In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen [Verzoeker], de voormalig statutair directeur van Utilities Aruba N.V., en zijn werkgever, de naamloze vennootschap Utilities Aruba N.V. [Verzoeker] verzocht het gerecht om een vergoeding van Afl. 278.592,33 bruto, gebaseerd op een afvloeiingsregeling die was opgenomen in zijn arbeidsovereenkomst. Deze regeling was van toepassing omdat zijn arbeidsovereenkomst niet was beëindigd op grond van een dringende reden, zoals eerder vastgesteld in een ontbindingsprocedure van 9 april 2019.
Utilities voerde verweer en stelde dat de arbeidsovereenkomst nietig was, en dat de afvloeiingsregeling nietig was vanwege strijd met de openbare orde en andere gronden. Het gerecht oordeelde dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was en dat het beroep op nietigheid van de afvloeiingsregeling niet kon worden aangenomen. Het gerecht concludeerde dat [Verzoeker] recht had op de vergoeding zoals vastgelegd in de afvloeiingsregeling, en dat de reeds toegekende vergoeding uit de ontbindingsbeschikking in mindering moest worden gebracht.
Uiteindelijk werd Utilities veroordeeld om aan [Verzoeker] een bedrag van Afl. 249.810,00 te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 juni 2019. Tevens werd Utilities veroordeeld in de proceskosten van [Verzoeker]. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.