ECLI:NL:OGEAA:2020:521

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
AUA201703606
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van het nog onverdeelde deel van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap

In deze civiele zaak, uitgesproken door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 2 december 2020, betreft het de verdeling van het nog onverdeelde deel van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen de partijen, die op 15 december 1995 met elkaar zijn gehuwd. De echtscheiding werd uitgesproken op 28 november 2016, en de verdeling van de gemeenschap werd gelast. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.M. Malmberg, vorderde de verdeling van de gemeenschap, terwijl de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. G.L. Griffith, verweer voerde en ook reconventionele vorderingen indiende. De procedure omvatte verschillende conclusies en een comparitie van partijen, waarbij de rechter de zaak overnam van een collega die niet langer aan het Gerecht verbonden was. De rechter verleende aan de eiseres verlof tot kosteloos procederen, gezien haar financiële situatie. De uitspraak bevatte gedetailleerde overwegingen over de verdeling van diverse vermogensbestanddelen, waaronder de netto verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning, voertuigen, een eenmanszaak en andere activa. De rechter oordeelde dat de gedaagde een gebruiksvergoeding verschuldigd was aan de eiseres voor het gebruik van de woning na de echtscheiding. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling, waarbij partijen werden uitgenodigd voor een comparitie om nadere inlichtingen te verstrekken en een minnelijke regeling te treffen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige en eerlijke verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, rekening houdend met de belangen van beide partijen.

Uitspraak

Vonnis van 2 december 2020
Behorend bij A.R. nr. AUA201703606
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 23 januari 2019 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 27 februari 2019. Partijen zijn ter zitting verschenen samen met hun respectieve gemachtigde, en hebben het woord gevoerd. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de conclusie van repliek in conventie tevens houdende een wijzing van eis met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, met producties;
- de op 17 juni 2020 genomen conclusie van dupliek in reconventie.
1.2
In verband met de omstandigheid dat de rechter die deze zaak tot en met 27 februari 2019 behandelde niet langer is verbonden aan dit Gerecht, heeft ondergetekende rechter de zaak overgenomen. In dat verband hebben partijen recht op een comparitie van partijen, ter kennismaking met de nieuwe rechter en de zaak waar nodig met hem te bespreken alvorens door hem vonnis wordt gewezen. Desgevraagd hebben (de gemachtigden van) partijen telefonisch aan de griffier van dit Gerecht verklaard af te zien van dat aan hen toekomende recht.
1.3
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

in conventie

2.1
Naast verlof tot kosteloos procederen vordert [eiseres] na toegelaten wijziging van eis dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
-de verdeling gelast of vaststelt van het nog onverdeelde deel van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen (hierna: de gemeenschap) overeenkomstig het in de conclusie van repliek in conventie omschreven voorstel van [eiseres];
2.2 [
gedaagde] voert verweer.
in reconventie
2.3 [
gedaagde] vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zo het begrijpt:
a. de in de conclusie van eis in reconventie onder randnummers 4. en 5. vermelde geldleningen/schulden aan [gedaagde] toebedeeld en bepaalt dat [eiseres] ten titel van overbedeling de helft van die leningen/schulden dient te betalen aan [gedaagde];
b. bepaalt dat in geval [gedaagde] enig bedrag verschuldigd blijkt te zijn uit hoofde van de te gelasten of vast te stellen verdeling van het nog onverdeelde deel van de gemeenschap hij dat bedrag op de voet van het derde lid van artikel 3:185 BW in termijnen mag voldoen aan [eiseres];
c. te dezen enige andere juist voorkomende beslissing neemt.
2.4 [
eiseres] voert verweer en concludeert dat [gedaagde] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte, althans tot afwijzing daarvan, kosten rechtens.
in conventie en in reconventie
2.5
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

in conventie en in reconventie

3.1
De aard van het geschil in conventie en die van het geschil in reconventie brengen mee dat die geschillen gezamenlijk besproken kunnen en zullen worden.
3.2
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat [gedaagde] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn reconventionele vorderingen. Het reconventionele ontvankelijkheidsverweer van [eiseres] wordt daarom verworpen.
3.3
Uit het door [eiseres] overgelegde door de bevoegde instantie aan haar verstrekte bewijs van onvermogen blijkt dat zij de kosten van deze procedures niet kan dragen. Aan [eiseres] zal daarom verlof tot kosteloos procederen worden verleend.
3.4
Vast staat tussen partijen in elk geval het volgende. Partijen zijn op 15 december 1995 met elkaar gehuwd in de algehele gemeenschap van goederen. Op 28 november 2016 is door dit Gerecht bij beschikking de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, en is tevens de verdeling van de gemeenschap gelast. Die echtscheidingsbeschikking is op 12 maart 2017 ingeschreven in het daartoe bestemde openbare register. Van de nog tussen partijen te verdelen gemeenschap maken de volgende vermogensbestanddelen deel uit:
i. de netto verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning van partijen ad Afl. 106.631,42 (van de bruto verkoopopbrengst ad Afl. 208.000,-- is onder meer de hypothecaire restschuld van partijen ad Afl. 78.100,74 afbetaald);
ii. de eenmanszaak Jelray Charters and Tours en de schulden van die zaak;
iii. de tourvergunningen T-275 en T-318;
iv. de voormalige inboedel van de voormalige echtelijke woning van partijen (hierna: de inboedel, en: de woning);
v. de bij partijen genoegzaam bekende auto van het merk Hyundai;
vi. de bij partijen genoegzaam bekende auto van het merk Nissan;
vii. het bij partijen genoegzaam bekende jacht (zijnde een boot).
3.5
In het licht van vorenstaande heeft [gedaagde] onbestreden gesteld dat van de nog te verdelen gemeenschap ook een belastingschuld ad Afl. 27.327,12 deel uitmaakt. Die schuld zal daarom in de verdeling worden betrokken, in die zin dat die zal worden toebedeeld aan [gedaagde] waardoor [eiseres] de helft van dat bedrag, te weten (27.327,12 : 2 =) Afl. 13.663,56 verschuldigd is aan [gedaagde].
3.6
Bij gelegenheid van eis in reconventie heeft [gedaagde] gesteld dat van de gemeenschap ook deel uitmaken schulden aan de zus van [gedaagde] uit hoofde van door haar aan [gedaagde] verstrekte geldleningen in totaal ad Afl. 62.345,70. Die met een verklaring van die zus van [gedaagde] onderbouwde door [eiseres] bestreden stelling mist naar het oordeel voldoende feitelijke onderbouwing, en wordt daarom gepasseerd. Niet gesteld is immers wanneer precies - en dat is relevant voor de vaststelling of die beweerdelijke schulden al dan niet deel uitmaken van de gemeenschap - die geldleningen door bedoelde zus zouden zijn verstrekt, en dat blijkt ook niet uit haar verklaring. Daar komt nog bij dat [eiseres] bij gelegenheid van antwoord in reconventie heeft gesteld dat sprake is van een gelegenheidsverklaring van bedoelde zus om ervoor te zorgen dat haar broer, [gedaagde] dus, zo min mogelijk aan [eiseres] hoeft te betalen uit hoofde van de onderhavige verdeling. Die stelling heeft [eiseres] bij gelegenheid van repliek in reconventie niet bestreden, waardoor die vast komt te staan. Dit één en ander brengt mee dat de hiervoor onder a. omschreven reconventionele vordering van [gedaagde] bij nog te wijzen eindvonnis zal worden afgewezen.
3.7
Niet in geschil is tussen partijen dat [gedaagde] anders dan [eiseres] vanaf 1 juni 2016 tot aan de verkoop daarvan, ofwel tot april 2019, in de woning heeft gewoond. Dat brengt met zich dat [gedaagde] gerekend vanaf de datum echtscheiding, 12 maart 2017 dus, een vergoeding verschuldigd is voor het gebruik van de het aan [eiseres] toebehorende deel in de woning gedurende 24,5 maanden. Voor de berekening van die vergoeding wordt als waarde van de woning de bruto verkoopopbrengst daarvan in aanmerking genomen, ofwel Afl. 208.000,--. Op jaarbasis is [gedaagde] een gebruiksvergoeding van 4% van de helft van dat bedrag verschuldigd aan [eiseres], ofwel (104.000 x 4% =) Afl. 4.160,--, ofwel per maand (4.160 : 12 =) Afl. 346,67. Aldus is [gedaagde] in totaal (24,5 x 346,67 =) Afl. 8.493,42 verschuldigd aan [eiseres] uit hoofde van vergoeding voor het gebruik van ook het aandeel van [eiseres] in de woning.
3.8
Ter zake van de inboedel wordt het volgende overwogen, waarbij voorop wordt gesteld dat de waarde daarvan kennelijk van geen of geringe betekenis is nu partijen geen waarde kenbaar hebben gemaakt en evenmin hebben voorgesteld dat die waarde moet worden vastgesteld door een taxateur. De tot bedoelde inboedel toebehorende zaken die [eiseres] mogelijk (al dan niet middellijk via een derde) onder zich heeft worden aan haar toebedeeld en de tot de inboedel behorende zaken die [gedaagde] mogelijk (al dan niet middellijk via een derde) onder zich heeft worden aan hem toebedeeld, zonder dat partijen te dezen iets verschuldigd zijn aan elkaar.
3.9
De hiervoor onder v. vermelde auto van het Merk Hyundai zal worden toebedeeld aan [gedaagde], terwijl [gedaagde] te dezen niets verschuldigd is aan [eiseres] uit hoofde van overbedeling.
3.1
De hiervoor onder vi. vermelde auto van het merk Nissan zal worden toebedeeld aan [eiseres], terwijl [eiseres] te dezen niets verschuldigd is aan [gedaagde] uit hoofde van overbedeling.
3.11
De hiervoor onder ii. vermelde eenmanszaak en de schulden daarvan alsmede de hiervoor onder iii. vermelde vergunningen zullen worden toebedeeld aan [gedaagde], terwijl partijen dienaangaande niets verschuldigd zijn aan elkaar uit hoofde van overbedeling.
3.12
Partijen zijn ieder voor de helft gerechtigd tot de hiervoor onder i. vermelde netto verkoopopbrengst van de woning. Die aan partijen toekomende respectieve gelijke bedragen zullen bij gelegenheid van eindvonnis in de alsdan uit te voeren verrekeningen worden betrokken.
3.13.1
Ter zake van het hiervoor onder vii. vermelde jacht wordt het volgende overwogen. Uit de stellingen van [eiseres] volgt dat zij zich op het standpunt stelt dat het jacht een waarde heeft van Afl. 53.315,71, zijnde de helft van de netto verkoopopbrengst van de woning, en in dat verband stelt [eiseres] voor dat het jacht aan [gedaagde] wordt toebedeeld en dat hij uit hoofde van overbedeling (53.315,71 : 2 =) Afl. 26.657,86 verschuldigd is aan [eiseres]. [gedaagde] stelt echter dat de waarde van het jacht hooguit Afl. 10.000,-- bedraagt. Het Gerecht is voornemens om het jacht aan [eiseres] toe te delen, die dan uit hoofde van overbedeling Afl. 5.000,-- verschuldigd is aan [gedaagde]. [gedaagde] wordt daardoor niet benadeeld (hij krijgt immers het aan hem toekomende deel van wat het jacht volgens hem nog waard is), en [eiseres] kan in het licht van de door haar gestelde waarde van het jacht evenmin zeggen dat zij door de mogelijke toebedeling van het jacht aan haar tekort wordt gedaan.
3.13.2
In voormelde stand van zaken met betrekking tot het jacht ziet het Gerecht aanleiding om een comparitie van partijen te gelasten ter verkrijging van nadere inlichtingen en/of ter beproeving van een minnelijke regeling op dit punt. Partijen kunnen zich alsdan uitlaten over het hiervoor omschreven voornemen van het Gerecht. Als partijen of één van hen een andere dan die verdeling voorstaat, dienen zij dat ter zitting met verificatoire cijfers (ter zake van de actuele marktwaarde van het jacht) onderbouwd kenbaar te maken aan het Gerecht. Als partijen of één van hen wensen dat de actuele marktwaarde van het jacht alsnog door een door het Gerecht te benoemen taxateur wordt vastgesteld, dienen zij ter comparitie ieder voor zich maximaal drie namen van mogelijk in te schakelen taxateurs van goede naam en faam kenbaar te maken aan het Gerecht.
3.14
Partijen dienen in persoon ter comparitie te verschijnen, desgewenst met hun gemachtigden. Als een partij niet verschijnt kan het Gerecht daaraan het gevolg verbinden – ook in het nadeel van die partij – dat het passend vindt.
3.15
De partij die zich bij de comparitie op schriftelijke (bewijs)stukken wil beroepen, dient die stukken op de derde werkdag voor de dag van de zitting in fotokopie aan zijn wederpartij en aan het Gerecht over te leggen.
3.16
Voor de comparitie wordt in beginsel één uur uitgetrokken. Partijen kunnen hun zaak ter comparitie vijf minuten bepleiten. Als een partij de vastgestelde spreektijd overschrijdt, kan de rechter haar het woord ontnemen.
3.17
De partij die is verhinderd om op de hierna te bepalen datum en tijdstip ter zitting te verschijnen, dient binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis per brief aan de rechter om uitstel te verzoeken. Bij dat verzoek moeten ook de verhinderdata worden opgegeven van alle partijen en hun gemachtigden gedurende de drie komende maanden. Indien niet binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis om uitstel is verzocht, zal nog slechts uitstel worden verleend in geval van overmacht. In dat geval dient de partij die wegens overmacht is verhinderd te verschijnen, onmiddellijk na het intreden daarvan per brief de rechter gemotiveerd om uitstel te verzoeken.
3.18
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
in conventie en in reconventie
-gelast een verschijning van partijen voor het geven van inlichtingen en/of treffen van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. A.H.M. van de Leur, op
maandag 1 februari 2021 om 10.00 uurin zaal B van het in Aruba te J.G. Emanstraat nr. 51 gelegen gerechtsgebouw;
-bepaalt dat de partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn, desgewenst samen met gemachtigden;
-verleent aan [eiseres] verlof tot kosteloos procederen;
-houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 2 december 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 2 december 2020
Instantie: gerecht in eerste aanleg van Aruba
Zaaknummer: A.R. nr. AUA201703606
Inhoudsindicatie: Civiel. Verdeling van het nog onverdeelde deel van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: