ECLI:NL:OGEAA:2020:546

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
AUA201500272
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van gemeenschap in een civiele procedure met betrekking tot huurpenningen, hypothecaire verplichtingen en onroerend goed

In deze civiele zaak, uitgesproken door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 9 december 2020, betreft het een geschil tussen twee partijen over de verdeling van een gemeenschap. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaten, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die ook in Aruba woont. De procedure heeft een verloop gekend dat onder andere een tussenvonnis op 15 april 2020 omvatte, waarin partijen zijn gehoord op een comparitie. De eiseres heeft verklaard dat zij vanaf 11 januari 2016 tot en met september 2020 een totaalbedrag van Afl. 155.900,-- aan huur heeft ontvangen uit de verhuur van appartementen, wat door de gedaagde is erkend. De rechter heeft bepaald dat de eiseres de helft van dit bedrag, Afl. 77.950,--, aan de gedaagde moet betalen, vermeerderd met de huurpenningen die zij mogelijk vanaf oktober 2020 nog zal ontvangen.

Daarnaast is er een hypothecaire schuld vastgesteld, waarbij de eiseres heeft verklaard dat zij deze verplichtingen altijd heeft voldaan. De gedaagde is verplicht om de helft van de door de eiseres betaalde hypothecaire aflossingen, Afl. 20.858,34, aan haar te vergoeden. Ook is er een vergoeding vastgesteld voor het gebruik van de echtelijke woning, die de eiseres sinds 4 april 2013 heeft bewoond. De rechter heeft bepaald dat de eiseres Afl. 28.649,70 aan de gedaagde moet betalen voor het gebruik van de woning, plus een maandelijkse vergoeding voor elke maand na september 2020.

Ten slotte heeft de rechter besloten dat het onroerend goed verkocht moet worden, met een bodemprijs van Afl. 340.000,--, en dat de netto-opbrengst gelijkelijk tussen partijen verdeeld zal worden. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 9 december 2020
Behorend bij A.R. no. 2000 van 2015/AUA201500272
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[EISERES],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [Eiseres],
gemachtigden (tot 27 september 2018): de advocaten mrs. M.M.M.C. Ecury, en S.M. Paesch, vanaf 13 mei 2020 de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [Gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. H.F. Falconi.
1. DE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure tot 15 april 2020 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 7 september 2020. [Eiseres] is toen verschenen bij haar gemachtigde, en [gedaagde] is verschenen samen met zijn gemachtigde. Partijen hebben het woord gevoerd en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2 Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het Gerecht volhardt in zijn in de tussenvonnissen neergelegde overwegingen en beslissingen.
2.2
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 2.5 van het tussenvonnis van 15 april 2020 wordt het volgende verder overwogen. [Eiseres] heeft ter zitting verklaard dat zijn vanaf 11 januari 2016 tot en met september 2020 Afl. 96.500,-- aan huur heeft ontvangen uit hoofde van de verhuur van de appartementen. [Gedaagde] is akkoord gegaan met die opgave, waardoor die vast komt te staan. Aldus komt vast te staan dat [eiseres] vanaf 4 maart 2014 tot en met september 2020 in totaal (59.400,-- + 96.500,-- =) Afl. 155.900,-- aan huur heeft ontvangen. Die huurpenningen vermeerderd met de mogelijke huurpenningen die zij vanaf oktober 2020 nog ontvangt zullen worden toebedeeld aan [eiseres]. [Eiseres] is dienaangaande de helft van voormeld bedrag, te weten (155.900,-- : 2 =) Afl. 77.950,--, verschuldigd aan [gedaagde], te vermeerderen met telkens de helft van de mogelijk vanaf oktober 2020 door [eiseres] ontvangen en nog te ontvangen huur voor de appartementen.
2.3
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 2.6 van het tussenvonnis van 15 april 2020 wordt het volgende verder overwogen. [Eiseres] heeft ter zitting verder verklaard dat (1) het saldo van de hypothecaire schuld van partijen op of omstreeks 4 april 2013 Afl. 47.341,90 bedroeg, (2) zij na 11 januari 2016 tot en met begin september 2020 de hypothecaire verplichtingen van partijen altijd heeft betaald, (3) zij tot aan begin september 2020 in totaal Afl. 41.716,68 heeft afgelost van die schuld, en (4) dat het saldo van die schuld per begin september 2020 Afl. 5.625,22 bedraagt. Met die verklaringen is [gedaagde] akkoord gegaan, zodat ze vast komen te staan. Uit dit één en ander volgt dat [gedaagde] de helft van hetgeen [eiseres] vanaf 4 april 2013 tot en met begin september 2020 heeft betaald aan hypothecaire aflossingen verschuldigd is aan [eiseres], te vermeerderen met de helft van hetgeen [eiseres] vanaf oktober 2020 telkens nog aan aflossingen heeft betaald. Aldus is [gedaagde] (41.716,68 : 2 =) Afl. 20.858,34 verschuldigd aan [eiseres], te vermeerderen met de helft van hetgeen [eiseres] vanaf oktober 2020 telkens nog aan aflossingen heeft betaald.
2.4
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 2.7 van het tussenvonnis van 15 april 2020 wordt het volgende verder overwogen. [Eiseres] heeft ter zitting verklaard dat zij vanaf 4 april 2013 in totaal Afl. 3.398,-- aan erfpachtcanon/grondbelasting tot en met 2019 heeft betaald met betrekking tot het onroerend goed, en dat de premies voor de verzekering van het onroerend goed deel uitmaken van de hypotheekschuld. Aldus is [gedaagde] (3.398,-- : 2 =) Afl. 1.699,-- verschuldigd aan [eiseres]. Partijen dienen mogelijke nog te betalen erfpachtcanon/grondbelasting over 2020 en verder ieder voor de helft te dragen.
2.5
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 2.3 van het tussenvonnis van 15 april 2020 wordt het volgende ter zake van vergoeding voor het gebruik van de echtelijke woning van partijen (hierna: de woning) verder overwogen. Vast staat dat [eiseres] anders dan [gedaagde] vanaf 4 april 2013 het voorgezet gebruik heeft van de woning, waaronder begrepen het 50%-aandeel van [gedaagde] in de woning. Voor het gebruik van dat aandeel is [eiseres] een vergoeding verschuldigd aan [gedaagde]. Die vergoeding bedraagt op jaarbasis 4% van de helft van de vaststaande actuele waarde van de woning, ofwel (191.000,-- : 2 =) 95.500,-- x 4% = Afl. 3.820,--. Dat komt maandelijks neer op een vergoeding van (3.820,-- : 12 =) Afl. 318,33. Gerekend vanaf 4 april 2013 tot en met begin september 2020 is [eiseres] (90 maanden x 318,33 =) Afl. 28.649,70 verschuldigd aan [gedaagde], te vermeerderen met Afl. 318,33 voor iedere na september 2020 gelegen maand dat [eiseres] anders dan [gedaagde] de woning in gebruik heeft.
2.6
Ter zake van het onroerend goed wordt het volgende verder overwogen. [Gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat hij niet in staat is om [eiseres] als het ware uit het onroerend goed te kopen tegen een bedrag van Afl. 190.000,--, zijnde de helft van de actuele vrije marktwaarde daarvan. Dat betekent dat het onroerend goed verkocht moet worden teneinde de netto verkoopopbrengst gelijkelijk te verdelen tussen partijen. Partijen zijn akkoord ter zake van de makelaar waar het onroerend goed in de onderhandse verkoop wordt gezet, te weten Prima Casa Real Estate. Het Gerecht zal aldus beslissen. Partijen zijn verder akkoord dat de termijn waarin het onroerend goed onderhands kan worden verkocht 10 maanden bedraagt, gerekend vanaf de uitspraak van dit vonnis, en dat de bodemprijs waarvoor het verkocht moet worden zodra die prijs of meer dan dat wordt geboden door een derde Afl. 340.000,-- bedraagt. Het Gerecht zal aldus beslissen, en daarbij bepalen dat na ommekomst van die termijn ieder der partijen bevoegd is om het onroerend goed zonder toestemming van de ander in het openbaar (op de veiling/findishi) te doen verkopen. Dat laat overigens onverlet dat partijen na ommekomst van voormelde periode het onroerend goed nog steeds onderhands mogen en kunnen verkopen.
2.7
Al het vorenstaande leidt tot de volgende uitspraak, waarbij heeft te gelden dat het Gerecht in de aard van de procedure aanleiding ziet om de proceskosten te compenseren tussen partijen als na te melden. Het Gerecht zal voorts bepalen dat de hierna vermelde te betalen bedragen worden betaald door middel van verrekening met de netto-opbrengst van de verkoop van het onroerend goed als na te melden

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
3.1.1
deelt toe aan [eiseres] de door haar ontvangen huurpenningen van de appartementen over de periode vanaf 4 maart 2013 tot en met september 2020 ad Afl. 155.900,--, te vermeerderen met de huurpenningen die zij mogelijk vanaf oktober 2020 heeft ontvangen en nog zal ontvangen;
3.1.2
veroordeelt [eiseres] om ten titel van overbedeling te betalen aan [gedaagde]
Afl. 77.950,--, te vermeerderen met tekens de helft van de mogelijk vanaf oktober 2020 door [eiseres] ontvangen huur voor de appartementen, en bepaalt dat betaling zal plaatsvinden door middel van verrekening met het aan [eiseres] toekomend deel van de netto-opbrengst van de verkoop van het onroerend goed;
3.2
veroordeelt [gedaagde] om ten titel van verrekening aan [eiseres] te betalen
Afl. 20.858,34, te vermeerderen met de helft van hetgeen [eiseres] vanaf oktober 2020 telkens nog aan hypothecaire aflossingen heeft betaald, en bepaalt dat betaling zal plaatsvinden door middel van verrekening met het aan [gedaagde] toekomend deel van de netto-opbrengst van de verkoop van het onroerend goed;
3.3
veroordeelt [gedaagde] om ten titel van verrekening aan [eiseres] te betalen
Afl. 1.699,-- ter zake van erfpachtcanon/grondbelasting tot en met 2019, en bepaalt dat betaling zal plaatsvinden door middel van verrekening met het aan [gedaagde] toekomend deel van de netto-opbrengst van de verkoop van het onroerend goed;
3.4
bepaalt dat partijen erfpachtcanon/grondbelasting over 2020 en mogelijk verder ieder voor gelijke delen moeten betalen;
3.5
veroordeelt [eiseres] om ten titel van vergoeding voor het voortgezet gebruik van de woning vanaf 4 april 2013 tot en met september 2020 aan [gedaagde] te betalen Afl. 28.331,37, te vermeerderen met Afl. 318,33 voor ieder na september 2020 gelegen maand dat [eiseres] anders dan [gedaagde] de woning in gebruik heeft, en bepaalt dat betaling zal plaatsvinden door middel van verrekening met het aan [eiseres] toekomend deel van de netto-opbrengst van de verkoop van het onroerend goed;
3.6.1
bepaalt dat de woning moet worden verkocht teneinde de netto verkoopopbrengst daarvan bij helfte te verdelen tussen partijen (met inachtneming van voormelde over en weer tussen partijen te verrekenen bedragen);
3.6.2
bepaalt voorts dat de woning onderhands mag worden verkocht gedurende 10 maanden gerekend vanaf de uitspraak van dit vonnis tegen een bodemprijs van
Afl. 340.000,--, voor welke prijs de woning verkocht moet worden zodra die of meer dan dat wordt geboden door een derde;
3.6.3
bepaalt voorts dat de woning bij makelaar Prima Casa Real Estate in de verkoop wordt gezet;
3.6.4
bepaalt verder dat na ommekomst van de hiervoor onder 3.6.2 vermelde termijn ieder der partijen bevoegd is om de woning zonder toestemming van de ander in het openbaar (op de veiling/findishi) te doen verkopen;
3.7
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.8
compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 9 december 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 9 december 2020
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: A.R. nr. AUA201500272
Inhoudsindicatie: AR - Civiel – verdeling gemeenschap
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: