ECLI:NL:OGEAA:2020:518

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
AUA201901222
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over verbruikleen en terugbetalingsverplichtingen

In deze civiele procedure, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, staat de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. tegenover een gedaagde die in persoon procedeert. De zaak betreft een overeenkomst van verbruikleen die op 18 januari 2017 is aangegaan, waarbij de gedaagde een bedrag van Afl. 15.214,79 ter leen ontving van Island Finance. De gedaagde verbond zich om een totaalbedrag van Afl. 25.140,48 in 48 maandelijkse termijnen terug te betalen. Na een betalingsachterstand heeft Island Finance op 29 maart 2019 conservatoir derdenbeslag gelegd op de gedaagde.

Island Finance vordert in deze procedure betaling van Afl. 14.329,36, vermeerderd met een gematigde rente van 27% per jaar vanaf 31 december 2018, en de gedaagde dient ook de proceskosten te vergoeden. De gedaagde heeft de vordering gemotiveerd betwist, maar heeft de overeenkomst en de hoofdsom niet betwist. Het Gerecht oordeelt dat de overeengekomen rente niet in strijd is met de Arubaanse goede zeden, en dat de gedaagde de verschuldigde bedragen moet betalen. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat niet is aangetoond dat deze daadwerkelijk zijn gemaakt.

Het Gerecht heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van Island Finance begroot. Dit vonnis is uitgesproken op 2 december 2020 door rechter M.E.B. de Haseth, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 2 december 2020
Behorend bij AUA201901222
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
hierna te noemen: Island Finance,
te Aruba,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[GEDAAGDE],
te Aruba,
hierna te noemen: [Gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het ter terechtzitting mondeling gegeven antwoord;
- de conclusie van repliek tevens houdende akte ter vermindering van eis;
- de aan [gedaagde] verleende akte van niet dienen van de door hem te nemen antwoordakte.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 18 januari 2017 zijn Island Finance en [gedaagde] een overeenkomst van verbruikleen aangegaan, waarbij zij zijn overeengekomen dat [gedaagde] een bedrag van Afl. 15.214,79 ter leen van Island Finance ontvangt en hij zich verbindt om een bedrag van Afl. 25.140.48 in 48 maandelijkse termijnen van Afl. 523,76 aan Island Finance terug te betalen.
2.2
Bij brief van 19 februari 2019 heeft Brown advocaten [gedaagde] te kennen gegeven dat per die datum aan haar ter incasso ter hand is gesteld de vordering van Island Finance op hem van Afl. 14.415,86, vermeerderd met de wettelijke rente per maand vanaf 31 december 2018, vermeerderd met 5% boeterente over de onbetaald gebleven termijnen en vermeerderd met 15% buitengerechtelijke incassokosten ter zake aan hem in verbruikleen gegeven gelden.
2.3
Op 29 maart 2019 heeft Island Finance onder Divi Golf Aruba N.V. conservatoir derdenbeslag doen leggen ten laste van [gedaagde].

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

3.1
Island Finance vordert – na wijzing van eis – uitvoerbaar bij voorraad – [gedaagde] te veroordelen te betalen de som van Afl. 14.329,36, vermeerderd met de gematigde rente van 27% per jaar vanaf 31 december 2018 tot een maximum van Afl. 2.518,86 en na het bereiken van dit maximum te vermeerderen met de wettelijke rente, en vermeerderd met de overeengekomen en gemaakte buitengerechtelijke incassokosten naar rato van 1½ punt van het liquidatietarief in eerste aanleg verschuldigd ad Afl. 1.500,-, en [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de beslagkosten.
3.2
Aan deze vordering legt Island Finance ten grondslag dat dat zij aan [gedaagde] gelden in verbruikleen heeft verstrekt, dat [gedaagde] te kort geschoten is in de nakoming van zijn terugbetalingsverplichtingen en dat zij in verband daarmee kosten heeft gemaakt.
3.3 [
Gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van de vordering.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
Gedaagde] heeft de hiervoor onder 2.1 vermelde overeenkomst niet betwist. Hij heeft ook erkend dat hij de hoofdsom aan Island Finance verschuldigd is.
4.2
Ten aanzien van de overeengekomen rente begrijpt het Gerecht het door [gedaagde] gevoerde verweer aldus dat deze in strijd is met de Arubaanse goede zeden. Dit verweer faalt. Daartoe verwijst het Gerecht naar het vonnis van het Hof van 21 april 2020, ECLI:NL:OGHACMB:2020:84, waarin het Hof heeft overwogen dat hij tot nader orde een APR van meer dan 27%, ook al is deze expliciet overeengekomen en zijn de daaruit voortvloeiende verplichtingen duidelijk omschreven, als nietig op grond van artikel 3:40 lid 1 BW beschouwt. In het door [gedaagde] aangevoerde, ziet het Gerecht geen grond voor een ander oordeel. Naar aanleiding van het in dat vonnis onder 2.25 overwogene, heeft Island Finance een berekening gemaakt van de door [gedaagde] verschuldigde bedragen, uitgaande van een gematigde rente tot 27%. Op basis van deze berekeningen heeft Island Finance de eis gewijzigd. [Gedaagde] heeft deze berekeningen niet betwist. Het voorgaande leidt ertoe dat de gevorderde hoofdsom, daarbij inbegrepen het bereikte maximum aan gematigde rente van 27%, op na te melden wijze wordt toegewezen.
4.3
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, nu onvoldoende is gesteld en gebleken dat deze daadwerkelijk en in redelijkheid zijn gemaakt. Island Finance heeft niet inzichtelijk gemaakt welke incassowerkzaamheden in deze zaak concreet zijn gedaan, afgezien van het verzenden van een aanmaningsbrief aan [gedaagde].
4.4 [
Gedaagde] dient, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de proceskosten, gevallen aan de zijde van Island Finance.

5.DE UITSPRAAK

het Gerecht:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Island Finance van een bedrag van Afl. 14.329,36, vermeerderd met de gematigde rente van 27% per jaar vanaf 31 december 2018 tot een maximum van Afl. 2.518,86 en na het bereiken van dit maximum te vermeerderen met de wettelijke rente;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Island Finance worden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 882,32 (Afl. 218,64 + Afl. 192,14 + Afl. 218,64 + Afl. 252,09) aan explootkosten en Afl. 2.000,- (2 punten in tarief 4) aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 2 december 2020 in aanwezigheid van de griffier.