ECLI:NL:OGEAA:2020:535

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
AUA202002601
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kostenveroordeling in een procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de stichting FUNDACION PARLAMENTO HUBENIL ARUBA (hierna: de stichting) op 1 december 2020 een beschikking gekregen in een procedure die begon met een verzoekschrift op 20 oktober 2020. De stichting had een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend, maar trok dit verzoek in na nieuwe feiten die zich voordeden na de mondelinge behandeling op 10 november 2020. De gedaagde, [naam gedaagde], had verzocht om de stichting te veroordelen in de kosten van de procedure, die door haar werden begroot op Afl. 4.000,00 aan salaris van de gemachtigde.

Het gerecht heeft beoordeeld of de gedaagde recht heeft op een veroordeling van de stichting in de proceskosten, ondanks het intrekken van het verzoek door de stichting. Het gerecht oordeelde dat de gedaagde haar verzoek tot proceskostenveroordeling kon handhaven, ook al was het verzoek tot ontbinding ingetrokken. Het gerecht baseerde zijn oordeel op de analogie van artikel 208 Rv., waarbij werd vastgesteld dat de stichting veroordeeld moest worden tot vergoeding van de door de gedaagde gemaakte kosten van de procedure.

De rechter concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een volledige vergoedingsplicht voor de stichting rechtvaardigden. De kosten aan de zijde van de gedaagde werden vastgesteld op Afl. 2.500,00 aan salaris van de gemachtigde, conform het liquidatietarief. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J. Verhoeven en vond plaats op 1 december 2020.

Uitspraak

Beschikking van 1 december 2020
Behorend bij AUA202002601
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de stichting
FUNDACION PARLAMENTO HUBENIL ARUBA,
te Aruba,
EISERES,
hierna ook te noemen: de stichting,
gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Emerencia,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: [naam gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift d.d. 20 oktober 2020 met producties;
- de e-mail d.d. 5 november 2020 van de gemachtigde van verzoeker aan het gerecht met producties;
- het verweerschrift d.d. 6 november 2020 met producties;
- de mondelinge behandeling van 10 november 2020, waar partijen onder overlegging van een pleitnota hun standpunten nader hebben toegelicht.
1.2
De zaak is vervolgens aangehouden teneinde partijen de gelegenheid te geven om in onderling overleg een minnelijke regeling te bereiken. In een e-mail van 19 november 2020 aan het gerecht heeft de gemachtigde van stichting vervolgens bericht dat het verzoek tot ontbinding wordt ingetrokken, omdat [naam gedaagde] in de periode na de mondelinge behandeling wegens nieuwe feiten op staande voet is ontslagen. [Naam gedaagde] heeft het gerecht verzocht om de stichting bij beschikking in de kosten van deze procedure te veroordelen, waarbij zij tevens heeft verzocht om de stichting in de daadwerkelijk aan de zijde van [naam gedaagde] gemaakte kosten te veroordelen, welke door haar worden begroot op Afl. 4.000,00 aan salaris van gemachtigde.

2.DE BEOORDELING

2.1
Het gerecht zal als eerste de vraag beoordelen of [naam gedaagde] na het intrekken van het verzoek door de stichting aanspraak kan maken op een veroordeling van de stichting in de proceskosten, nu voor onderhavige op de voet van de artikel 429a e.v. Rv. gevoerde procedure een soortgelijke regeling zoals neergelegd in artikel 208 Rv. met betrekking tot de procedures die in een vonnis eindigen, ontbreekt. Het gerecht oordeelt daaromtrent als volgt.
2.2
In het verweerschrift heeft [naam gedaagde] verzocht om de stichting in de kosten van de procedure te veroordelen. Een intrekking van het door de stichting gedane verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan niet meebrengen dat op een door [naam gedaagde] reeds voor de intrekking gedaan verzoek tot veroordeling in de proceskosten, niet meer behoeft te worden beslist. [naam gedaagde] is dus bevoegd om haar verzoek tot een proceskostenveroordeling te handhaven en het gerecht zal alsnog een inhoudelijke beslissing moeten geven op het verzoek.
2.3
Het gerecht is van oordeel, naar analogie van het bepaalde in artikel 208 Rv., dat een intrekking van het verzoek door de stichting, waardoor zij dus niet langer aanspraak maakt op toewijzing van het verzochte waartegen [naam gedaagde] verweer heeft gevoerd, meebrengt dat de stichting veroordeeld dient te worden tot vergoeding van de door [naam gedaagde] gemaakte kosten van de procedure. Hierna zal dan ook dienovereenkomstig worden beslist.
2.4
Het gerecht ziet geen grond om de stichting te veroordelen tot de daadwerkelijk gemaakte kosten. Een volledige vergoedingsplicht ter zake van proceskosten is weliswaar denkbaar, doch alleen in ‘buitengewone omstandigheden’, waarbij dient te worden gedacht aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad. Daarvan is sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM (HR 6 apr 2012; ECLI:NL:HR:2012:BV7828 en HR 15 sep 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360). Dat in deze zaak van dergelijke omstandigheden sprake is, is niet gebleken.
2.5
Het gerecht zal de kosten aan de zijde van [naam gedaagde] conform het liquidatietarief begroten op Afl. 2.500,00 aan salaris van gemachtigde (2 punten van liquidatietarief 5).

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
3.1
verstaat dat de stichting het verzoek tot ontbinding heeft ingetrokken;
3.2
veroordeelt de stichting in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [naam gedaagde] worden begroot op Afl. 2.500,00 aan salaris van de gemachtigde;
3.3
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 1 december 2020 in aanwezigheid van de griffier.