ECLI:NL:OGEAA:2020:517

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
AUA201904109
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over schuldvordering tussen Island Finance Aruba N.V. en gedaagde

In deze civiele procedure, aangespannen door de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. tegen een gedaagde, is de kern van de zaak een schuldvordering die voortvloeit uit een overeenkomst van verbruikleen. De overeenkomst, die op 20 januari 2016 werd gesloten, hield in dat de gedaagde een bedrag van Afl. 13.794,69 ter leen ontving van Island Finance, met de verplichting om Afl. 25.521,60 in 60 maandelijkse termijnen terug te betalen. Na meerdere betalingsachterstanden heeft Island Finance op 13 november 2018 de gedaagde geïnformeerd over de openstaande vordering van Afl. 11.613,42, vermeerderd met rente en incassokosten.

De vordering van Island Finance, die na wijziging van eis uitvoerbaar bij voorraad werd verzocht, omvatte een bedrag van Afl. 11.394,60, vermeerderd met een gematigde rente van 27% per jaar vanaf 30 september 2018. De gedaagde heeft de hoogte van de gevorderde hoofdsom betwist, maar erkende dat hij nog geld verschuldigd was aan Island Finance. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn verweer te onderbouwen, en dat de door hem gestelde betalingen niet alle op de lening zijn afgelost.

Uiteindelijk heeft het Gerecht geoordeeld dat de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag moet worden veroordeeld, met inachtneming van een recente betaling van Afl. 2.000,- die door de gedaagde is gedaan. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen, omdat niet is aangetoond dat deze daadwerkelijk zijn gemaakt. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, aangezien hij grotendeels in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 2 december 2020 door mr. M.E.B. de Haseth.

Uitspraak

Vonnis van 2 december 2020
Behorend bij AUA201904109
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
hierna te noemen: Island Finance,
te Aruba,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[naam gedaagde],
te Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek, tevens houdende akte ter vermindering van eis, met producties;
- de conclusie van dupliek.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 20 januari 2016 zijn Island Finance en [gedaagde] een overeenkomst van verbruikleen aangegaan, waarbij zij zijn overeengekomen dat [gedaagde] een bedrag van Afl. 13.794,69 ter leen van Island Finance ontvangt en hij zich verbindt om een bedrag van Afl. 25.521,60 in 60 maandelijkse termijnen van Afl. 425,36 aan Island Finance terug te betalen.
2.2
Bij brief van 13 november 2018 heeft Brown advocaten [gedaagde] te kennen gegeven dat per die datum aan haar ter incasso ter hand is gesteld de vordering van Island Finance op hem van Afl. 11.613,42, vermeerderd met 27,50% rente per jaar sedert 30 september 2018, vermeerder met 5% boeterente over de onbetaald gebleven termijnen en vermeerderd met 15% buitengerechtelijke incassokosten ter zake aan hem in verbruikleen gegeven gelden.

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

3.1
Island Finance vordert – na wijzing van eis – uitvoerbaar bij voorraad – [gedaagde] te veroordelen te betalen de som van Afl. 11.394,60, vermeerderd met de gematigde rente van 27% per jaar vanaf 30 september 2018, waarbij na iedere betaling na 30 september 2018 slechts nog rente verschuldigd is over de resterende hoofdsom en tot een maximum van Afl. 3.506,58 en na het bereiken van dat maximum te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening en vermeerderd met de overeengekomen en gemaakte buitengerechtelijke incassokosten naar rato van 1½ punt van het liquidatietarief in Eerste Aanleg verschuldigd ad Afl. 1.500,- en [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan deze vordering legt Island Finance ten grondslag dat dat zij aan [gedaagde] gelden in verbruikleen heeft verstrekt, dat [gedaagde] te kort geschoten is in de nakoming van zijn terugbetalingsverplichtingen en dat zij in verband daarmee kosten heeft gemaakt.
3.3 [
gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van de vordering.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
gedaagde] heeft de hiervoor onder 2.1 vermelde overeenkomst niet betwist. Hij heeft ook erkend dat hij uit hoofde van die overeenkomst nog gelden aan Island Finance verschuldigd is. Hij betwist evenwel de hoogte van de gevorderde hoofdsom. Daartoe voert hij aan dat hij in elk geval de volgende betalingen met een totaal van Afl. 3.923,25 heeft gedaan, te weten betalingen van Afl. 212,70 en Afl. 425,40 in maart 2016, Afl. 638,10 in april 2016, Afl. 425,40 in juni 2016, Afl. 425,40 in augustus 2016, Afl. 275,85 in december 2016, Afl. 445,- in november 2017, Afl. 650,- in maart 2018 en Afl. 425,40 in juni 2018. Gezien de gevorderde hoofdsom heeft Island Finance deze betalingen niet alle op de lening afgelost en ook overigens heeft Island Finance niet inzichtelijk gemaakt welke betalingen zijn verwerkt, aldus [gedaagde].
4.2
Island Finance heeft een overzicht overgelegd, waarin alle volgens haar door [gedaagde] gedane betalingen zijn opgenomen. In dit overzicht zijn alle betalingen waarop [gedaagde] zich beroept verwerkt. Tevens heeft Island Finance gesteld dat [gedaagde] in 2016 alle maandelijkse betalingen heeft voldaan, en in 2017 en 2018 steeds maar 5 van de 12 maandelijkse termijnen. Hoewel dat op zijn weg had gelegen, heeft [gedaagde] gesteld noch nader onderbouwd dat hij meer betalingen heeft gedaan, dan die welke door Island Finance in voormeld overzicht zijn verwerkt. Gelet hierop, heeft [gedaagde] de gevorderde hoofdsom onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat deze vast komt te staan.
Island Finance heeft te kennen gegeven dat [gedaagde], na indiening van het verzoekschrift in deze zaak, nog een betaling van Afl. 2.000,- heeft gedaan, welke nog niet in het door Island Finance overgelegde overzicht is verwerkt. Nu [gedaagde] deze betaling heeft gedaan in het kader van de afbetaling van zijn schuld uit voormelde overeenkomst van verbruikleen, ziet het Gerecht aanleiding om op het toe te wijzen bedrag Afl. 2.000,- in mindering te brengen.
4.3
De gevorderde gematigde rente en de van die rente uitgaande berekeingen van Island Finanance worden door [gedaagde] niet meer betwist. Dat leidt er toe dat de gevorderde hoofdsom en rente op na te melden wijze worden toegewezen.
4.4
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, nu onvoldoende is gesteld en gebleken dat deze daadwerkelijk en in redelijkheid zijn gemaakt. Island Finance heeft niet inzichtelijk gemaakt welke incassowerkzaamheden in deze zaak concreet zijn gedaan, afgezien van het verzenden van een aanmaningsbrief aan [gedaagde].
4.5 [
gedaagde] dient, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de proceskosten, de beslagkosten hierbij inbegrepen, gevallen aan de zijde van Island Finance.
5. DE UITSPRAAK
het Gerecht:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Island Finance van een bedrag van Afl. 11.394,60, vermeerderd met de gematigde rente van 27% per jaar vanaf 30 september 2018, waarbij na iedere betaling na 30 september 2018 slechts nog rente verschuldigd is over de resterende hoofdsom en tot een maximum van Afl. 3.506,58 en na het bereiken van dat maximum te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening, verminderd met Afl. 2.000,-;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Island Finance worden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 201,40 aan explootkosten en Afl. 2.000,- (2 punten in tarief 4) aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 2 december 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 2 december 2020
Instantie: gerecht in eerste aanleg van Aruba
Zaaknummer: A.R. nr. AUA201904109
Inhoudsindicatie: Civiel. Schuldvordering.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. M.E.B. de Haseth
Bijzondere kenmerken: