ECLI:NL:OGEAA:2020:546
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.H.M. van de Leur
- Rechtspraak.nl
Verdeling van gemeenschap in een civiele procedure met betrekking tot huurpenningen, hypothecaire verplichtingen en onroerend goed
In deze civiele zaak, uitgesproken door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 9 december 2020, betreft het een geschil tussen twee partijen over de verdeling van een gemeenschap. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaten, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die ook in Aruba woont. De procedure heeft een verloop gekend dat onder andere een tussenvonnis op 15 april 2020 omvatte, waarin partijen zijn gehoord op een comparitie. De eiseres heeft verklaard dat zij vanaf 11 januari 2016 tot en met september 2020 een totaalbedrag van Afl. 155.900,-- aan huur heeft ontvangen uit de verhuur van appartementen, wat door de gedaagde is erkend. De rechter heeft bepaald dat de eiseres de helft van dit bedrag, Afl. 77.950,--, aan de gedaagde moet betalen, vermeerderd met de huurpenningen die zij mogelijk vanaf oktober 2020 nog zal ontvangen.
Daarnaast is er een hypothecaire schuld vastgesteld, waarbij de eiseres heeft verklaard dat zij deze verplichtingen altijd heeft voldaan. De gedaagde is verplicht om de helft van de door de eiseres betaalde hypothecaire aflossingen, Afl. 20.858,34, aan haar te vergoeden. Ook is er een vergoeding vastgesteld voor het gebruik van de echtelijke woning, die de eiseres sinds 4 april 2013 heeft bewoond. De rechter heeft bepaald dat de eiseres Afl. 28.649,70 aan de gedaagde moet betalen voor het gebruik van de woning, plus een maandelijkse vergoeding voor elke maand na september 2020.
Ten slotte heeft de rechter besloten dat het onroerend goed verkocht moet worden, met een bodemprijs van Afl. 340.000,--, en dat de netto-opbrengst gelijkelijk tussen partijen verdeeld zal worden. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.