ECLI:NL:OGEAA:2020:519

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
AUA201902367
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over schuldvordering en verbruikleen tussen Island Finance Aruba N.V. en gedaagde

In deze civiele procedure, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vordert de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. (hierna: Island Finance) betaling van een schuld door de gedaagde. De zaak betreft een overeenkomst van verbruikleen die op 28 oktober 2010 is aangegaan, waarbij de gedaagde een bedrag van Afl. 10.600,48 ter leen heeft ontvangen van Island Finance en zich heeft verplicht om Afl. 17.661,12 in 48 maandelijkse termijnen terug te betalen. Island Finance heeft op 7 augustus 2018 de gedaagde geïnformeerd over de openstaande vordering van Afl. 15.069,51, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

Tijdens de procedure heeft Island Finance haar vordering gewijzigd en verzocht om veroordeling van de gedaagde tot betaling van Afl. 13.418,-, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde heeft verweer gevoerd en zich verzet tegen de hoogte van het gevorderde bedrag, alsook een beroep gedaan op verjaring van een deel van de vordering. In de repliek heeft Island Finance haar vordering verder toegelicht en de gedaagde heeft haar bezwaren prijsgegeven.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vordering van Island Finance toewijsbaar is, aangezien de gedaagde in gebreke is gebleven met de nakoming van haar verplichtingen. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen wegens gebrek aan bewijs van gemaakte kosten. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is uitgesproken op 2 december 2020 door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in het Gerecht.

Uitspraak

Vonnis van 2 december 2020
Behorend bij AUA201902367
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
hierna te noemen: Island Finance,
te Aruba,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[gedaagde],
te Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek tevens houdende akte ter vermindering van eis;
- de schriftelijke mededeling van referte zijdens [gedaagde] op de rol van 21 oktober 2020.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 28 oktober 2010 zijn Island Finance en [gedaagde] een overeenkomst van verbruikleen aangegaan, waarbij zij zijn overeengekomen dat [gedaagde] een bedrag van Afl. 10.600,48 ter leen van Island Finance ontvangt en zij zich verbindt om een bedrag van Afl. 17.661,12 in 48 maandelijkse termijnen van Afl. 367,94 aan Island Finance terug te betalen.
2.2
Bij brief van 7 augustus 2018 heeft Brown advocaten [gedaagde] te kennen gegeven dat per die datum aan haar ter incasso ter hand is gesteld de vordering van Island Finance op haar van Afl. 15.069,51, vermeerderd met de wettelijke rente per maand vanaf 13 november 2014, vermeerderd met 5% boeterente over de onbetaald gebleven termijnen en vermeerderd met 15% buitengerechtelijke incassokosten ter zake aan hem in verbruikleen gegeven gelden.

3.HET GESCHIL EN DE BEOORDELING DAARVAN

3.1
Island Finance vordert – na wijzing van eis – uitvoerbaar bij voorraad – [gedaagde] te veroordelen te betalen de som van Afl. 13.418,-, vermeerderd met de wettelijke rente over de openstaande hoofdsom per 13 november 2014 tot de dag der algehele voldoening, waarbij na iedere betaling na 13 november 2014 slechts nog rente verschuldigd is over de resterende hoofdsom, en vermeerderd met de overeengekomen en gemaakte buitengerechtelijke incassokosten naar rato van 1½ punt van het liquidatietarief in eerste aanleg verschuldigd ad Afl. 1.500,-, en [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de beslagkosten.
3.2
Aan deze vordering legt Island Finance ten grondslag dat dat zij aan [gedaagde] gelden in verbruikleen heeft verstrekt, dat [gedaagde] te kort geschoten is in de nakoming van haar terugbetalingsverplichtingen en dat zij in verband daarmee kosten heeft gemaakt.
3.3
Bij verweer heeft [gedaagde] zich verzet had tegen de hoogte van het door Island Finance gevorderde bedrag en een beroep gedaan op verjaring van een gedeelte van de vordering. Bij conclusie van repliek heeft Island Finance het gevorderde bedrag nader uiteengezet en gemotiveerd betwist dat sprake is van verjaring. Hierop heeft [gedaagde] zich gerefereerd, waaruit het Gerecht afleidt dat zij haar bezwaren op deze punten prijsgeeft. De vordering van Island Finance is opeisbaar en [gedaagde] is ook ingebreke met in de nakoming van haar verbintenissen. De vordering is dan ook op na te melden wijze toewijsbaar.
3.4
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, nu onvoldoende is gesteld en gebleken dat deze daadwerkelijk en in redelijkheid zijn gemaakt. Island Finance heeft niet inzichtelijk gemaakt welke incassowerkzaamheden in deze zaak concreet zijn gedaan, afgezien van het verzenden van een aanmaningsbrief aan [gedaagde].
3.5 [
gedaagde] dient, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de proceskosten, gevallen aan de zijde van Island Finance.

5.DE UITSPRAAK

het Gerecht:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Island Finance van een bedrag van van Afl. 13.418,-, vermeerderd met de wettelijke rente over de openstaande hoofdsom per 13 november 2014 tot de dag der algehele voldoening, waarbij na iedere betaling na 13 november 2014 slechts nog rente verschuldigd is over de resterende hoofdsom;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Island Finance worden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 205,- aan explootkosten en Afl. 2.000,- (2 punten in tarief 4) aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 2 december 2020 in aanwezigheid van de griffier.