ECLI:NL:OGEAA:2020:513

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
AUA202002072
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing van gezag en omgangsregeling in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft de Voogdijraad een verzoek ingediend om de moeder van het gezag over haar minderjarige kind te ontheffen. De minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2018, is onder toezicht gesteld en heeft gedurende een periode van meer dan twee jaar bij haar grootmoeder aan vaderszijde gewoond. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de ontheffing en verzocht om een omgangsregeling met haar kind. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 oktober 2020 zijn de moeder, de vader, de gezinsvoogdes en de voorgestelde voogdes verschenen. De rechter heeft vastgesteld dat de moeder onmachtig is om haar zorgplicht te vervullen, wat aanleiding geeft tot de ontheffing van het gezag. De rechter heeft ook geoordeeld dat er geen redelijk perspectief is voor terugplaatsing van de minderjarige bij de moeder. De grootmoeder is benoemd tot voogdes. De zaak is verwezen naar de Voogdijraad voor onderzoek naar de omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarige. De beslissing is genomen op 24 november 2020.

Uitspraak

Beschikking van 24 november 2020
Behorend bij EJ nr. AUA202002072
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
DE VOOGDIJRAAD,
kantoorhoudend in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd.
tegen
[Verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff,
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[Naam vader], de vader,
[Naam minderjarige],de minderjarige,
[Naam gezinsvoogdes],de gezinsvoogdes,
[Naam voorgestelde voogdes], de voorgestelde voogdes (grootmoeder vz).

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 25 augustus 2020,
  • de mondelinge behandeling van 13 oktober 2020, waar zijn verschenen de moeder in persoon, de vader in persoon, de raadsonderzoeker van de Voogdijraad, mevrouw [medewerkster Voogdijraad], de voorgestelde voogdes in persoon en de gezinsvoogdes in persoon.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de relatie tussen de vader en de moeder is [naam minderjarige] op [geboortedatum] 2018 in Aruba geboren (hierna: de minderjarige). De vader heeft de minderjarige erkend. De moeder oefent het gezag over de minderjarige alleen uit.
2.2
Bij beschikking van 18 september 2018 (behorend bij EJ nr. AUA201801999) is de minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van één jaar, met plaatsing van de minderjarige in Casa Cuna voor de duur van één jaar, en met benoeming van [naam gezinsvoogdes] als gezinsvoogdes.
2.3
Bij beschikking van 21 januari 2020 (behorend bij EJ nr. AUA201903972) is de minderjarige wederom onder toezicht gesteld voor de duur van zes maanden, met plaatsing van de minderjarige bij haar grootouders vaderszijde en met benoeming van [naam gezinsvoogdes] als gezinsvoogdes.

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek strekt ertoe de moeder van het gezag over de minderjarige te ontheffen.
3.2
De moeder voert verweer en verzoekt een omgangsregeling vast te stellen tussen de minderjarige en de moeder.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ingevolge artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) kan de rechter - op verzoek van de Voogdijraad - een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontheffen, op grond dat hij ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen, mits het belang van het kind zich daar niet tegen verzet.
Ingevolge artikel 1:268, lid 1 BWA wordt ontheffing niet uitgesproken indien de ouder zich daartegen verzet. Deze regel leidt slechts uitzondering indien er sprake is van een van de situaties als bedoeld in lid 2, onder a tot en met d, van dit artikel.
4.2
De moeder is het niet eens met de verzochte ontheffing.
4.3
De gezinsvoogdes heeft ter zitting opgemerkt dat de moeder tijdens de periode van de ondertoezichtstelling moeilijk te bereiken was. De moeder heeft pas op 12 augustus 2020 contact genomen met de gezinsvoogdes. De minderjarige is bij de grootmoeder vaderszijde geplaatst. Deze situatie wenst zij in het belang van de minderjarige zo te behouden.
4.4
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende vast komen te staan dat de moeder onmachtig is haar plicht tot verzorging en opvoeding van de minderjarige te vervullen.
4.5
Nu de moeder zich tegen de ontheffing verzet, dient voorts beoordeeld te worden of zich één van de situaties genoemd in artikel 1:268 lid 2 BWA voordoet. De Voogdijraad stelt dat er sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 1:268 lid 2 aanhef en onder a BW, te weten dat na een ondertoezichtstelling van ten minste zes maanden met uithuisplaatsing, gegronde vrees bestaat dat deze maatregel - door ongeschiktheid of onmacht van de ouder om zijn plicht tot verzorging of opvoeding te vervullen - onvoldoende is om de minderjarige voor zedelijke of lichamelijke ondergang te behoeden.
4.6
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende vast komen te staan dat de gronden voor de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing thans - na ruim twee jaar - nog onverminderd aanwezig zijn. Voorts is gebleken dat er geen redelijk perspectief bestaat voor terugplaatsing van de minderjarige bij de moeder.
4.7
Nu gelet op het voorgaande aan de voorwaarden tot ontheffing genoemd in artikel 1:266 jo 1:268 lid 2 aanhef en sub a BWA is voldaan, zal het gerecht de verzochte ontheffing in het belang van de minderjarige uitspreken.
4.8
In het gezag over de minderjarige dient dan te worden voorzien. Nu overigens niet is gebleken van bezwaren hiertegen, zal het gerecht het verzoek van de Voogdijraad om de grootmoeder vaderszijde met de voogdij te belasten, toewijzen.
Omgang
4.9
De moeder en de minderjarige hebben recht op omgang met elkaar. Een goede omgang tussen hen is in het belang van de minderjarige.
4.1
Gelet op hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd, acht het gerecht zich in dit stadium onvoldoende voorgelicht om hierover een definitieve beslissing te nemen. De Voogdijraad zal worden verzocht een onderzoek in te stellen, waarbij de vraag zal dienen te worden beantwoord op welke wijze invulling dient te worden gegeven aan het omgangsrecht van de moeder.
4.11
De zaak zal worden verwezen naar een hieronder te vermelden rolzitting voor overlegging van het rapport zijdens de Voogdijraad.
4.12
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
ontheft de moeder [naam verweerster] van het gezag over [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 in Aruba,
benoemt [naam voorgestelde voogdes], geboren op [geboortedatum] 1957 in Aruba, tot voogdes over genoemde minderjarige,
verzoekt de Voogdijraad om onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen en daarover een rapport uit te brengen, waarin de hierboven in overweging 4.10 geformuleerde vraag dient te worden beantwoord,
verwijst de zaak naar de zitting van
dinsdag, 16 februari 2021 om 8.30 uur,voor het indienen van het rapport zijdens de Voogdijraad,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven op 24 november 2020 door de rechter mr. E.M.D. Angela in tegenwoordigheid van de griffier.