaagde] opgegeven waarde van de Isuzu van Afl. 42.000,00. Zij stemt er ook mee in dat deze aan [gedaagde] wordt toebedeeld, zoals door [gedaagde] verzocht.
Het gerecht zal dienovereenkomstig beslissen. [eiseres] heeft in verband met overbedeling van [gedaagde] recht op een vergoeding van Afl. 21.000,00.
De Kia Cerrato
4.8
Het gerecht neemt als vaststaand aan dat [eiseres] de Kia heeft verkocht voor Afl. 1.000,00, nu dit blijkt uit de door [eiseres] overgelegde kopie van de koopovereenkomst (akte d.d. 4 september 2019) en [gedaagde] deze stelling onvoldoende heeft betwist. Volgens [eiseres] was dit ook de daadwerkelijke waarde van de Kia. De Kia was volgens haar slecht onderhouden, had diverse technische gebreken en was niet gekeurd door TDI. De koopster heeft zich achteraf bij [eiseres] beklaagd over de slechte toestand van de Kia. Volgens [gedaagde] verkeerde de Kia in goede staat en heeft hij 15 jaar lang om de drie maanden een onderhoudsbeurt gehad. Gezien het bouwjaar en de kilometerstand (165.000 km) had de Kia op het moment van verkoop een waarde van minstens Afl. 6.000,00.
4.9 [
eiseres] heeft geen bewijs aangeboden van haar stelling dat de Kia ten tijde van de verkoop een waarde had van Afl. 1.000,00. Het gerecht zal de waarde daarom ex aequo et bono vaststellen. [eiseres] heeft onvoldoende betwist dat de waarde van de Kia in goede staat het door [gedaagde] gestelde bedrag is. Dat de Kia in een slechte staat verkeerde, is door haar wel gesteld, maar dit blijkt nergens uit. Het is de eigen beslissing van [eiseres] geweest om, buiten medeweten en zonder toestemming van [gedaagde], de Kia te verkopen voor Afl. 1.000,00. Dat er thans onduidelijkheid is over de reële waarde van de Kia en dat die thans niet meer eenvoudig kan worden vastgesteld, is het gevolg van het eigenmachtig optreden van [eiseres] en zal het gerecht dan ook voor haar risico laten komen. Het gerecht zal de waarde bepalen op Afl. 5.000,00. Dat brengt mee dat [gedaagde] wegens overbedeling recht heeft op een vergoeding van Af. 2.500,00.
De bankrekeningen
- RBC 4705
4.10 [
eiseres] heeft gesteld dat op deze bankrekening op 22 oktober 2018 een saldo stond van Afl. 18.337,79. Zij heeft daartoe verwezen naar het afschrift van 31 augustus 2018 (overgelegd bij brief d.d. 26 juni 2019 van [eiseres]). [gedaagde] heeft het saldo betwist. Volgens hem was het saldo van deze bankrekening ten tijde van de echtscheiding rond nul.
4.11
Uit het door [eiseres] overgelegde afschrift volgt dat het is afgegeven op 31 augustus 2018 en dat het betrekking heeft op de periode 1 augustus 2017 tot en met 1 februari 2018. Het openingssaldo betrof Afl. 112.373,44. In die periode zijn er 8 crediteringen geweest voor in totaal Afl. 18.337,79 en 133 debiteringen voor in totaal Afl. 130.722,39. Dit betekent dat er op 1 februari 2018 een saldo was van -/- Afl. 11,16. Dit stemt overeen met het bedrag onder de noemer ‘closing balance’ op het afschrift. Het door [eiseres] genoemde saldo van Afl. 18.337,79 is vermeld onder de noemer ‘Credits (8)’ en betreft dus de crediteringen over deze periode. Dit bedrag is geen weergave van het saldo op 31 augustus 2018. Nu [eiseres] haar stelling dat er op deze bankrekening op 22 oktober 2018 nog een saldo resteerde van Afl. 18.337,79 niet nader heeft onderbouwd en uit het afschrift blijkt dat er op 1 februari 2018 een saldo was van -/- Afl. 1,16, slaagt naar het oordeel van het gerecht het verweer van [gedaagde] dat het saldo op deze rekening op 22 oktober 2018 geen Afl. 18.337,79 bedroeg. Dat er geen geld meer op stond, zoals [gedaagde] heeft gesteld, blijkt niet uit door partijen overgelegde afschriften. Gezien het saldo op 1 februari 2018 en de niet betwiste stelling van [gedaagde] dat hij op deze rekeningen zijn salaris liet storten en dit ook iedere maand opnam, gaat het gerecht er met [gedaagde] vanuit dat het saldo op 22 oktober 2018 rond nul lag. Het gerecht constateert dat deze bankrekening op naam van beide partijen staat. Het gerecht zal hierna bepalen dat de rekening door partijen zal moeten worden opgeheven en dat een eventueel debetsaldo door ieder voor de helft moet worden aangevuld en dat een eventueel creditsaldo bij helfte moet worden verdeeld.
- CMB2000
4.12
Bij akte van 4 september 2019 heeft [eiseres] afschriften overgelegd van de bankrekening met nummer [banknummers CMB] bij de CMB. De rekening staat op haar naam en had, zoals door [eiseres] gesteld, op 31 oktober 2018 een saldo van -/- Afl. 17,23. [gedaagde] heeft dit niet betwist. In het bijzonder is door hem niet gesteld (en is ook uit de afschriften niet gebleken) dat er tussen 22 oktober 2018 en 31 oktober 2018 ongewone transacties ten laste van de rekening (en daarmee ten laste van de gemeenschap) zijn verricht. Het gerecht zal deze bankrekening hierna aan [eiseres] toedelen, zonder dat er wegens overbedeling een verrekening behoeft plaats te vinden.
- RBC3503
4.13
Het gerecht begrijpt uit de stellingen van partijen dat deze rekening op naam van [gedaagde] stond. Volgens [eiseres] heeft zij op 28 september 2018 op deze rekening maritaal beslag gelegd. Volgens [gedaagde] is de rekening inmiddels opgeheven. [eiseres] heeft geen informatie verstrekt omtrent de omvang van het saldo op het moment van beslaglegging. Het gerecht zal hierna ten aanzien van deze bankrekening beslissen dat deze wordt toebedeeld aan [gedaagde] en dat [eiseres] wegens overbedeling recht heeft op de helft van een eventueel door het beslag getroffen saldo. Indien het saldo negatief was ten tijde van de beslaglegging, heeft [gedaagde] recht op vergoeding van de helft van dit saldo.
Spaarsaldi en leningen bij Capa
4.14
Partijen zijn het erover eens dat zij ieder bij Capa een spaarrekening (Share Ledger) hadden en een lening (Share Loan).
4.15
Bij akte van 4 september 2019 heeft [eiseres] de overzichten over 2018 betreffende haar rekeningen bij Capa overgelegd. Voor zowel de hoogte van het spaarsaldo als die van de lening heeft [eiseres] ter comparitie van 13 februari 2020 verwezen naar de bedragen per 31 december 2018. Het gerecht zal echter de op de overzichten vermelde bedragen per 31 oktober 2018 aanhouden. [eiseres] had per die datum een spaarsaldo van Afl. 4.581,89 en een lening van Afl. 18.645,00. Per saldo had zij dus een schuld aan Capa van Afl. 14.063,11.
[gedaagde] heeft de overzichten over 2018 betreffende zijn rekeningen bij Capa overgelegd bij ongedateerde brief. Deze overzichten zijn eveneens besproken ter comparitie van 13 februari 2020. Uit het door [gedaagde] overgelegde overzicht volgt dat [gedaagde] per 31 oktober 2018, zoals door hem gesteld, een spaarsaldo had van Afl. 6.121,47 en een lening van Afl. 5.760,00. Per saldo had hij dus een vordering op Capa van Afl. 361,47.
4.16
Het gerecht zal de op naam van [eiseres] (lidnummer [nummer eiseres]) staande saldo uit hoofde van de Share Ledger aan haar toedelen en zal daarbij bepalen dat zij ook het negatieve saldo uit hoofde van de Loan Ledger die op haar naam (onder lidnummer [nummer] eiseres) staat dient te voldoen. Het positieve saldo uit hoofde van de Share Ledger op naam van [gedaagde] (onder lidnummer [nummer gedaagde]) zal het gerecht aan [gedaagde] toedelen en zal daarbij bepalen dat hij ook het negatieve saldo uit hoofde van de Loan Ledger die op zijn naam (onder lidnummer [nummer gedaagde]) staat dient te voldoen.
Vanwege de overbedeling die hieruit voortvloeit voor [gedaagde] dient hij aan [eiseres] te vergoeden ([Afl. 14.063,11 : 2] + [Afl. 361,47 : 2] =) Afl. 7.212,29.
De lening bij Manjarres
4.17 [
gedaagde] heeft tijdens de comparitie van 1 juli 2019 verklaard dat hij deze lening voor zijn rekening zal nemen en zal aflossen. Het gerecht zal deze lening om die reden niet in de verdeling betrekken.
Lening bij de Volkskredietbank
4.18
Aan het einde van de comparitie van 13 februari 2020 heeft [eiseres] gesteld dat partijen tijdens het huwelijk op haar naam bij de Volkskredietbank een lening hebben gesloten van Afl. 3.500,00. De aflossing op deze lening voldoet zij door inhoudingen op haar salaris. [eiseres] is van oordeel dat deze lening in de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap moet worden betrokken. [gedaagde] heeft gesteld dat de lening destijds door [eiseres] is aangegaan om de kosten van de begrafenis van haar moeder te voldoen. Met de familie van [eiseres] is overeengekomen dat deze de lening aan [eiseres] zou aflossen.
4.19 [
eiseres] heeft pas helemaal aan het einde van de procedure gesteld dat deze lening in de verdeling moet worden betrokken. Zij heeft niet gesteld wanneer de lening is aangegaan en welk bedrag op 22 oktober 2018 al was afgelost. Het verweer van [gedaagde] houdt onder meer in dat er aflossingen moeten zijn verricht en dat de schuld op 22 oktober 2018 dus kleiner was dan het door [eiseres] gestelde bedrag.
4.2
Nu [gedaagde] de (omvang van de) lening heeft betwist, is deze niet komen vast te staan. Het gerecht zal [eiseres] niet in de gelegenheid stellen om de omvang van de lening nader met stukken te onderbouwen. Hiertoe is na de eerste comparitie van 1 juli 2019 voldoende gelegenheid geweest. Het leidt tot een onredelijke vertraging van de procedure als op dit punt het debat zou moeten worden voortgezet. Het gerecht zal deze lening daarom niet in de verdeling betrekken. Bij dit oordeel speelt mede een rol dat [gedaagde] de lening van Afl. 17.000,00 voor zijn rekening heeft genomen.
Conclusie
4.21
De conclusie van het voorgaande is als volgt.
4.21.1
De woning van partijen zal worden verkocht op de wijze zoals hiervoor onder nummer 4.3 vermeld. Na aflossing van de hypothecaire lening en de eventuele kosten van de verkoop zal de netto-opbrengst aan ieder der partijen voor de helft toekomen. [eiseres] dient aan [gedaagde] te vergoeden de helft van het bedrag dat [gedaagde] uit hoofde van rente en aflossing sedert 22 oktober 2018 aan de bank heeft voldaan. Dit bedrag zal uit het aandeel van [eiseres] in de verkoopopbrengst aan [gedaagde] kunnen worden betaald. Het hieronder in nummer 4.22 genoemde bedrag dat [gedaagde] wegens overbedeling verschuldigd is aan [eiseres], kan uit het aandeel van [gedaagde] in de verkoopopbrengst aan haar worden voldaan.
4.21.2
De auto van het merk Isuzu wordt toebedeeld aan [gedaagde].
4.21.3
De bankrekening [banknummers CMB] wordt toebedeeld aan [eiseres] (zonder verrekening wegens overbedeling), de bankrekening [banknummers RBC 1] wordt toebedeeld aan [gedaagde] (waarbij [eiseres] in geval van een positief saldo recht heeft op de helft hiervan en waarbij in geval van een negatief saldo de helft van dit saldo door [eiseres] aan [gedaagde] moet worden vergoed) en de bankrekening [banknummers RBC 2] dient door partijen te worden opgeheven (waarbij een positief saldo bij helfte tussen partijen moet worden verdeeld en een negatief saldo door hen beiden voor een gelijk deel moet worden aangezuiverd).
4.21.4
De spaarsaldi en de leningen bij Capa worden toebedeeld aan de partij op wiens naam die saldi en leningen staan.
4.22 [
gedaagde] dient uit hoofde van overbedeling aan [eiseres] te voldoen:
  • wegens toedeling van de Isuzu Afl. 21.000,00
  • wegens de toedeling van de Capa-rekeningen
subtotaal Afl. 28.212,29.
[eiseres] dient uit hoofde van overbedeling aan [gedaagde] te voldoen:
- wegens de Kia Afl. 2.500,00.
Hieruit volgt dat [gedaagde] wegens overbedeling aan [eiseres] zal moeten vergoeden Afl. 25.712,29.
4.23
De lening aan [schuldeiser] komt voor rekening van [gedaagde] en zal door hem worden afgelost. De (eventuele) lening bij de Volkskredietbank komt voor rekening van [eiseres] en zal door haar worden afgelost.
4.24
De kosten van de procedure zullen worden gecompenseerd in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
stelt de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, voor zover deze nog niet door partijen is verdeeld, als volgt vast:
de echtelijke woning
- de voormalige echtelijke woning van partijen, gelegen aan de [adres woning] te Aruba, zal worden verkocht op de wijze zoals hiervoor onder nummer 4.3 vermeld;
- de netto-opbrengst van de woning komt aan ieder der partijen voor de helft toe, met dien verstande dat de vordering die de ene partij wegens overbedeling, na verrekening van de bedragen zoals bedoeld in de nummers 5.2 en 5.3 van dit vonnis, op de andere partij heeft, door de notaris uit het aandeel van die andere partij in de netto-opbrengst moeten worden voldaan aan de partij die per saldo een vordering wegens overbedeling op die andere partij heeft;
de auto
- de auto van het merk Isuzu wordt toebedeeld aan [gedaagde];
de bankrekeningen
- de bankrekening [banknummers CMB] wordt toebedeeld aan [eiseres] (zonder verrekening wegens overbedeling);
- de bankrekening [banknummers RBC 1] wordt toebedeeld aan [gedaagde] (waarbij [eiseres] in geval van een positief saldo recht heeft op de helft hiervan en waarbij in geval van een negatief saldo de helft van dit saldo door [eiseres] aan [gedaagde] moet worden vergoed);
- de bankrekening [banknummers RBC 2] dient door partijen te worden opgeheven (waarbij een positief saldo bij helfte tussen partijen moet worden verdeeld en een negatief saldo door hen beiden voor een gelijk deel moet worden aangezuiverd);
de spaarrekeningen en leningen bij Capa
- de spaarsaldi en de leningen bij Capa worden toebedeeld aan de partij op wiens naam die saldi en leningen staan;
5.2
veroordeelt [gedaagde] om uit hoofde van overbedeling aan [eiseres] Afl. 25.712,29 te betalen;
5.3
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde], na deugdelijke opgave door [gedaagde] van het door hem betaalde, te vergoeden de helft van hetgeen [gedaagde] uit hoofde van rente en aflossing op de hypothecaire lening na 22 oktober 2018 aan de bank heeft voldaan;
5.4
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 september 2020 in aanwezigheid van de griffier.